Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dagen van Noach

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dagen van Noach

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van d© Zoon des mensen. Want gelijk zij waren in de dagen vóór de zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe, in welke Noach ia de ark ging; en bekenden het niet, tot de zondvloed kwam en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen". Met deze woorden tekende Christus ons Zijn toekomst.

Onze dagen gelijken in allerlei opzicht op Christus' toekomst, zoals Hij ons die ook nog nader verklaard heeft, daarvan getuigende: „Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wü zullen die dagen verkort worden. Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse Christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij — indien het mogelijk ware — ook de uitverkorenen zouden verleiden. Ziet, Ik heb het u voorzegd!"

Bezien wij dan de dagen van Noach, zoals Christus deze aangewezen heeft, in verband met onze dagen.

verband met onze dagen. Onze dagen gelijken op die van Noach op het punt, dat daarin grote verdrukking is, zoals vroeger eeuwen deze nimmer gekend hebben. Twee wereldoorlogen hebben daarin kort na elkander gewoed. Een grote verdrukking hebben zij tot aan het einde der wereld gebracht. Het is met gesn pen te beschrijven hoe onderscheidene volken en mensen daaronder geleden hebben. Miljoenen zijn daarin gesneuveld, gewond en verminkt; miljoenen in rouw gedompeld; stromen bloed en tranen zijn vergoten. Nameloze ellende in allerlei vorm is daarin geleden. Steden en hele streken zijn er totaal in verwoest.

Deze verdrukking was één van de wereldweeën, waarvan de Heere Jezus voorspelde, dat zij aan de ondergang der wereld en Zijn wederkomst op aarde zouden voorafgaan.

De wereldwijzen hebben ook hun voorspellingen gedaan. Zij voorspelden, dat het in onze tijd van veldwinnende beschaving en verhchting voorwaarts, steeds voorwaarts zou gaan. Naar hun voorzeggingen was de tijd nabij, waarin de wereWvrede zou dagen en zelfs de gej^chten over oorlog geheel verstomd zouden zijn. Daarentegen voorzegden Gods kinderen, dat vanwege de vrij algemene Godsverlating zware oordelen Gods te wachten stonden. Zij voorzagen in hun geloof dingen, die nog niet gezien werden. Men sloeg op deze voorzeggingen geen acht. Zij waren immers gedaan door de eenvoudigen in den lande. Wat zouden deze grotendeels ongeleerden kennis hebben van het wereldgebeuren! Veelal werden zij met hun voorspellingen met spot en hoon overladen. En toch, ja toch werden hun voorzeggingen, welke zij reeds meer dan vijftig jaar terug deden, bewaarheid. De voorzeggingen der wereldwijzen daarentegen, welke ook uit hetzelfde tijdperk stammen, zijn die — zoals de feiten het klaar hebben uitgewezen — van de leugenprofeten geweest. Zware beproevingen, geduchte Godsgerichten zijn immers sindsdien over de aarde en haar bewoners gegaan. Het oog, waarmede deze eenvoudigen zagen, was niet hun oog. Het was het oog, dat de Heere hun geschonken had, het oog des geloofs. Dat ziet ver, scherp en juist. Het ziet dingen, die nog niet gezien worden.

Doch helaas, zulk een oog treft men in onze dagen niet zo veel aan. Het is. hiermede al gesteld als in de dagen van Noach. Ook toen was het onder de mensen schaars, gelijk ook nu, waarin de voortekenen en tekenen van de voorzegde grote verdrukking zich vertonen. Dagen, welke naar Christus' uitspraak gepaard zullen gaan met het opstaan van valse Christussen en valse profeten, die grote tekenen en wonderheden zullen doen en velen zullen verleiden. Voorwaar valse Christussen, die zich als de redders en heilanden der mensheid aankondigen, verkondigende, dat als hun theorieën in praktijk gebracht worden, de mensheid een soort van hemel op aarde zal wachten, zijn er. 't Zijn echter valse, want bij al de welvaart en al het aards genot, dat zij de mensen voorspiegelen, laten zij hen bij de komst van de dood midden in de dood zitten. En dit niet alleen. Vrijheid belovende, brengen zij slavernij; welvaart in het vooruitzicht stellende, vermeerderen zij de ellende; de vrede aanprijzende, smeden zij de wapens voor de oorlog, zodat mede door de profeten van het klare ongeloof ook in onze dagen, evenals in die van Noach, de wereld met wrevel vervuld is. Desniettemin verleiden zij ontzaggeHjk velen. Hierbij komt nog, dat benevens de profeten van het ongeloof ook de profeten van de eigenwilhge godsdienst velen zijn, die er ook al massa's bij massa's verleiden. Ook met hen komt men voor tijd en eeuwigheid bedrogen uit. Ook hun leer en prediking is: vrede, vrede en geen gevaar.

Dit verklaart ons, naar de mens gesproken, de dodelijke gerustheid, welke evenals in Noachs dagen ook in de onze op zulk een ontzettende wijze onder de mensen heerst. Hoe zeer is toch de vrees voor Gods toorn en oordelen onder onze tijdgenoten veelal geheel zoek! Dit is geen luttele zaak. Zeer terecht schrijft een oude kerkleraar: „Zij zijn geen kinderen Gods, niet anders dan kinderen des tooms, die voor Gods toom niet vrezen". En een andere: „Zo weinig vrees er is, zo weinig geloof is er ook; en hoe minder geloof en vrees er onder de mensen is, hoe meer en hoe groter de zorgeloosheid is.

Stellig, daar is in onze dagen nog veel vrees, zeer veel zelfs, maar niet voor de zonde, niet voor God en Diens welverdiende en rechtvaardige toom, maar voor de oorlog en de daarmede gepaard gaande ellenden. Vrees, dat men het leven niet zal kunnen leiden naar de inspraken van 't aardsgezinde hart; vrees, dat men allerlei aardse genoegens en geneugten zal moeten missen.

Doch de vraag van de psalmist was en is te allen tijde, iii de onze wel in het bijzonder gewettigd: „Wie is de man, die de Heere vreest? " En toch, welk een onuitsprekelijk voorrecht is het, met een kinderlijke vreze, met het geloof, dat door de liefde werkt, bedeeld te mogen zijn! Degene, die daarmede bedeeld is, is gezeten in de schuilplaats des AUerhoogsten. Deze heeft niet te vrezen voor de schrik des nachts, voor de pijl, die des daags vliegt; voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op de middag verwoest. Aali zijn zijde zullen er duizend vallen, en tienduizend aan zijn rechterhand; tot hem zal het niet genaken. Alleenlijk zal hij met zijn ogen aanschouwen en hij zal de vergelding der goddelozen zien. Nochtans zullen verdrukkingen ook hem niet bespaard blijven, want allen, die de zaligheid beërven zullen, zullen door vele verdrukkingen, welke hun tot nut en heil zijn, in het Koninkrijk der eeuwige en volmaakte heerlijkheid ingaan. Juist nu het feit, dat in onze dagen deze vreze en dat geloof zo schaars zijn, maakt deze dagen zo donker. Daarentegen treffen wij daarin een grote zorgeloosheid en een ontzettende verharding des harten aan, die er toe leiden, dat men op de wijze der heidenen leeft. Evenals in de dagen van Noach, waarin bij de mensen hoofdzaak was om etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, geheel naar de inspraak en begeerten van het natuurlijke hart te leven, zo ook is dat in onze dagen aldus gesteld.

