Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het eigen land

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maarschalk Montgomery heeft aan ons land een bezoek gebracht om afscheid te nemen van Hare Majesteit de Koningin, minister Staf en de chefs van de staven, nu hij zijn funktie van plaatsvervangend geallieerd opperbevelhebber in Europa gaat neerleggen. Bij dit bezoek heeft hij tussen zijn verschillende officiële 'bezoeken een onderhoud gehad met binnen- en buitenlandse journalisten, waarin hij ook voor ons land hoogst gewichtige verklaringen heeft afgelegd.

Nu tien jaar geleden — zo zeide hij — werd ik geroepen de militaire kracht van de westerse unie mede te helpen opbouwen. Zo werd ik ook de militaire dienaar van de 'Nederlandse regering. Doch als zodanig heb ik nimmer verzuimd de verschillende regeringen, die ik tot mijn bazien had te rekenen, te zeggen wat ik dacht en voorstond.

In 1947/'48 was de mogelijkheid van het uitbreken van een derde wereldoorlog in West-Europa niet denkbeeldig. In de afgelopen tien jaren hebben wij hier een slag moeten leveren. Die slag hebben wij gewormen.

De kracht, welke is opgebouwd, behoort behouden te blijven. Wij moeten de houding, welke wij de laatste tien jaren aangenomen hebben, volhouden. Het westen beschikt nu over atoomwapens, waarvan het gebruik wel niet gemist zal kunnen worden in geval van agressie. Mochten wij worden aangevallen, dan zal de aanvaller vernietigd kunnen worden.

Het is mijn mening — zo sprak maarschalk Montgomery — dat het bezit van atoomwapens van grote invloed is geweest om de Russen duidelijk te maken, dat zij bij agressie zullen worden vernietigd. Zo is de situatie vandaag. Zo lang het westen zijn krachten niet vermindert, is 'het de taak van de politieke leiders er naar te streven de nog steeds bestaande spaimingen in de wereld uit de weg te ruimen of althans te verminderen. Men zal naar ontwapening en naar kontrole op het gebruik van atoomwapens moeten blijven streven, onder handhaving van de kracht, welke thans is opgebouwd en welke bestaat uit atoomwapens, de lijfelijke aanwezigheid van konventionele troepen in West-Europa en de gezamenlijke vastberadenheid om agressie te voorkomen.

Maarschalk Montgomery sprak hierbij als zijn oordeel uit, dat het gevaar voor bel uitbreken van een oorlog in West-Europa wel sterk is verminderd, maar daarmede is dit gevaar elders in de wereld niet verdwenen. Het kommunisme richt zich niet alleen tegen het gebied, dat het Noord- Atlantische pakt bestrijkt; het voert een heel de wereld omvattende strijd. Thans kijken de politieke leiders te veel naar de 'bomen van het Noord-Atlantische pakt en te weinig naar het wereldbos. Het gebruik van atoomwapens door een agressor is volgens Montgomery een misdaad. Daartegen zal het westen zich hebben te weren en dit heeft in, dat het westen het ook niet zonder atoomwapens zal fcunnen stellen.

Het is intussen een misvatting van sommige regeringen, te veronderstellen dat Jiet 'bezit van atoomwapens vermindering van gewone wapens tengevolge lean heb- \ygn, hetgeen wat in het midden-oosten gn Noord-Afrika voorvalt ons wel leert. Deze verklaringen van maarschalk Montgomery, hoewel zij helaas uit een humanistische koker voortkomen en daarom in hoofdzaak onbetrouwbaar zijn, zijn nochtans voor ons land niet van betekenis ontbloot, omdat een militair, inzake militaire aangelegenheden hoogst bekwaam, het pleidooi gevoerd heeft voor een deugdelijke bewapening van het westen en bepaaldelijk krachtig in verzet is getreden tegen de afschaffing van de atoomwapens, waarop de Sovjet-Unie zo sterk aandringt.

In de achter ons hggende week is een afdeling militairen, bestaande uit officiej«n, naar de Libanon vertrokken an daar toezicht uit te oefenen op de grenzen van dat land met Syrië. Heel het Nederlandse detachement, dat eventueel op verzoek van de sekretaris-generaal van de Organisatie der Verenigde Naties naar de Libanon zal gaan, is samengesteld uit vier officieren, veertien onderofficieren en zes-en-zestig korporaals en manschappen van het korps kommandotroepen, dat te Roosendaal gelegerd is. De manschappen zijn gekozen uit honderd vrijwilligers en hebben voor het grootste deel de volledige komman dotraining reeds achter de rug. Een moeilijkheid is, dat 25 van de 66 uitgekozen militairen geen toestemming van hun ouders hebben gekregen om als vrijwilliger naar het midden-oosten te gaan, hetgeen op zichzelf geen verwondering behoeft te baren. Een Indische waarnemer van de Organisatie der Verenigde Naties is dezer dagen op een landmijn gereden, waarbij hij door de ontploffing werd gewond. Toestemming der ouders is vereist, daar de dienstplichtige kommandos voor het merendeel nog minderjarig zijn. Of de regering hen zal verplichten (hetgeen haar grondwettelijk geoorloofd is), of dat zij andere vrijwalligers, die wel toestemming van ouders kunnen bekomen, zal aanwajzen, is niet bekend. Voorts heeft de sekretaris-generaal van de Organisatie der Verenigde Naties nog niet laten weten of hij nog Nederlandse militairen in de Libanon nodig heeft.

In een adres aan de Staten-Ceneraal hebben 25 professoren in de pedagogiek of de psychologie hun ernstige bezwaren kenbaar gemaakt tegen de door minister Cals voorgestelde regeling, waarbij abituriënten van de derde leerkring van de kweekschool en bezitters van de oude hoofdakte toegang krijgen tot de universitaire examens in de pedagogiek en psychologie.

