Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte" — zo lezsn wij in Spreuken 15 : 6. Deze uitspraak bevat een waarheid, door alle eeuwen bewaarheid, reeds voordat zij in het boek der Spreuken werd te boek gesteld, en ook voor de eeuwen, welke sindsdien verlopen zijn.

In het huis des rechtvaardigen woont toch de vreze des Heeren, welke doet wijken van de strikken des doods en der zonde, daarin woont God de Heere Zelf. God in het hart. God in voorspoed. God in tegenspoed. God in gezonde dagen. God bij ziekte, in leven en in sterven. Daar heeft Hij de rechtvaardige op doen staan uit de dood en in doen gaan in een godzalig leven, leidt Hij hem, bewaart Hij hem, zegent Hij hem, sterkt Hij hem en bereidt Hij hem het eeuwige leven. Wat een grote schat is dit! Is er groter schat, grotere rijkdom? Neen, zo getuigt ieder rechtvaardige, elk kind des Heersn. Inderdaad, dit is een grote schat. Zonder enige beperking, om het even of het huis groot of klein, hoog of laag, veracht of geëerd wordt, met tegenheden bezocht of dat deze het hespaard worden; ja zelfs de verdrukking werkt hem er ten goede. Doch wie gelooft dit nu waarlijk? Wie zoekt deze grote schat? Wie begeert haar zelfs in der waarheid? Wie hongert en dorst er naar? Wie heeft lust de Heere te vrezen? Bij wie wordt zij in het eigen hart gevonden? Want zij zal nimmer in het huis zijn, indien zij in het eigen hart niet aanwezig is. En dit niet bij beschouwing, maar bij beleving, niet als een werk van eigen handen, maar als een genadegift Gods. O, hoe zeer steekt daarbij het huis af, waarin deze grote schat tevergeefs gezocht wordt! Daarin moge al een gefortuneerde man of vrouw, mijnheer of mevrouw, wonen, in een grote behuizing of villa; mogen al kostbare mooie meubels, geld en goed, in overvloedige mate aanwezig zijn, een grote staat gevoerd worden; doch daarvan geldt het te allen tijde: „in des goddelozen inkomst is beroerte", want de Heere, Die in de Zoon Zijns welbehagens, Christus Jezus, de Heere, door Zijn Geest de zegen en het leven gebiedt, woont er niet. Daarin is beroerte in dit leven reeds op menigerlei wijze en in menigerlei zaken; beroerte als straks de dood komt en alle geld en goed, alle wereldse heerlijkheid en begeerlijkheid de bewoner ontvallen. Doch hoewel dit ontegenzeggelijk aldus en niet anders gesteld is, hoe zeer is dit in lijnrechte strijd met de geest onzer eeuw, waarin de schat van de mens verwacht wordt en bij des mensen kind en diens kunnen en willen gezocht wordt, en waarin de vreze des Heeren in het geheel niet als een grote schat gewaardeerd wordt. Vandaar ook dat er in onze dagen zulk een grote beroerte heerst, de vrede en de ware vreugde zo zoek zijn, de aarde met wrevel vervuld is en het onder de volken, trots alle pogingen, welke daartoe aangewend worden, maar niet tot rust komt.