Ook thans verzinkt het leven van tallozen in een grof materialisme. Stoffelijke aardse welvaart is het, waarover zo velen zich alleen maar druk maken. Aardse geneugten zijn het, waarnaar zo velen doldriftig hunkeren. Sport en spel, bioscoop en toneel, en wat meer van die gading is, maken bij hen de waarde van het leven uit. En jammer genoeg wordt deze zo verderfelijke gang des levens nog door de overheid op allerlei wijze bevorderd. De grote subsidies, welke de regering daarvoor zelfs bij een lege schatkist uitgeeft, zijn daarvan een onwedersprekelijk bewijs. Zo maakt ons volk zich rijp voor de dag der slachting. Wordt daarop gewezen en daartegen gewaarschuwd, dan wordt over degenen, die zulks doen, hoon, smaad en laster in geen geringe mate uitgegoten. Zeer naar waarheid kan thans gezegd worden: „Het hart dezes volks is dik geworden, en met hun oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan". Ja, zij hebben hun ogen er voor toegedaan, dat men op een vulkaan leeft, zich aan de rand van een afgrond bevindt, waarin men elk ogenblik kan neerstorten. Om ons nu maar enkel tot uitwendige stoffelijke zaken te bepalen, hoe woedt de koude oorlog nog maar steeds voort, welke zo gemakkelijk over kan gaan in een wezenlijke oorlog, waarin, indien hij met de vresehjke moderne wapens gevoerd wordt, in een ommezien van tijd hele streken kurmen verwoest worden en duizenden mensen om het leven worden gebracht! Hoe ook bestaan er nog altijd hoog gerezen spanningen tussen de volkeren, trots al de pogingen, welke aangewend zijn om deze weg te nemen of altans in hevigheid te verminderen! En bij dit alles, wat de loszinnigheid van onze tijd wel tekent, wordt er ten onzent en ook elders in de wereld nog feest op feest gevierd. Het ene feest is nog niet afgelopen, of er wordt alweer een nieuwe festiviteit aangekondigd, of ook al is er weder een openbare vermakelijkheid in volle gang.

Ook daarin slachten onze dagen die van Noach, waarvan wf in Gods Woord lezen: „en zij bekenden het niet, tot de zondvloed kwam en hen allen wegnam", waaraan dan toegevoegd is: „alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen".

Hoe groot is hierbij de lankmoedigheid Gods! Hoe draagt en verdraagt de Heere dit in goedertierenheid! Hoe waarschuwt Hij ons in Zijn ontzaggeHjk geduld! Hoe heeft Hij dit 120 jaren lang ten tijde van Noach gedaan! Hoe groot was toen Gods lankmoedigheid, goedertierenheid en geduld, en dit zijn zij nog. Doch ieder heeft wel terdege te bedenken, dat wanneer de maat der ongerechtigheid vol is, Hij toe zal slaan. En wat zal ons dan alleen maar van Gods geduchte toorn en Zijn strafgerichten kunnen redden? Wat heeft Noach er van gered? Het was zijn geloof, dat hem in gehoorzaamheid en liefde tot God de ark der behoudenis deed bouwen. Het was het geloof, daf vrees baart en hem de toebereidselen deed nemen om het aangekondigde oordeel te ontvlieden. Stel daar tegenover de grote zorgeloosheid van onze tijd, het ongeloof en waangeloof onzer dagen. De Heere voorzegt cns in Zijn Woord, dat er een algemeen verderf zal komen, niet door water, maar door vuur. Hij kondigt ons aan, dat de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, inwelke de hemelen met gedruis zullen voorbijgaan en de elementen branden zullen en vergaan, en dg aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Maar hoe weinig wordt dit bedacht, hoe weinig in der waarheid geloofd; daarom wordt er ook op het rond der aarde weinig ware vreze des Heeren aangetroffen en is er ook zo weinig geloof, dat door de liefde werkt en uit gehoorzaamheid en liefde tot God toebereidselen treft om Gods toorn te ontvlieden. Welgelukzalig is echter degene, in wie dat geloof en die kinderlijke vreze wonen. Deze in het hart eens mensen aanwezig zijnde, zullen hem er vooi bewaren, dat hij niet in de strikken der zonde en der wereld omkomt, want de Heere heeft zijn hart toebereid tot een woning voor Zijn Geest om er in te wonen, en heeft hem zijn zaligheid en reinigmaking buiten zichzelf in de enige Ark der behoudenis, Christus Jezus, de Heere, doen zoeken en vinden. Moge dit hem al de verachting der wereld bezorgen, vooral wanneer hij tegen de tijdgeest getuigt, hij moge nochtans verblijd zijn, gelijk de apostelen eertijds verbijd waren, van wie de Heilige Geest zegt: „Zij gingen dan heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest om Zijns Naams wil smaadheid te lijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1958

De Banier | 8 Pagina's

De dagen van Noach

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1958

De Banier | 8 Pagina's