Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het eigen land

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vrede tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. is nog steeds niet getekend. De koalitiegenoten zitten elkander nog voortdurend in de haren. Enige tijd geleden richtte Mr. Burger, de fraktievoorzitter van de Tweede Kamer van de P.v.d.A., een aanval op minister Struycken. De voorzitter van de K.V.P., Mr. van Doorn, beantwoordde deze aanval op een vrij vinnige toon, waarbij hij Mr. Burger aan het verstand wüde brengen, dat hij veel beter zijn kritiek op de staatssekretaris van Oorlog, Mr. Kranenburg, had kimnen leveren.

Van kritiek gesproken, deze heeft in de Eerste Kamer bij de behandeling van de begroting van Oorlog en Marine een r.k.. Mr. Dr. de Gou, burgemeester van Venlo, op een heel scherpe wijze op Mr. Kranenburg in diens kwaliteit van staatssekretaris, geleverd. De kritiek van deze K.V.P.-er kwam er onder meer op neer, dat Mr. Kranenburg in de eerste plaats voor hetgeen bij het Direktoraat Materieel Landmacht was voorgevallen verantwoordelijk gesteld moest worden, maar van die verantwoordelijkheid onvoldoende doordrongen is geweest. Hij reisde niet slechts naar Amerika, hetgeen medebracht dat hij bij de behandeling van de vragen van de heer Ritmeester in de Tweede Kamer niet aanwezig was, maar zelfs na de parlementaire gedachtenwisseling rustig op zijn stoel bleef zitten. Zo iets kon volgens de heer de Gou slechts van een „pohtieke krullenjongen" verwacht worden. De kritiek, welke de heer de Gou leverde, was zo fel en van die aard, dat velen verwachtten, dat hij bij de replieken met een motie van afkeiuing voor de dag zou komen. Dit is echter niet het geval geweest, maar de geleverde kritiek is echter voor Mr. Kranenburg oorzaak geweest, dat hij in zijn beantwoording verklaard heeft, dat hij zich diep zou beraden over zijn al of niet aanblijven als staatssekretaris Van dit aanblijven heeft Mr. Dr. de Gou verklaard, dat nu het vertrouwen in de staatssekretaris verdwenen was, deze zijn staatsrechtelijke positie nader in overweging zou hebben te nemen. Maar in geen geval zou het beleid in diens handen mogen blijven tot bij tijd en wdjle de bijzondere kommissie uit de Tweede Kamer rapport over de wantoestanden bij het Direktoraat Materieel Landmacht had uitgebracht.

Dit oordeel, men kan ook zeggen dit vonnis, dat door een lid van de K.V.P., de sterkste fraktie in de regeringspartijen, werd uitgesproken, zal het Mr. Kranenburg wel hoogst moeilijk maken om op zijn stoel te blijven zitten. Eerder had professor Oud het aftreden van Mr. Kranenburg ook wel geëist, maar tussen het eisen van de liberale professor Oud, die tot de oppositie behoort, en dat van de r.k. heer de Gou, die lid van een grote regei-ingsparti] is, ligt toch wel een zeer aanmerkelijk verschil. De Eerste Kamerleden van de P.v.d.A. hebben bij de debatten in de Eerste Kamer wel geen woord bepaald ter verdediging van hun partijgenoot Mr. Kranenburg gesproken, maar toch ook met geen enkel woord op diens aftreden aangedrongen, zodat hier weder een geschilpunt tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. aan de dag is getreden. Waartoe de geschilpunten en onenigheden, die in de laatste tijd een scherpe vorm hebben aangenomen, eindelijk zullen leiden, valt op dit ogenblik niet uit te maken. De vraag kan echter wel gesteld worden of zij bij de samenstelling van een nieuw kabinet in 1960 geen reden zullen zijn, dat de K.V.P. en de P.v.d.A. niet meer in regeringskoahtie zullen optrekken? Doch men heeft hierbij wel te bedenken, dat er in de twee jaren tijds, welke ons van 1960 nog scheiden, heel wat gebeuren kan, waardoor de partijverhoudingen veranderen, alsook dat de K.V.P. zich tot heden een sterke voorstandster betoond heeft van een regering op zogenaamde brede basis, waarbij het dan ook altijd de vraag is of de A.R.P. daaraan deel zal wollen nemen. Gelet op de redevoeringen en verklaringen vm vooraanstaande A.R., bestaat daarvooi geen grote kans, doch in dit opzicht kaa er bij dezen verandering komen. Maar hoe het verdere verloop van de samenwerking tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. ook moge zijn, vast staat wel dat er tegenwoordig zeer veel aan hapert, en ook zal de affaire van Mr. Kranenburg en wat daarover door een r.k. Kamerlid in de Eerste Kamer gezegd is, deze eerder verslechteren dan verbeteren.

Werd in de dagbladen aanvankelijk vermeld, dat Mr. Kranenbiu-g reeds beslotea had om ontslag uit zijn funktie te nemen, thans staat in de dagbladen vermeld, dat hij het voornemen heeft om zich eerst nog eens te beraden hoe hij in deze zal handelen. Daarbij zal hij welHcht ook met anderen enige gesprekken voeren ten aanzien van de door hem te nemen beslissing. Er bestaan zelfs goede redenen om aan te nemen, dat alvorens bekend gemaakt zal worden waartoe het beraad van Mr. Kranenburg zal geleid hebben, de kwestie van een eventueel aftreden nog een punt van bespreking ó het partijbestuur van de P.v.d.A., waarvan Mr. Kranenburg lid is, zal uitmaken. Het schijnt hierbij wel zeker te zijn, < lat (r. Kranenburg niet vóór 28 mei, de dag ^jg^jop de gemeenteraadsverkiezingien ihouden staan te wca-den, orïtslag uit n funktie aan de Koningin zal vragen. n parlementaire kringen achten verreeg de meesten, onder wie ook de so- ^listische ministers, de positie van Mr. xanenburg als staatssekretaris onhoudaar. Het partijbestuur van de P.v.d.A. p.l zich ook beraden over het al of niet ftreden van de staatssekretaris, waarbij Jan ook bij aftreding de benoeming van en opvolger ter sprake zal komen. De .v.d.A. toch wü bij het departement van orlog en Marine haar tegenwoordige eggenschap behouden zien en wü boendien geen wijzigingen in de machtserhoudingen en zetelverdeling in het inisterie.

Het is in deze thans zelfs reeds zo ver gekomen, dat openhjk de naam van Mr. Kranenburgs opvolger genoemd wordt, en wel die van het Tweede Kamerlid de iocialistische kolonel W. Wierda, die artikelen geschreven heeft en schrijft, waarin hij bepleit om tot belangrijke bezuinigingen op onze defensie en een beter personeelsbeleid ook bij het Direktolaat Materieel Landmacht te komen. Bij de debatten in de Eerste Kamer werd van liberale zijde ook aangedrongen op het aftreden van Ir. C. Staf als minister. Deze heeft pertinent geweigerd daaraan gevolg te geven. Hij noemde daarbij als voornaamste argument om te blijven zijp plicht om müitaire en burgerlijke leden van de departementen van Oorlog en Marine te beschermen. Hij kon — zo verklaarde hij — de gevoelens van onbehagen in den lande wel begrijpen, doch had geen aanleiding in gevonden om zich aan zijn verantwoordelijkheid te onttrekken. Tevens kwam bij de debatten tot uiting, dat verschillende leden der Eerste Kamer van oordeel zijn, dat Nederland ten opzichte van zijn uitgaven voor de defensie feitelijk boven zijn krachten leeft. Minister Staf sprak dit niet direkt tegen. Hij sprak zelfs met nadruk van een aanpassing van onze plannen aan de financiële mogehjkheden en maakte met geen woord gewag van een verhoging van ons defensieplafond, gelijk hij dat tevoren wel gedaan had.

Hij stelde thans het grote jaarhjkse bedrag van ƒ 1350 miljoen als uitgangspunt. Dit bedrag achtte hij nodig om het apparaat der defensie op de tegenwoordige basis in stand te houden. De uitrusting van onze krijgsmacht met moderne wapens zal veel geld kosten. Eerst moet volgens hem afgewacht worden hoeveel financiële hulp uit het buitenland tegemoet kan worden gezien. Indien alsdan mocht blijken, dat men er alsdan niet komt, zal in overleg met het Noord-Atlantische pakt dienen te worden nagegaan waar bezuinigingen kunnen worden aangebracht ia dier voege, dat met de alsdan beschikbaTe middelen ©en zo groot mogehjk resultaat zal zijn bereikt, waarbij hij nadrukkelijk ontkende dat ons mihtaire apparaat niet doelmatig zou zijn. Het Noord-Atlantische pakt sprak zijn tevredenheid er over uit. Bovendien is zijn departement, zo verklaarde minister Staf, doch in een samenvoeging van de departementen van Oorlog en Marine zag hij uit het oogpunt van bezuiniging geen voordeel.

Hierbij valt echter niet te ontkennen — minister Staf heeft dit ook niet ontkend of kunnen ontkennen — dat Nederland in vergelijking met andere landen van het Noord-Atlantische pakt een zeer hoge bijdrage aan de defensie van het westen van Europa levert. Andere landen onttrekken zich aan de door hen opgenomen verplichtingen, Nederland heeft zulks echter niet gedaan. België heeft de tijd van de militaire dienstplicht verkort, Nederland heeft zulks echter niet gedaan. Bovendien is door de interpellatie van de heer Ritmeester in de pers en bij diens interpellatie in de Tweede Kamer wel ontegensprekelijk aan het licht gekomen, dat er door wanbeleid miljoenen vergooid zijn en met de rijksgelden door het departement van Oorlog en' Marine gesmeten is.

Lang voordat de interpellatie van de heer Ritmeester plaats vond, hebben de afgevaardigden van de S.G.P. in het parlement als hun oordeel uitgesproken, dat ƒ 1350 miljoen voor de defensie niet naar behoren besteed werden, en zich tegen de geldsmijterij, ook door het departement van Oorlog en Marine, scherp g, esteld; wat door hetgeen er thans over he., gevoerde wanbeleid aan de dag is gekomen, bevestigd is geworden. Het is dan ook zeer te hopen, dat waar door tie minister van Oorlog toegezegd is, dat er in de toekomst naar een verantwoord zuinig beheer gestaan zal worden, het niet bij woorden zal bhjven, maar dat dit door daden bevestigd zal worden. Onze strijdmacht dient toch met een deugdelijke bewapening toegerust te worden en niet, om maar iets te noemen, met helmen, die in een eventuele oorlog voor hen schadelijk zijn. Bovendien behoren, waar zulks mogelijk is, de zware lasten voor onze burgerij verlicht te worden, wat wij bij verkorting van de tijd van de dienstplicht zeer wel mogelijk achten.

P.S. Mr. Kranenburg heeft vroeger dan hij aanvankelijk voornemens was aan H.M. de Koningin om ontslag uit zijn funktie gevraagd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's

Uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's