Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuw-Guinea

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuw-Guinea

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De aktie tegen Nederland is in Indonesië nog steeds niet ten einde gekomen. Daar bestaat alle reden voor. Het gaat toch op ekonomisch gebied daar bepaald slecht. De roepia gaat er zelfs vliegensvlug in waarde achteruit. Ook is het verzet van de tegenregering tegen Soekamo nog steeds niet onderdrukt. Er wordt nog altijd een guerilla-oorlog gevoerd. Daarbij slaagden de Indonesische verzetstroepen er in de stad Boekittinggi op West-Sumatra te bezetten en ettelijke uren in bezit te houden.

De chef staf van het Indonesische leger, 'generaal-majoor Nasoution, heeft mogelijk ook al om deze reden de aandacht nog eens weer op Nederlands Nieuw- Guinea gevestigd.

In een rede te Medan verklaarde hij op vrij dreigende wijze, dat indien de diplomatie in het geschil tussen Nederland en Indonesië inzake het bezit van westelijk Nieuw-Guinea faalt, de militaire weg zal worden gevolgd. Hij voegde hieraan toe: Op militair terrein kan ik verklaren, dat de recente gebeurtenissen bewezen hebben, dat wij in staat zijn moeilijkheden te overwinnen. Dit feit steunt ons direkt in onze strijd voor het opeisen van Nieuw-Guinea.

Aan het onderdrukken van de Indonesische opstand zal voorrang verleend moe- ten worden, aldus Nasoetion, die voorts van mening zeide te zijn, dat de strijd om Nieuw-Guinea zal slagen indien deze door politieke, ekonomische en militaire kracht wordt gesteund. Het is zeer wel te verstaan, dat deze rede en ook de verdere aktie tegen Nederland onze regering er toe genoopt hebben enige maatregelen ter bevefliging van Nieuw-Guinea te nemen.

In het antwoord op de schriftelijke vragen, die door het kommunistisch KamerlicTde heer Butcher over maatregelen ter 'beveiliging van Nederlands Nieuw-Guinea gesteld waren, betogen de ministers van Oorlog en Marine en van Zaken Overzee, dat de toestanden zich ten aanzien van Nieuw-Guinea aanmerkelijk gewijzigd hebben, ook al in die zin, dat de voortgaande levering van verschillende soorten wapens, waaronder zeer moderne, aan de republiek Indonesië, en in hevigheid toenemende propaganda voor de zogenaamde bevrijding van Nederlands Nieuw-Guinea een situatie in Indonesië doen groeien, die verschilt van de situatie, zoals die tot voor enige tijd bestond. De ministers merken in hun antvroord verder op, dat het aanpassen van de beveiliging van Nieuw-Guinea aan de technische ontwikkeling betekent: het aanpassen in technische zin van de verdedigingsmiddelen, die thans in Nederlands Nieuw-Guinea voor de beveiliging van dat rijksdeel aan'wezig zijn, aan de ontwikkeling, die zich in de laatste twee decennia op het terrein van bewapening heeft gemanifesteerd.

Op Nederlands Nieuw-Guinea — aldus antwoordden de ministers verder — zullen geen atoomwapens worden geplaatst; raketten maken reeds sedert jaren deel uit van de bewapening van een deel van de daar gestationeerde vliegtuigen. De uitzending van müitairen betreft in het bijzonder uitzending van kleine groepen specialisten op het gebied van luchtafweer, behorende tot de Koninklijke Landmacht of tot het grondpersoneel van de Koninklijke Luchtmacht. Uitzending van dienstplichtigen van de landmacht, anders dan wanneer zij zich vrijwillig bereid verklaren, kan eerst na totstandkoming van een wijziging van de Dienstplichtwet geschieden.

De ministers zijn voorts van oordeel, dat het landsbelang verbiedt meer gedetailleerde gegevens te verstrekken inzake omvang, aard en datum van vertrek van de uit te zenden eenheden, dan tot dusver is geschied.

Inzake het antwoord op vragen, die door het Tweede Kamerlid de heer de Kadt waren gesteld, hebben de ministers van' Buitenlandse Zaken en van Oorlog en Marine geantwoord, dat bet bij het zenden van versterkingen uitzending van enige eenheden betreft, die niet meer door het korps mariniers 'kunnen worden opgebracht zonder zware druk op de bestaande vredesorganisatie te leggen. De uitzending betreft het zenden van kleine groepen specialisten op het gebied van luchtafweer, behorende tot de Koninklijke Landmacht of tot het grondpersoneel van de Koninklijke Luchtmacht, waarover de Koninklijke Marine niet beschikt.

De ministers zien hierin niet een ombuiging van het in overleg met de Kamer genomen besluit om de beveihging van Nederlands Nieuw-Guinea op doelmatigheidsgronden aan de Koninklijke Marine op te dragen.

De regering is dan ook van mening, dat de genomen maatregelen geen aanleiding geven voor een voorafgaand parlementair debat omtrent het gehele Nieuw- Guinea-beleid van de regering, zoals de heer de Kadt gewild heeft.

De beoogde aanpassingen zijn van geringe omvang en niet van principiële aard. Een wijziging in het tot dusver gevoerde beleid is niet bij de regering in overweging. De Nederlandse regering heeft alle aandacht voor de Nederlandse positie met betrekking tot Nederlands Nieuw-Guinea. Regelmatig is de regering terzake in kontakt met onze bondgenoten en andere bij de 'handhaving van de vrede in dit deel van de wereld belanghebbende landen en internationale organisaties — zo verklaren de ministers tot slot.