Grote beroerte heerst er in het eigen land ook al door hetgeen er thans in Indonesië plaats vindt; grote beroerte onder de Nederlanders, die gedwongen worden Indonesië te verlaten en met achterlating veelal van huis én have, arm en berooid, naar een hun in vele gevallen vreemd land hebben moetsn vertrekken; grote beroerte heerst er ook al onder de Nederlandse ondernemers, die zich van hun bedrijven in Indonesië op geheel onrechtmatige wijze door de regering aldaar beroofd zien. Dezen hebben protesttelegrammen zowel naar president Soekamo als naar de ministerpresident Djoeanda van Indonesië gezonden. Daarin hebben zij uitgesproken, dat zij zich genoodzaakt zien met klem te protesteren tegen de inbezitneming en onderbeheerstelhng van hun toebehorende bedrijven en tegen andere maatregelen van overeenkomstige strekking, waarbij op last van centrale of lokale overheidsorganen hun eigendomsrechten en vrije bedrijfsuitvoering zijn aangetast door ontneming van vrij beheer en beschikking. Deze belanghebbenden achten bedoelde maatregelen in strijd zowel met de nationale wetgeving van Indonesië, als met de geldende beginselen van het volkenrecht, en wel onder meer omdat: 1. daardoor inbreuk wordt gemaakt op in de artikelen 7 en 8 van de voorlopige grondwet van de repubhek Indonesië vastgelegde fmidamentele menselijke rechten, zomede op het in artikel 26 daarvan verankerde en beschermde recht op eigendom van een ieder, derhalve ook van vreemdelingen, welke rechten alle ook volkenrechtelijk v/orden erkend; 2. voor zover bedoelde maatregelen zijn gegrond op de regeling van de staat van oorlog en van beleg juncto de verordening medewerking bedrijven, de toepassing dezer regeling en verordsning op de wijze, waarop zulks geschied is, niet gerechtvaardigd en onrechtmatig is; 3. onaanvaardbaar en in strijd met elk rechtsbeginsel is het aantasten van de Nederlandse particuliere belangen in Indonesië als middel om het gestelde doel in een politiek konflikt te bereiken; 4. mede door de politieke strekking der desbetreffende maatregelen deze een • discriminatoir karakter dragen. De rechtmatigheid van bovenbedoelde maatregelen betwistend, stellen belanghebbenden, dat deze maatregelen ongedaan gemaakt dienen te worden en de in bezit en in beheer genomen of onder toezicht gestelde bedrijven weder te hunner vrije beschikking en onder 'leiding van de bevoegde vertegenwoordigers der eigenaren dienen te worden gesteld, zulks onder uitdrukkelijk voorbehoud van al hun rechten tot herstel in hun bezit en op vergoeding van de geleden en nog te lijden schade. De inbeslagneming en onderbeheerstelling van de bedrijven en eigsndommen van de Nederlandse eigenaren is inderdaad hoogst onrechtvaardig en onrechtmatig. De socialist de heer Goedhart heeft dit zeer terecht „reine diefstal" genoemd.

Niet alleen onder de genoemde eigenaren heerst er begrijpelijk grote beroerte over de gang van zaken in Indonesië, maar ook zelfs onder de leden der Partij van de Arbeid. Minister Suurhoff verklaarde in een vergadering van die partij, waarin grote onenigheid en verschil van inzicht bij de aldaar aanwezige socialisten bestond ten aanzien van de te volgen gedragslijn betreffende Indonesië, dat hij zeer teleurgesteld was over hetgeen er in Indonesië gebeurd was en gebeurde. Dat het op een grote teleurstelling zou uitlopen tengevolge van de soevereiniteitsoverdracht, liet zich heel gemakkelijk voorzien. De soevereiniteitsoverdracht was onverantwoordelijk, zowel ten opzichte van Nederland als van Indonesië. Het is daarna in Indonesië steeds verder, bergafwaarts gegaan. Dit is zelfs door vooraanstaande Indonesiërs openlijk erkend. Daarvoor werden woor president Soekarno en zijn volgelingen Nederland en Nederlanders steeds aansprakelijk gesteld en als de zondebokken aangewezen. De hetze tegen Nederland en Nederlanders, welke ook al vóór de soevereiniteitsoverdracht in sterke mate gevoerd werd, is door Soekarno en zijn aanhang en ook door de Indonesische regering ten top gedreven. De genomen maatregelen wijzen dit ontegenzeggelijk uit. De uitbanning van de Nederlanders uit Indonesië, de inbeslagneming en onderbeheerstelling van bedrijven en eigendommen, en ook de nadien door de Indonesische regering verscherpte maatregelen tegen de Nederlanders leggen daar esn onwedersprekelijk bewijs van af. Zij zijn echter genomen en daar wordt mede voortgegaan, zelfs al snijdt Indonesië, zoals de vroegere vice-president Mohammed Hatta verklaarde, in het eigen vlees. Heel dit gedrag heeft teweeggebracht, dat er op het ogenblik een chaotische toestand en een grote beroerte onder de Indonesiërs heerst. Vooraanstaande Indonesiërs zijn in verzet gekomen tegen president Soekarno en de Indonesische regering. Het is hierbij zelfs zó ver gekomen, dat de chef-staf van het Indonesische leger, generaal-majoor Nasution, alle militaire bevelhebbers in Indonesië heeft opgedragen de voortvluchtige kolo­ nel Loebis te arresteren als zij hem in hun gebied aantreffen. Loebis, een voormalige vice-chef-staf, is voortvluchtig sedert een mislukte poging om de Indonesische regering omver te werpen in oktober 19.56. Hem wordt ook ten laste gelegd, dat hij betrokken is geweest bij de aanslag op president Soekarno in november 1937. Tevens zou hij volgens persberichten plannen hebben om in 'Sumatra ean nieuwe regering uit te roepen. Hij zou zelfs nog onlangs in Midden-Sumatra besprekingen hierover hebben gevoerd. Ook dit zegt ons, dat er in Indonesië een grote beroerte bestaat. Al is het tot op de dag van heden nog niet gelukt om in de buitengewesten een tegenregering tegen de Indonesische regering te Djakarta te vormen, toch zijn daarin nog altijd grote stromingen aanwezig, welke dit willen.

