De werkloosheid

Blijkens de volledige gegevens over da stand der werkloosheid op het einde van de maand mei is er wel enige verbetering in de werkgelegenheid en in het aantal werklozen gekomen, maar toch niet één, die hoop geeft op een steeds voortgaande. Zowel de minister van Sociale Zaken Suurhoff, alsook de minister van Ekonomisch© Zaken Zijlstra, waarschuwde dan ook tegen de grootse verwachtingen ten aanzien van de daling der werkloosheid, waarbij zij als hun oordeel uitspraken dat de werkloosheid in de toekomst nog weder zou toenemen. Hoewel er dus allerminst gezegd kan worden, dat de werkloosheid sedert de laatste opgave van het aantal der werklozen sterk gedaald h, valt toch enige wijziging ten goede te konstateren.

De daling van het aantal werklozen vai 18.400 komt namehjk slechts voor 8000 voor rekening van de seizoenwerklooslieid; de konjunktuurwexkloosheid daalde voor het eerst sedert vele maanden van 28.000 tot 23.000, tervsdjl de wrijvingswerkloosheid en de struktuurwerklooslieid daalden respektievelijk van 23.000 tot 20.000 en van 17.000 tot 14.000, en ie werkloosheid van minder geschikten bleef op 17.000 gehandhaafd.

Dit mag echter toch geen reden zijn tot grote verheuging. De daling in deze en endere sektoren is namelijk vrijwel uitsluitend het gevolg van een opleving in ie bouvsTiijverheid en in de landbouw. Van een verbetering in de toestand van de algemene vv^erkgelegenheid kan derhalve niet gesproken worden.

Het is inzonderheid de bouwnijverheid, iie een verbetering te zien heeft gegeven, en dat in het bijzonder in de sektor van burgerlijke bouw en utiliteitsbouw. De opleving in de bouwnijverheid bracht tnede, dat ook de werkgelegenheid ia de transportbedrijven en in de toeleveringsbedrijven uit de hout- en metaalnijverheid toenam, tervwjl door de grote voorraden in de steenindustrie dit maar in zeer beperkte mat© het geval was.

Intussen is de toestand, waarin de metaalnijverheid in het algemeen verkeert, nog steeds minder gunstig, als gevolg van de konjunkturele ontwikkeling, de verminderde overheidsopdrachten binnen het raam der bestedingsbeperking en de slechter geworden ekonomische betrekidngen met Indonesië.

In de landbouw nam de werkgelegenheid toe mede als gevolg van de toenemende werkzaamheden in deze sektor. Voorts daalde het aantal werklozen belangrijk ander het horeeaf-personeel, terwijl voornamelijk door het uitvaren van de haringvloot de werkloosheid onder de vissers met 650 verminderde.

De werkloosheid onder het kantoorpersoneel nam echter nog toe, voornamelijk nis gevolg van de inschrijving van gerepatriëerden. Het totale aantal werk zoekende gerepatriëerden steeg tot 3304 mannen en 529 vrouwen, wat een toeneming van 223 mannen en 31 vrouwen inheeft.

De werkloosheid van vrouwelijke arbeidskrachten nam af van 5.615 tot 4.939, en wel voornamelijk door toeneming van de seizoenwerkgelegenheid, onder andere in de landbouw en horecafbedrijven.

Wat de geografische spreiding va nde geregistreerde werklozen betreft, valt te konstateren, dat in overwegend agrarisch georiënteerde provincies, waar vanzelfsprekend de invloed van de seizoenwerkgelegenheid het meest tot uiting komt, de dahng der werkloosheid het grootst is.

Het landelijk percentage der werkloosbeid bedroeg eind mei 2, 5 procent (eind april 3, 1). Voor de verschillende provincies gelden de volgende percentages: Groningen 5, 3 (6, 9), Friesland 4, 5 (5, 8), Drente 7, 2 (8, 8), Overijssel 2, 8 (3, 3), Gelderland 2, 4 (2, 8), Utrecht 2, 1 (2, 3), Noord-HoUand 2 (2, 4), Zuid-Holland 1, 7 (2), Zeeland 2, 8 (4, 5), Noord-Brabant 2, 9 (3, 6), Limburg 1, 3 (1, 6).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen