Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interpellatie inzake de veren over de Westerschelde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interpellatie inzake de veren over de Westerschelde

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Red e van Ir ir. van Dis

Over de veren, welke Zeeuws-Vlaanderen met andere delen van Zeeland verbinden, is in de jaren na de laatste wereldoorlog al heel wat te doen geweest. De oorzaak hiervan is, dat de Regering in 1945, dus korf na de oorlog, besloot de veergelden bij deze veren af te schaffen en op dat besluit enkele jiren later weer terugkwam. Een dergelijk optreden wekt vanzelfsprekend reakties op en daarvan zijn de bewijzen dan ook ruimschoots voorhanden. Vooral in de laatste maanden als gevolg van het feit, dat de Regering aan Gedeputeerde Staten van Zeeland had doen weten, dat het noodzakelijk was om over te gaan tot verhoging der tarieven, welke in 1950 waren ingevoerd. Een storm van verontwaardiging brak hierover in 't Zeeuws-Vlaamse land los, waarbij het tot uitlatingen kwam, die geen enkel recht-geaard Nederlander kan en mag goedkeuren en die soms zelfs een uiterst gevaarlijk revolutionair karakter droegen. Als voorbeelden hiervan wijzen wdj slechts op het dreigen met afscheiding van Nederland en het zich laten inlijven bij België, het dreigen met het opblazen der veerinstallaties met dynamiet, zoals dit werd gedaan door één der leden van een aktie-komité, die c^ een protest-vergadering van de Oost-Zeeuwsvlaamse voetbalkluibs te St. Jansteen uitriep: „Als minister Algera vrijdagmiddag niet onmiddellijk besluit opnieuw vrije veren in te stellen, blazen wij de boel op. Dynamiet en mitrailleurs hebben wij".

In verscheidene plaatsen van Zeeuws- Vlaanderen werden zulke protestvergaderingen gehouden en werden op de straten, op muren, schuttingen enz. leuzen gekalkt als: „Zeeuws-Vlaanderen ligt ook in Nederland", „Vrije veer strekt ook Den' Haag tot eer", „Wij zijn het beu", „Geef ons anders m.aar België", „Geen vrije veren dan geweren", „Wij eisen vrije veren", en nog vele andere! In Sluiskil werd zelfs op een protestvergadering het aftreden van Gedeputeerde Staten van Zeeland en van het bestuur van de Kamer van Koophandel voor Zeeuws-Vlaanderen geëist, omdat deze naar 't oordeel der protesterenden te veel toegegeven hadden.

De verzetsaktie vond haar hoogtepunt in een protestdemonstratie naar Den Haag op 13 juni waaraan door honderden auto's werd deelgenomen, allemaal voorzien van leuzen als bovengenoemd. Onder leiding van een landbouwer, de heer Colsen uit Sluiskil, begaf het aktiekomité zich naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waar 't gelegenheid kreeg aan Minister Algera persoonlijk een petitie aan te bieden, waarvan de strekking neerkwam op: vrije veren op de Westerschelde. Sukses hadden de protesterenden echter niet.

Inmiddels had minister Algera over de tarievenkwestie al meermalen overleg gepleegd met Ged. Staten van Zeeland, waarbij ook de Provinciale Staten werden geraadpleegd met het gevolg, dat er inderdaad op enkele punten door de Minister werd tegemoetgekomen. Ook in de Eerste Kamer kwam deze aangelegenheid in mei en begin juni bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat ter sprake, waarbij minister Algera uitvoerige mededelingen deed over 't met Ged. Staten gepleegde overleg.

En in de Tweede Kamer werd over de tarievenkwestie een interpellatie aangevraagd door de heer Verkerk (A.R.), welke door de Kamer werd toegestaan. Doordat minister Algera ziek werd, moest de behandeling dezer interpellatie uitgesteld worden, maar de vorige week was het dan zover, dat de behandeling kon plaats vinden.

Het was te verwachten, dat er voor deze interpellatie grote belangstelling zou bestaan. Op de tribunes bevonden zich tal van Zeeuws-Vlamingen, onder wie de leden van het aktie-komité voor vrije veren met hun voorzitter, de hr. Colsen, die des morgens met vertegenwoordigers der onderscheidene frakties besprekingen hadden gevoerd.

Ook burgemeesters van enkele Zeeuws- Vlaamse gemeenten gaven door hun aanwezigheid op de gereserveerde tribune blijk van grote belangstelling in de kwestie, die hen zo van nabij raakt. Door alle frakties werd aan de diskussies deelgenomen en zoals te begrijpen is, waren de sprekers Zeeuwen voorzover de frakties over Zeeuwse afgevaardigden beschikken. Voor de S.G.P.-fraktie zou dan ook de heer Kodde volgens afspraak het woord voeren. Helaas zag deze zich echter wegens plotseling optredende ongesteldheid genoodzaakt hiervan te moeten afzien, zodat Ir. van Dis voor hem inviel. Daar diens rede, naar het ons voorkomt, duidelijk genoeg voor zichzelf spreekt, is nadere toelich­ ting niet nodig en late» wij ee Öxsma volgen.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

De grote verontwaardiging over en het sterke verzet tegen het voornemen der Regering om de tarieven van de veren over de Westerschelde te verhogen, kunnen wij zeer wel begrijpen, ook al is daaraan door sommigen onder de

Zeeuws-Vlamingen

uiting gegeven in een vorm, welke in bladen van zeer uiteenlopende richting min of meer sterke afkeuring heeft gevonden en die ook onze instemming niet kan hebben, ja, die ook door vele anderen van de Zeeuws-Vlaamse bevolking niet wordt goedgekeurd. Desniettemin geven die op zich zelf niet goed te keuren uitingen — zoals o.m. het dreigen met afscheiding van Nederland — er duidelijk blijk van^ hoe diep men zich in Zeeuws-Vlaanderen heeft

gegriefd

gevoeld en nog gevoelt over de aangekondigde tariefsverhoging, welke ten gevolge zal hebben, dat er van de vrije veren niets meer zal overblijven, daar er nu straks ook voor tweede klasse passagiers, alsmede voor rijwielen en motorrijwielen veergelden zullen moeten worden betaald.

Dat wij voor die verontwaardiging en ontstemming der Zeeuws-Vlamingen ten volle begrip hebben en dat wij ons daarover in het geheel niet verwonderen, is te verstaan, wanneer wij nagaan, wat zich in het verleden met betrekking tot deze

heeft voorgedaan. Het is toch niet voor het eerst, dat er thans over de tarieven bij de veren over de Westerschelde wordt gesproken en ook niet voor het eerst, dat zij oorzaak zijn geweest van het voeren van akties in Zeeuws-Vlaanderen. Reeds in 1948 hebben verscheidene gemeentebesturen, verenigingen en vergaderingen zich tot de Regering en de Kamer gericht om een

krachtig protest

te doen horen tegen de wederinvoering van tarieven bij de veren over de Westersdhelde, die in 1945 geheel vrij waren gemaakt. Zelfs hebben de Staten van Zeeland toen een motie aangenomen, waarin de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat dringend verzocht werd de vrije veren te handhaven, terwijl diezelfde Staten tijdens de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat voor het jaar 1950 een telegram aan de Minister deden toekomen om de urgentie van het door hen in de motie gedane verzoek te ondersteunen en de Regering van de ernst dezer zaak te doordringen. Ook toen reeds, Mijnheer de Voorzitter, bestond er alzo in Zeeuws-Vlaanderen

grote ontstemming

over de plannen der Regering met betrekking tot de tarieven bij de veren over de Westerschelde. De ontstemming was zelfs van die aard, dat bij niet weinigen van verbittering kon worden gesproken. In het licht van deze voorgeschiedenis is het dus zeer wel te verstaan en was het, zoals ik reeds opmerkte, te verwachten, dat 't opnieuw tomen aan de tarieven bij deze veren bij vernieuwing de gemoederen in beweging zou brengen en

wonden,

die min of meer geheeld waren, opnieuw zou doen openrijten.

Wonden namelijk, veroorzaakt door ondervonden teleurstelling wegens het breken van het ministeriële woord, waarbij in 1945 de veren over de Westerschelde vrij werden verklaard op grond van nationale overwegingen, geHjk onder meer blijkt uit een brief van 5 oktober 1945, welke door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat was gericht aan de Conunissaris der Koningin in Zeeland, waarin verklaard werd, dat door de Raad van Herstel en Wederopbouw uit de Ministerraad in principe besloten was, dat, in verband met de noodzakelijkheid de bevolking van Zeeuws-Vlaanderen gemakkelijker in kontakt te brengen met het overige gedeelte van Nederland, de veren over de Westerschelde, welke de diensten onderhouden tussen Vlissingen en Breskeris, Kruiningen en Perkpolder, Hoedekenskerke en Temeuzen, door 'n ieder kosteloos moeten kuimen worden gebruikt.

Dit besluit. Mijnheer de Voorzitter, werd aangenomen in een tijd, toen ons land er in financieel en in ekonomisoh op2doht wel

uitermate ongunstig

voorstond. Het werd genomen ondanks het feit, dat het exploitatieverlies door deze maatregel groter zou werden. Dit exploitatieverlies echter, zo werd in diezelfde brief verklaard, zou ten laste van het Rijk genomen worden.

In een volgende brief, gedateerd op 37 november 1945, werd de aangekondigde toezegging nader bevestigd en verklaard dat het Rijk goedgevonden had, dat deze veerverbindingen kosteloos zouden worden en dat het hierdoor veroorzaakte hogere verlies voor rijksrekening zou komen.

Op deze beslissing is de Regering later echter weer teruggekomen met het gevolg, dat deze aangelegenheid, behalve in de Staten van Zeeland, herhaaldelijk een onderwerp van diskussie zowel in deze Kamer alsook in de Eerste Kamer heeft uitgemaakt, wat tot gevolg heeft gehad, dat na enige tijd van uitstel, met uitzondering voor de tweede klasse passagiers, voor rijwielen en motorrijwielen, in 1950 tot

opheffing der vrije veren

over de Wester-Schelde werd overgegaan. Men is daartoe overgegaan, Mijnheer de Voorzitter, terwijl er toch, evenals in 1945, alle reden was en ook nu is, om de band tussen Zeeuws-Vlaanderen en het overige gedeelte van Nederland te versterken in plaats van deze band losser te maken, zoals, naar te duchten is, door verhoging der tarieven het geval zal zijn. Dit bleek mij nog onlangs uit een gesprek met een textielondernemer uit Zeeuws-Vlaanderen, die verklaarde, dat de voorgestelde verhoging der tarieven voor hem en anderen met hem, noodzaak werd, dat zij zich ten behoeve van hun bedrijf meer op

België

zouden moeten gaan instellen, wat ongetwijfeld schade voor de industrie in overig Nederland zal meebrengen. Uit ekonomisch oogpunt bestaan er bij ons tegen de voorgestelde tariefsverhoging dan ook zeer ernstige bezwaren. Daar komt nog bij, en dit vinden wij wel een zeer sterk argument voor het invoeren van vrije veren, en dit geldt niet alleen voor de veren over de Wester-Schelde, doch ook voor die in andere delen van Zeeland en Zuidholland, dat overal in het land

kostbare bruggen en tuimels

zijn gebouwd en nog steeds worden gebouwd, waarbij door de gebruikers geen cent voor de over- of de doortocht be­ hoeft te worden betaald. Wij denke» hierbij onder meer aan de Moerdijkbrug, aan de tunnek te Velsen en te Rotterdam, welke tientallen miUioenen hebben gekost, waarvan de rente ea (Jj afschrijving geheel voor rekening va» de Overtheid zijn.

Ook het verkeer over sommige verea, zoals over het Hemveer is geheel vrij. Wij kunnen het dan ook zeer goed verstaan. Mijnheer de Voorzitter, dat, gs. zien het feit, dat de Zleeuws-Vlaminge» toch ook aan die vele miljoenen gekost hebbende bruggen en tunnels in overij Nederland via de

belastingeu

mede betaald hebben, zij het onbülijlc vinden, dat, waar zij zo geïsoleerd Hggen, de Regering hen eerst uit een oogpunt van nationaal belang vrije veren heeft gegeven, daarna hen hiervaa heeft 'beroofd en dat de Regering thani weer tot tariefsverhoging wil overgaan, Is dit op zich zelf al een heel grote teleurstelling voor de bevolking van Zeeuws-Vlaanderen, die teleurstelling wordt nog in geen geringe mate vergroot, doordat deze tariefsverhoging fihans is voorgesteld en als er geen verandering in 's Ministers houding tegenover deze zaak komt, ook door hem zal worden doorgezet, door een Minister, waarvan de Zeeuws-Vlaamse bevolking zo geheel anders had mogen verwachten Minister Algera toch heeft zich voorheen als