Een algemene toelating zonder voorbehoud van deze volledig bevoegde onderwijzers tot de universitaire examens achten deze hoogleraren ongewenst, doch zij willen de mogelijkheid niet uitsluiten, dat zich onder hen sommigen bevinden, die met vrucht een akademische studie in de beide genoemde vakken zouden kunnen volbrengen. Daarom stellen zij voor volledig bevoegde onderwijzers te beschouwen als bijzondere gevallen in de zin van artikel 133 der hoger onderwijswet, ongeacht hun leeftijd en zonder dat zij voor de daarvoor bestemde kommissie behoeven te verschijnen. Dit houdt in, dat zij op dezelfde voet zullen worden behandeld als de andere bijzondere gevallen, en dus na een met goed gevolg afgelegd colloquium doctum tot de universitaire examens kunnen worden toegelaten. Door deze maatregelen — zo menen deze hoogleraren — zouden de universiteiten een garantie hebben, dat slechts diegenen worden toegelaten, die met redelijke kans op succes de universitaire studie aanvangen.

Aan degenen, die zich aanmelden zonder voldoende voorbereiding, worden hierdoor bovendien latere teleurstellingen bespaard. Op het niveau van het onderwijs in de kweekscholen zal zo een gunstige invloed worden uitgeoefend en het lager onderwijs kan er van verzekerd zijn, dat aan de geschikten de mogelijkheid tot universitaire studie wordt geboden.

De hoogleraren verklaren voorts begrip te hebben voor 's ministers streven het aanzien van het lager onderwijs te verhogen door volledig 'bevoegde onderwijzers tot de universitaire studie toe te laten, doch hebben tegen de door hem voorgestelde regeling de volgende bezwaren. De kweekschool is tot in haar kern opleiding voor het onderwijzersambt en moet dit zijn. Zij biedt in wezen geen voorbereidend onderwijs, maar eindonderwijs. Het is onjuist, een schooltype, dat krachtens zijn aard niet op wetenschappelijk onderwijs is gericht, geschikt te maken als voorstadium der uni­ versiteit. Bovendien is de derde leerkring als opleiding nog zeer jong. Het hjkt de hoogleraren onjuist aan een opleiding, van welker resultaten nog zo weinig bekend is, het toegangsrecht tot imiversitaire examens te verbinden.

In verband met de vraag, of het programma der kweekschool geen goede voorbereiding vormt juist voor de studies der pedagogiek en der psychologie, merken de hoogleraren op, dat de wetenschappehjke s-tudie der pedagogiek problemen van een andere orde stelt dan haar praktische beoefening. Ernstig moet worden betwijfeld of de abituriënten van de derde leerkring over voldoende kennis van de moderne talen beschikken om aan de universitaire eisen te kunnen voldoen. Aan hun •wiskundige opleiding hebben zij niet voldoende om het onderwrijs in de statistiek, dat ook aan de studenten in de pedagogiek moet worden gegeven, te volgen. Hun kennis van een aantal andere vakken, op gymnasium of hogere burgerschool onderwezen, dit wil zeggen de breedheid hurmer kennis, is onvoldoende.

Nog klemmender bezwaren gelden volgens de 'hoogleraren met betrekking tot de studie in de psychologie. Het onderwijs, in dit leervak op de kweekschool ontvangen, vormt nauwelijks een voorbereiding tot of zelfs maar een aanknopingspunt voor de wetenschappelijke studie en beoefening van de psychologie. Verder zijn in het examenprogramma van de studie der psychologie vakken als fysiologie en statistiek verplicht. Gezien het programma der kweekschool valt niet te verwachten, dat haar abituriënten kun- aen voldoen aan de eisen van wiskundige, biologische en natuurkundige kennis, die voor deze vakken gesteld worden. Grote bezwaren schuilen volgens de hoogleraren in het toelaten van onvoldoende voorbereide personen tot de universitaire studie. Deze zijn zowel van persoonlijke als van maatschappelijke aard. Met grote nadruk wordt in het adres der professoren er op gewezen, dat de huidige outillage der pedagogische en psychologische universitaire opleidingen als geheel onvoldoende moet worden gekenschetst om de nu aanwezige studenten naar behoren op te leiden. Wanneer DOg nieuwe kategorieën van studenten tot de studie in deze vakken worden aangemoedigd, zou de nu reeds onhoudbare toestand nog verergerai.

De bepaling, dat er in de bebouwde kommen niet meer naar de verkiezing van de motorrijder snel mag worden gereden, maar hij aan een bepaald aantal kilometers gebonden is, werkt nog steeds heilzaam. Het aantal verkeersongevallen als gevolg van het jakkeren is sedert de invoering van die bepaling niet onaanzienlijk gedaald. Dit blijkt ook mede uit de voorlopige gegevens van het Bureau voor Statistiek der gemeente Amsterdam. In de hoofdstad heeft zich ook in de maand mei de vermindering van het aantal verkeersongelukken voortgezet.

In de maand mei kwamen dit jaar 1710 ongevallen voor, tegen 1969 in dezelfde maand van het vorige jaar. Dit is een vermindering met 13, 3 procent. Het aantal slachtoffers daalde zelfs in mei in vergelijking met dezelfde maand van het vorige jaar met 21, 3 procent. Sedert januari van dit jaar werden er tot op heden 24, 9 procent minder slachtoffers geteld, het aantal doden en gewonden was 12, 4 procent lager dan in de overeenkomstige periode van 1^7. Dit is verheugend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1958

De Banier | 8 Pagina's

Uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1958

De Banier | 8 Pagina's