En niet slechts een vooraanstaand en in vele Indonesische kringen gezaghebbend en invloedrijk man als Loebis is in verzet gekomen, maar ook de goeverneur van de bank van Indonesia, Sjafroeddin, In een open brief aan president Soekarno, aan de minister-president Djoeanda, en aan de waarnemende president Sartono, brieven, welke van gelijke aard en strekking waren en welke in een Indonesisch dagblad zijn verschenen, heeft hij gewaarschuwd, dat Indonesië moet voorkomen, dat wat in Hongarije gebeurd is, ook daarin gebeurt. Hij deed hierin een beroep op alle patriotten om waakzaam te zijn, zodat Indonesië geen Russische satelliet zal worden.

Sjafroeddin vertrok eind vorige maand naar Z.-Sumatra. Hij deelde ook de minister-president Djoeanda schriftelijk mede, dat hij niet bereid is om naar Djakarta terug te keren, omdat hij niet instemt met de tegenwoordige algemene economische en financiële politiek van de regering, en het politiek klimaat in Djakarta hem gesn mogelijkheid biedt tot werken, waarbij hij nadruk er op legde, dat hij als goeverneur van de Bank van Indonesia niet wenst te worden ontslagen en dat hij geen enkele maatregel van de regering om hem te ontslaan rechtsgeldig zal achten.

Volgens Sjafroeddin staat de Indonesische republiek op het ogenblik voor twee mogelijkheden: de vorming van een krachtige nationale regering langs constitutionele weg, of, evenals Janos Kadar in Hongarije deed, om hulp van Rusland en andere communistische landen te vragen, omdat demokratische en beschaafde landen alleen bereid zullen zijn hulp te verlenen aan beschaafde landen. Sjafroeddin, die premier is geweest van de republikeinse noodregering gedurende het laatste jaar van de revolutie, handelde in zijn brieven ook over het verbod, dat de regering op de ruilhandel heeft uitgevaardigd, waarvan hij opmerkt, dat het door de buitengewesten genegeerd zal worden. Hoe kan — zo merkt hij op — de bevolking een verbod worden opgelegd om rijst te eten, die zij door de ruilhandel bekomt, als zij geen rijst krijgt door bemiddeling van de centrale voedselraad? Men kan deze mensen er moeilijk toe bewegen honger en gebrek te lijden, welke er onderscheidene plaatsen in Indonesië geledsn wordt, waar het nodige voedsel ontbreekt en alles bovendien nog zo peperduur is geworden. In dit verband wees hij er met nadruk op, dat het economische leven in Indonesië voor 30 k 40 procent afhankelijk was van de werkzaamheden van Nederlandse handelshuizen, en uitte de waarschuwing, dat economische moeilijkheden, die het gevolg zijn van het stopzetten vain de werkzaamheden der Nederlanders, sterk zullen bijdragen tot de ontbinding van de Indonesische staat en tot afscheidingsbewegingen. Uit al het bovenvermelde blijkt wel over­ duidelijk, dat er in Indonesië een grote beroerte onder de bevolking is, waaruit de communisten munt trachten en zuUen slaan voor het bereiken van hun doeleinden.

