Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Sociale Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Sociale Zaken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir van Dis

II.

Wij laten thans het tweede gedeelte volgen van de rede, welke Ir. van Dis namens de S.G.P. Kamerfractie hield bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

In het begin van dit jaar is er wel een heel zware, nieuwe last bijgekomen, n.I. die, welke de Algemene Ouderdomswet op ons volk legt. Wie anders in staat waa om bijvoorbeeld ƒ 400 per jaar te sparen, wordt dit door deze wet in vele

gevallen onmogelijk gemaakt. Wie weet ook hoevelen geld van de spaarbank hebben moeten halen om aan de geldelijke verplichtingen ingevolge deze wet te voldoen? Wij kunnen op de

onrechtvaardigheden,

welke aan de7.e wet verbonden zijn, niet alle ingaan. Bij de behandeling der wet hebben wij ze meer in den brede genoemd. Slechts op een paar punten willen wij de aandacht vestigen. Wij denken onder meer aan diegenen, die om principiële redenen geen uitkering van deze wet wensen te ontvangen en schrif­

telijk verklaren, dat zij hiervan afzien. Zulk een verklaring baat 'hun echter niets; zij worden door de wet verplicht om de

vereiste belastingen

te betalen. Dit houdt dus in, dat deze personen, die tot hun 65ste jaar tienduizenden guldens moeten betalen, niets, maar dan ook niets van 'het door hen opgebrachte kapitaal terugontvangen, niet omdat de wet hun de uitkering onthoudt, maar omdat zij deze niet kunnen aanvaarden.

Wij hebben de minister verzocht om voor deze personen, evenals dit bij het bedrijfspensioen mogelijk is, een

spaarregeling

in het leven te roepen, waarbij zij op 65-jarige leeftijd in elk geval het door hen opgebrachte geld terugontvangen, doch de minister heeft dit in de Memorie van Antwoord andermaal afgewezen. Dienaangaande verwijst hij naar wat door hem in de Memorie van Antwoord op het ontwerp Algemene Ouderdomswet (blz. 42) omtrent dit punt is gezegd en herhaalt, dat hij een zodanige regeling overbodig acht, omdat de TOJstelling, die zij wegens

gemoedsbezwaren

hebben, niet inhoudt, dat zij hun pensioenrechten verliezen. De belanghebbenden kunnen derhalve, zo verklaart de minister, bij het bereiken van de 65jarige leeftijd of daarna, als zij dit wensen, voor het ouderdomspensioen in aanmerking komen.

Mijnheer de Voorzitter! De minister heeft onze bedoeling blijkbaar niet begrepen. De personen, om wie het hier gaat, wensen n.I. geen ouderdomsuitkering te ontvangen. Zij willen schriftelijk verklaren, dat zij van deze uitkering afzien. Het is dus alleszins

biUijk,

dat zij óf van het betalen van belasting worden vrijgesteld, óf dat voor 'hen een spaarregeling in het leven wordt geroepen, zodat zij — of eventueel hun nabestaande betrekkingen — op de bij de wet bepaalde tijd over het gespaarde de beschikking krijgen. Het feit, dat zij in geen enkele verzekering mogen zijn en voorts het feit, dat het hier om een klein aantal personen gaat, ? ; odat de controle geen bezwaar oplevert, zijn onzes inziens genoegzame waarborgen, dat geen misbruik kan worden gemaakt van een eventuele toekenning van het recht om in geval van gemoedsbezwaren in een spaarregeling te worden opgenomen. De hier in het geding zijnde personen gevoelen het als een

grievend onrecht,

dat de minister dit verzoek afwijst. Wij bepleiten dan ook nogmaals dringend, dat de minister op zijn afwijzende beschikking terugkomt. Evenzo wordt het door anderen, die in de ouderdomswet geen echte verzekeringswet kunnen zien om redenen, waarop wij thans niet behoeven in te gaan, als een onbillijkheid aangemerkt, dat van hen verlangd wordt een formulier te tekenen, waarin zij verklaren gemoedsbezwaren te hebben tegen

alle verzekeringswetten,

waarbij volgens het 'betreffende Koninklijk besluit slechts de wet op de kinderbijslag is uitgezonderd. De minister moge in de Memorie van Antwoord thans opmerken, dat in de betreffende verklaring geen enkele verzekeringswet wordt genoemd, zodat de door hen afgelegde verklaring, voor zoveel hen zelf betreft, geen betrekking op de Algemene Ouderdomswet kan hebben, maar het is tooh een feit, dat, waar alleen de Kinderbijslagwet wordt uitgezonderd, zij door ondertekening van het betreffende formulier verklaren gemoedsbezwaren te hebben ook tegen de Algemene Ouderdomswet, hetgeen door de hierbij betrokken instanties ook alzo wordt opgevat. Daartegen hebben zij

ernstig bezwaar.

Zij zien daarin een eis tot het verklaren van iets, dat tegen hun geweten ingaat. De minister merkt nu voorts wel op, dat er verschil is tussen de Kinderbijslagwet en de Algemene Ouderdomswet, omdat in het eerste geval geen uitkering zou verleend zijn geworden, indien er geen regeling zou zijn getroffen voor degenen, die in de kinderbijslag geen verzekering zien, tei-wijl bij de Algemene Ouderdomswet de pensioenrechten in geen geval worden aangetast, doch hierom gaat het niet. Het gaat hier uitsluitend om het feit, dat men door het ondertekenen van een formulier zich voordoet als iemand, die gemoedsbezwaar heeft tegen een wet, waartegen men dit bezwaar niet heeft. Wij dringen er dan ook bij de minister op aan om te dezen het voorbeeld van minister Drees te volgen en te dezer zake het

betreffende Koninklijke Besluit

en het daarop berustende foiTaulier zodanig te wijzigen, dat het bezwaar vervalt, dat bij velen tegen de huidige procedure blijkt te bestaan. Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, wens ik nog kortelijks een tweetal onderwerj3en te bespreken. Het eerste betreft de verkorting van de arbeidstijd, waarbij velen zo ver willen gaan, gelijk uit het Voorlopig Verslag blijkt, dat zij een werkweek van

vijf dagen

zouden willen ingesteld zien. Wij moeten ons om principiële en maatschappelijke redenen tegen dit streven verklaren. Niet vijf maar zes dagen zijn ons gegeven om arbeid te verrichten en deze Goddelijke instelling behoort gehandhaafd te worden. Bovendien moeten wij ons tegen dit streven verzetten, omdat doorvoering hiervan ons land onnoeme- Ujke schade zou toebrengen. De produktiviteit en de produktie zouden er door verminderen, terwijl er juist op opvoering hiervan wordt aangedrongen, onze concurrentiepositie in het buitenland zou er door worden verzwakt, de export zou er door afnemen met alle nadelige gevolgen voor de positie der handelsbalans. Bovendien zouden de arbeiders hiervan zelf de dupe worden, doordat de werkgelegenheid in groot gevaar zou komen. Wij zouden dan ook bij de minister willen bepleiten te deze niet in te gaan op de in het Voorlopig Verslag naar voren gebrachte verlangens.

Het tweede onderwerp, Mijnheer de Voorzitter, dat ik nog wens te bespreken, betreft de

automatisering.

Hoewel het hiermede in ons land niet zo snel verloopt als in Amerika, moet er toch rekening mede gehouden worden, dat het streven er ook hier te lande op gericht is om al meer en meer tot automatisering over te gaan. De gevolgen hiervan kunnen van verschillende aard zijn. Er kan werkloosheid door ontstaan, maar ook zal de ploegenarbeid er door bevorderd kunnen worden, waarbij men zo ver zou kunnen gaan, dat het verrichten van

arbeid op zondag

verplicht wordt gesteld. Het is zover nog wel niet, gelijk uit de Memorie van Antwoord wel blijkt, daar dit onderwerp zich nog in het stadium van bestudering bevindt, maar toch achten wij het wel van belang, dat de regering vroegtijdig haar standpunt te deze bepaalt en het verrichten van arbeid op zondag zal afkeuren en, als het zover komt, zal verbieden.

Bij het beantwoorden der onderscheidene sprekers richtte de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid zich ook ook tot de afgevaardigde der S.G.P. Na enkele punten, welke door Ir. van Dis ter sprake waren gebracht, te hebben genoemd, merkte de minister op, dat de heer van Dis de algemene zaak een dienst zou bewijzen door 'de Kamer en de minister van zijn program op de hoogte te brengen.

Zodoende zag de heer van Dis zich genoodzaakt om bij de replieken het woord te vragen, temeer ook, omdat de staatssecretaris van Sociale Zaken, dr. van Rhijn, die de kwesties betreffende de sociale wetgeving in zijn beantwoording behandeld had, met geen woord was ingegaan op de door de afgevaardigde der S.G.P. aangevoerde grieven in zake de Algemene Ouderdomswet.

De staatssecretaris was wel ingegaan op wat Ir. van Dis in het midden had toebracht betreffende het afstompen vnn het verantwoordelijkheidsgevoel door de sociale dwangverzekeringswetten. Dienaangaande beweerde mr. dr. van Rhijn, dat van ondermijning van het verantwoordelijkheidsgevoel door deze wetten geen sprake is. Integendeel, het betalen van premie leidt volgens hem juist tot het stimuleren (aankweken) van de verantwoordelijkheid.

In Duitsland denkt men hier echter wel anders over. Daar tooh hebben onlangs zeer deskundige personen op dit gebied verklaard, dat de sociale verzekeringswetten, waarvan men er in Duitsland ook heel wat heeft — de dwangverzekering werd in de vorige eeuw zelfs het eerst onder von Bismarck ingevoerd — het verantwoordelijkheidsbesef sterk hebben ondermijnd.

Door Ir. van Dis werd hierop dan ook gewezen in de navolgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Sociale Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's