Kamerlid

steeds als voorstander van vrije veren over de Wester-Schelde doen kennen, ook al werd door hem niet elk argument van de voorstanders der vrije veren even deugdelijk geacht. Woordelijk werd in 1949 door de Minister als Kamerlid 't volgende opgemerkt;

„Ik wil wel verklaren, dat een afweging van de verschillende faktoren niet eenvoudig is, maar de bestudering hiervan en het bezoek, dat ik met andere kollega's aan Zeeuws-Vlaanderen heb gebracht, en de bijwoning van de vergadering van vóór- en tegenstanders in Temeuzen, hebben er toe bijgedragen, dat ik ten slotte mijn konklusie neem, dat ik prijs stel op behoud der vrije veren".

Wanneer de Regering destijds, namelijlc in 1950, overeenkomstig deze konklusie van de heer Algera als Kamerlid had gehandeld en dus niet tot invoering van tarieven bij deze veren zou zijn overgegaan, had

heel het exploitatieverlies

er van ook na 1951 door het Rijk moeten worden gedekt. Het is dan ook zeer goed te begrijpen, dat het voor Zeeuws- Vlaanderen een grote teleurstelling was, dat juist Minister Algera, die als Kamerlid het gehele exploitatieverlies bij deze veren voor rekening van het Rijk had willen laten, nu met een regeling is gekomen, die het overgrote deel van het vervoer door tariefsverhoging nog verder van de toestand van vrije veren verwijderen zal, terwijl nu ook voor de tweede klasse passagiers, voor rijwielen en motorrijwielen de vrije veren zullen worden prijsgegeven. En dat terwijl de redenen, welke de heer Algera als Kamerlid aanvoerde voor het behoud van vrije veren over de Westerschelde nog

onveranderd

bestaan. Zo zeide de heer Algera in de vergadering van 20 januari 1949 bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat voor het dienstjaar 1949 (Handelingen blz. 946), dat zijn houding tegenover de veergelden m jeeuws-Vlaanderen werd ibepaald door gijn standpunt, dat 'hij het trajekt, dat door de veerboot wordt bediend, als een ^eg zou willen beschouwen, zodat hij niet in de eerste plaats het vervoermiddel en de exploitatie daarvan wüde oen. Voorts wees de heer Algera er bij iezéiide gelegenheid op, dat, waar men go de wegen geen tolgelden meer heft, Bjen evenmin veergelden moet inzamelen op dit watertrajekt, evermiia als men dit doet op de veerponten bij Zaandam jn Velsen. Ook hier moest volgens het lamerlid de heer Algera uitdrukking gegeven worden aan een zo gelijk mogelijke behandeling van alle landsdele.n, yooral wanneer het landsdelen betreft, die door hun geografische ligging met eicstra moeilijkheden te kampen hebben eu hij voegde hieraan nog toe, dat zulks geëist wordt door de verbondenheid der delen met Nederland.

Gezien deze door de Minister als Kamerlid weleer afgelegde verklaringen, Mijnheer de Voorzitter is het inderdaad wel

«eer bevreemdend.

dat de Minister in plaats van te komen met het voorstel om terug te keren tot de vrije veren, zoals door hem weleer is bepleit, met de eis van tariefsverhoging is gekomen, terwijl nu ook door passagiers voor de 2e klasse, voor rijwielen en motorrijwielen, die tot nu toe nu nog vrij iüjn, zal moeten worden betaald. Voor tal van arbeiders uit Zeeuws-VIaanderen, die hun werk op Walcheren en Zuid-Beveland hebben en ook voor arbeiders, die in laatstgenoemde delen van Zeeland wonend, in Zeeuws-Vlaanderen, werk verrichten, betekent dit dus een verzwaring van lasten, terwijl de tariefswrhoging ook voor

handel en industrie,

die toch al zoveel nadeel ondervinden van de lange wachttijden en het verlangzaamde vervoer, een stijging van ksten betekent.

Ook wordt zeer gevreesd, dat de middenstandsbelangen door de tariefsverhoging geschaad zullen worden. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan de middenstand in plaatsen als Vlissingen en Middelburg, die blijkens een, van die zijde bij de Kamer ingezonden adres, van de tariefsverhoging verwachten, dat het toeristenverkeer er door zal verminderen, terwijl men er vooral ook beducht voor is, dat velen uit Zeeuws- Vlaanderen allerlei goederen, die zij in Zeeuws-Vlaanderen zelf niet kimnen kopen en hierdoor gewooiüijk naar Middelburg of Vlissingen kwamen, thans naar België zuUen gaan om daar de nodige inkopen te doen. Het ligt dan ook voor de hand, dat uit deze

middenstandskringen

krachtig tegen de tariefsverhoging wordt geprotesteerd. Men ziet er toch een begin in van de liquidatie van z'n bestaan. Dit verzet tegen de tariefsverhoging klemt te meer, daar de Zeeuwen wel volop aan de

„wegenbelasting"

moeten meebetalen, maar voor het merendeel slechts van een zeer beperkt wegeimet profiteren. Alles overziende. Mijnheer de Voorzitter, zouden wij er dan ook ten sterkste bij de Minister op willen aandringen om zijn standpunt in deze zaak te herzien door in elk geval niet tot verhoging der veerrechten bij de veren over de Westerschelde over te gaan, doch ab overgangsmaatregel de thans geldende tarieven aan te houden om vervolgens, indien terugkeer tot vrije veren afgewezen wordt, over te gaan tot een tariefsstelsel, dat gebaseerd is op de kosten van het

wegvervoer

en niet op de exploitatiekosten, waarbij ook het tijdverlies door het lange wachten bij de veren in rekening behoort te worden gebracht, daar dit de kosten in niet geringe mate doet stijgen ten nadele van de konkurrentiepositie der ondernemers.

Wat hier door mij bepleit wordt, sluit geheel aan bij hetgeen mijn fraktiegenoot, de geachte afgevaardigde de heer Kodde, die bij deze interpellatie het woord had willen voeren, maar daartoe door ongesteldheid werd verhinderd, onlangs in de Staten van Zeeland heeft bepleit.

Aangezien het door mij gestelde vertolking vindt in de door de geachte afgevaardigde de heer Verkerk ingediende motie, heb ik niet geaarzeld deze motie mede te ondertekenen. Deze motie is van

Verdere strelddng

dan die van de geachte afgevaardigde de heer Westerhout, welke slechts ten behoeve van de voetgangers, rijwielen, en rijwielen met hulpmotor het invoeren van een tarief beoogt te verhinderen, doch de tariefsverhoging voor handel, industrie en middenstand laat bestaan. Wat voorts de uitvoerige motie van de geachte afgevaardigde de heer Van den Heuvel betreft, welke d«X)r hem zoeven werd ingediend, deze wens ik eerst rustig te lezen vóórdat ik er een oordeel over uitspreek. Ten slotte. Mijnheer de Voorzitter, wens ik nog een enkele opmerking te maken over wat door de Minister is gezegd met betrekking tot de sfeer van

algehele vrijheid,

waarin de onderhandelingen met Gedeputeerde Staten hebben plaats gehad. Het is waar, dat Gedeputeerde Staten zich bereid verklaard hebben over de tariefsverhoging met de Minister in overleg te treden. Het is ook juist, dat de Provinciale Staten een motie, waarin om vrije veren verzocht werd, hebben ingetrokken. Daarbij moet echter niet verzuimd worden te vermelden, dat dit alles gedaan is, omdat men anders niet tot het aanschaffen van een tweede nieuwe veerboot zou kunnen overgaan, daar de Minister weigerde daartoe toestemming te verlenen, terwijl de Staten van Zeeland allang tot de bouw van een tweede grote boot besloten hadden. De Minister kan dus nu wel zeggen, dat er in volkomen vrijheid is onderhandeld, maar daarbij mag niet vergeten worden, dat er toch een stok achter de deur stond, n.l. het onthouden van een tweede veerboot, terwijl deze boot met het oog op het sterk toegenomen en nog steeds toenemende verkeer met de daardoor veroorzaakte lange wachttijden, zo hoog nodig is.

Zioals uit de rede blijkt, werd door de heer Verkerk een motie ingediend, welke mede ondertekend was door de heren Visser (V.V.D.), Van der Peyl (C.H.), Van Dis (S.G.P.) en Smallenbroek (A.R.) Deze motie had aanvankelijk n meer algemeen karakter, daar ze 't algemeen veerbeleid onder de loupe nam. Daar dit echter niet alleen bij de Minister doch ook bij de grote frakties op bezwaren stuitte, werd de motie tijdens de ibehandeling gewijzigd, zodat ze nu beperkt bleef tot de veren over de Westerschelde. In de motie werd het beginsel van vrije veren gesteld, doch zolang de verwezenlijking van het stelsel van vrije veren niet mogelijk bleek, werd er een tariefheffing in bepleit, welke gebaseerd is op de kosten, die door een auto worden bespaard als deze zich op de veerboot bevindt in plaats van over de weg rijdt, zulks met het oog op de belangea van het betrokken gebiedsdeel en de betekenis van dat gebiedsdeel voor een evenwichtige ontwikkeling van geheel Nederland.

De Minister verzette zich echter eveneens tegen deze gewijzigde motie. Hij verklaarde, dat hij ze behaald ontraden moest.

Ook bij de K.V.P. en de P.v.d.A. kon deze motie geen instemming vinden, zffdat zij met grote meerderheid van stemmen (75 tegen 23) verworpen werd. Ze verwierf slechts de stemmen van de A.R., de V.V.D., de heer v. d. Peyl, die van zijn fraktie alleen aanwezig was, omdat zijn fraktiegenoten in Utrecht het 50-jarig bestaan der C.H.U. herdachten, de S.G.P. en de dissidente communisten (groep Gortzak).

Er waren echter nog twee moties. Een van de P.v.d.A., waarin werd uitgesproken, dat de mogelijkheid van vrij vervoer van voetgangers, rijwielen en rijwielen met htdpmotor dient gehandhaafd te blijven. Deze motie verwierf mede de steun der K.V.P., zodat zij bij zitten en opstaan met grote meerderheid aangenomen werd. De vertegenwoordigers der C.H.U. en S.G.P. stemden, nu de motie-Verkerk verworpen was, ook voor deze motie al kleefde er het bezwaar aan, dat ze de tariefsverhoging voor handel en industrie liet bestaan. Het is te begrijpen, dat de Minister ook voor deze motie geen goed woord over had. Hij ontraadde ze dan ook ten sterkste.

Dan was er nog een motie van de zijde der K.V.P., waarin hetzelfde werd gesteld als in de vorige motie, maar bovendien ook nog dit, dat het bij de voorgenomen verhoging der' tarieven moest blijven, zodat na enige tijd niet weer een nieuwe verhoging zal worden geëist en voorts, dat de verhoging van tijdelijke aard behoort te zijn. Aangezien de K.V.P. de motie van de P.v.d.A. aan­ vaard had, aanvaardde üe i'.v.d.A. nu ook de motie van de K.V.P., zodat ook deze met grote meerderheid van stemmen bij zitten en opstaan werd aangenomen, waarbij de aanwezige afgevaardigden der C.H.U. en S.G.P. ook nu vóór stemden, wat zeer terecht gedaan werd, omdat er anders aan het verhogen der tarieven geen eind te zien is. Tooh is het nog een zeer grote vraag of met de aangenomen moties bereikt zal worden wat er mede beoogd wordt. Het is toch lang niet zeker, dat de Minister ze zal uitvoeren.

Zeer waarschijnlijk zal hij deze zaak in de vergadering van de Ministerraad brengen en is het zeer wel mogelijk, dat de moties terzijde worden gelegd, wat de Minister te gemakkelijker kan doen nu Gedeputeerde Staten met de tariefsverhoging akkoord zijn gegaan na eerst de Staten van Zeeland hierover te hebben gehoord.

In ieder geval is deze zaak nog niet tot een einde. Het aktie-komité, dat na afloop der vergadering, die wel tot 6 uur duurde, aan de pers verklaarde het te betreuren, dat de motie-Verkerk verworpen was, gaf althans te kennen, dat zij hun aktie voortzetten.

De tarievenkwestie komt bovendien ook weer aan de orde in het eind van deze maand in de Staten van Zeeland, waar dan de brief in behandeling komt van Ged. Staten aan de Staten inzake het resultaat van het overleg met de Minister.

Er zal over één en ander dus nog wel een hartig woordje gewisseld worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1958

De Banier | 8 Pagina's

Interpellatie inzake de veren over de Westerschelde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1958

De Banier | 8 Pagina's