Niet alleen in Indonesië doet zich een grote beroerte voor, doch vrijwel op het hele rond der wereld, meer in het bijzonder in het naburige oosten. Daarin toch woedt nog onverzwakt de kamp tussen de oostelijke en de westelijke mogendheden. Te dien aanzien heeft de Amerikaanse minister Dulles, kort vóór hij naar de conferentie van de Bagdadlanden vertrok, nog een verklaring afgelegd, nadat hij geruime tijd met president Eisenhower daarover gesproken had. Hij zeide, dat de Amerikaanse regering zich ernstig bezorgd maakt, gelet op de Bussische dreigementen, over de veiligheid en de economische ontwikkeling van de landen in dit gebied. Vroeger, zo verklaarde hij, was het de dreiging van het tsaristische imperialisme, thans is het de dreiging van het communistische imperialisme, dat een groot gevaar voor de veiligheid en het zelfstandig bestaan van die landen oplevert, waarbij hij beweerde, dat de Russische bewering, dat de Amerikaanse regering de regeringen van het Bagdad-pact zou dwingen om in hun landen Amerikaanse projectielbases te vestigen, onwaar was. Deze bewering was de wereld ingezonden als een propagandamiddel om de Bagdad-regeringen vrees aan te jagen voor Amerika en de vergadering van de regeringen van het Bagdad-pact in verwarring te brengen.

Deze vergadering wordt te Ankara gehoudsn. Aldaar is een aantal commissies van het pact (de mohammedaanse leden, Irak, Jerzië, Pakistan en Turkije) reeds in voorvergadering tezamen gekomen. Er werd aldaar op gewezen, dat er zich in Pakistan op het ogenbhk een Russische handelsmissie bevindt, welke aan Pakistan economische hulp van Rusland heeft aangeboden. Als tegenprestatie is er nu van de zijde van de Amerikaanse regering "aan de Bagdadlanden blijvende steun aangeboden, waarin de regeringen er zich over beklaagd hebben, dat de Amerikaanse steun niet voldoende was. De Amerikaanse regering neemt ten aanzien van het Bagdad-pact een eigenaardige, gereserveerde houding aan. Het Bagdad-pact is op aandrang en met medewerking van haar gesloten. Nochtans is Amerika niet als volwaardig lid tot het pact toegetreden, maar wel van de economische en militaire commissies en van de commissie tot bestrijding van subversieve akties is zij lid. Dulles is dus niet als lid, maar als waarnemer aan de conferentietafel aanwezig; desniettemin is hij de belangrijkste persoon van de conferentie, van wie, naar de mens gesproken, voor esn groot deel zal afhangen hoe de conferentie verloopt en hoe het met het pact in de toekomst zal gaan.

PARTIJBUREAU

KAARTEN EN AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING

Wanneer dit nummer van „De Banier" onder de ogen der lezers komt, zullen ongetwijfeld velen, zo niet allen, die tot heden kaarten en agenda voor de aanstaande Algemene Vergadering, welke D.V. op woensdag 26 februari zal gehouden worden, aanvragen, deze ontvangen hebben. Wie nog kaarten en agenda aanvragen moeten, wordt verzocht dit ten spoedigste te doen, opdat ze ook zo spoedig mogelijk in bezit kunnen zijn. Oranje kaarten voor de twee afgevaardigden van iedere kiesvereniging en witte kaarten voor de leden worden uit de Partijkas betaald, zodat ze gratis verstrekt worden. Voor de agenda moet 5 cent per stuk worden betaald, wat maar zeer weinig is, daar de werkelijke prijs aanmerkelijk hoger ligt. Dit meerdere moet ook uit d« Partijkas bijbetaald worden. Kaarten en agenda moeten uitsluitend bij het Partijbureau, Frankenslag 123, Den Haag, liefst schriftelijk, worden aangevraagd. Men dbe dit op een afzonderlijk briefje en zo kort mogelijk, dus een klein aanloopje en dan direct het aantal kaarten en agenda, onder elkaar geschreven, wat overzichtelijker is. Men sluite bij het aanvragen van de agenda het verschuldigde bedrag aan postzegels bij. Heeft men nog andere mededelingen te doen of vragen te stellen, dan doe men dit op een ander briefje, maar niet in één brief allerlei zaken behandelen oa kaarten met agenda daarin aanvragen. Dit geeft allemaal extra werk, en het Partijbureau heeft het al druk genoeg. Men denke slechts aan de:

CANDIDAATSTELLING VOOR DE STATENVERKIEZINGEN

in de verschillende provincies, behalve Zuid-Holland en Zeeland. Hieraan ij veel te doen geweest en nog is, terwijl wij dit op zaterdag 25 januari schrijven, niet alles gereed. Wel is het leeuwenaandeel verricht. De candidatenlijsten, waarop degenen, die de lijsten in de onderscheidene kieskringen D.V. zullen indienen, een bepaald aantal handtekeningen van kiezers moeten verzamelen, reeds verzonden, nadat daarop eerst ds kandidaten waren vermeld en de koppi-n waren ingevuld.

Ook de bewilligingsverklaringen der candidaten werden reeds verzonden en terugontvangen, terwijl ze ook al geordend zijn naar de kieskringen. Het wachten is op het ogenblik nog op de machtigingen ten behoeve van het plaatsen van de naam der Partij op de candidatenlijst, zodat deze straks op het stembiljet kan worden vermeld. In 1956 werd dit voor het eerst bij da Tweede Kamerverkiezing toegepast en thans heeft dit voor het eerst bij de Statenverkiezingen plaats. Dat gaat echter niet zo maar. Daar zit heel wat aan vast. Eerst moest daartoe vóór uiterlijk 30 december 1.1. een aanvrage worden ingediend door de voorzitters en secretarissen der Provinciale Verenigingen bij het Centraal Stembureau in de onderscheidene, hiervoor in aanmerking komende provincies. Daarbij moest gevoegd worden een machtiging, ondertekend door de voorzitter en secretaris van het Hoofdbestuur der S.G.P. Ook zij, die de lijsten indienen, moeten echter gemachtigd worden om de naam der Partij op de candidatenlijst te plaatsen. De formulieren voor deze machtigingen zijn door het Partijbureau gestencild, ingevuld en van de namen, voorletters en woonplaatsen der candidaten voorzien en daarna ter tekening aan de voorzitters en secretarissen der Provinciale Verenigingen gezonden. Men zie hieruit, dat aan zon candidaatstelling enorm veel werk verbonden is. Bij de Statenverkiezingen nog veel meer dan bij de Kamerverkiezing, omdat men bij de Statenverkiezingen met veel meer kieskringen te maken heeft.

Op het ogenblik zijn degenen, die zich bereid hebben verklaard de lijsten op D.V. dinsdag 11 februari in te dienen, bezig met het verzamelen der handtekeningen. Zij bewijzen hiermede de S.G.P. een grote dienst. Voor al het werk, dat door hen verricht moet worden, brengen wij hun van deze plaats hartelijk dank. We hopen zeer, dat op 11 februari alles in goede orde zal verlopen. Men neme goede nota van de inlichtingen, welke bij het toezenden van de candidatenlijst door het Partijbureau verstrekt zijn en die eventueel nog zullen volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1958

De Banier | 8 Pagina's