In flagrante strijd met de bovenvermelde verklaringen van drie Nederlandse ministers is, wat aan een bericht van Reuter uit Djakarta is ondeend, wel hetgeen de één of andere korrespondent van het Indonesische agentschap Antara naar Djakarta heeft gemeld, namelijk dat er geruchten de ronde doen als zou Nederland bezig zijn Indonesische opstandelingen aan te werven voor dienstneming bij de Nederlandse strijdkrachten in Nederlands Nieuw-Guinea. Onder de opstandelingen verstaat deze korrespondent de in Nederland wonende aanhangers van de republiek der Zuid-Molukken.

Ook zouden volgens dit bericht van Antara Nederlandse burgerlijke ambtenaren en werkkrachten worden ingeschreven voor het Rode Kruis voor een werkkring in Nederlands Nieuw-Guinea. Tevens heeft de korrespondent berichten uit de Nederlandse pers geciteerd over de vorming van een Papoeabataljon op Nederlands Nieuw-Guinea. Tenslotte 'heeft 'hij ook beweerd, dat een'heden van het Nederlandse leger met het vliegdekschip Karel Doorman naar Nederlands 'Nieuw- Guinea worden gezonden.

Het persagentschap Antara heeft al wat kwaads gedaan aan de goede verstandhouding tussen Nederland en Indonesië. Het doet het deze keer met zijn berichtgeving ook weer. Het verloochent daarbij zijn aard niet. Als het meent Indonesische belangen te kunnen dienen, dan is elk middel goed en dan wordt Nederland keer op keer weer het kind van de rekening. Geen middel is dan te grof. Het dist allerlei onwaarheden op, brengt allerlei geruchten, waaraan alle grond van waarheid ontbreekt, in omloop. In één woord, het hitst met zijn berichtgeving gedurig het Indonesische volk tegen Nederland op, evenals dit nu ook weer het geval is met zijn berichtgeving over geruchten, met zijn voorstelling, dat Nederland Nieuw-Guinea met allerlei middelen, zelfs met behulp van wat het opstandelingen tegen Indonesië noemt, in staat van verdediging brengt. Het is er op uit om bij het Indonesische volk de indruk te wekken, dat er door Nederland allerlei voorbereidingen gaande zijn voor een uitbreiding van het militaire apparaat op Nederlands Nieuw-Guinea, dat in Indonesië o zo gemakkelijk door het volk aan agressieve bedoelingen kan worden toegeschreven. Het probeert tevens op die wijze het Indonesische volk tot eenheid, tot een gezamenlijk optreden te brengen.

Evenals generaal-majoor Nasoetion dit ook poogt te doen. Deze stelde namelijk vast, dat indien Indonesië haar eigen moeilijkheden te boven komt en een gezamenlijk aaneengesloten front vormt, het dan in staat zal zijn Nieuw-'Guinea onder haar beheer te brengen. Zo beoogt hij twee vliegen in één klap te slaan. Niet alleen poogt hij Nieuw-Guinea te bemachtigen, maar ook om een eensgezind binnenlands front in Indonesië tot stand te brengen.

Zo is er dan in Nasoetions rede naast een dreigement tegen Nederland ook een aansporing om een eensgezind biimenlands front in Indonesië te zien.

Gelet op de achtergrond van de gebeurtenissen van de laatste maanden, gelet op de opstand op Sumatra en Celebes en elders, ligt in Nasoetions rede een tweeledig doel opgesloten, waarvan het eerste doel het voornaamste is, namelijk om de bestaande moeilijkheden in het eigen land te boven te komen. Het is toch duidehjk en niet te weerspreken, dat het uitbreken van de opstand in Indonesië en de moeilijke onderdrukking er van moeilijkheden heeft opgeleverd en achtergelaten, welke bij lange na niet overwonnen zijn en de regering van Sodcarno zwaar getroffen hebben en nog treffen. Het is, om maar iets te noemen, waarbij wij de financiële ontreddering, de ontzaggelijke daling van de waarde van de Indonesische roepia, geheel buiten beschouwing laten, ondanks de bestaande en gehandhaafde strenge Indonesische oensuur, duidelijk, dat de gebieden, waarin de opstand is uitgebroken, nog verre van rustig zijn en dat daarin een toestand heerst, welke gelijkt op die in door de Daroel Islam geterroriseerde gebieden: de voornaamste plaatsen en verbindingen in handen van de regering van Soekarno, en de rest van deze gebieden in wanorde en ten dele onder de heerschappij van de verzetslieden.

Tegenover deze binnenlandse moeilijfcheden is Nasoetion komen aandragen met het zo lokkend voorstel van de beviij. ding van westehjk Nieuw-Guinea door een eensgezinde natie; een voorstel, dat hoe aanlokkelijk het ook voor menig In. donesiër zal zijn, zijn uitwerking zal missen, want de leider van het Sumatraanse verzet heeft nog dezer dagen verklaard, dat de guerüla-oorlog begonnen is en tot het bittere einde zal worden voortgezet. En dat hierbij geen loze woorden zijn gesproken, wordt door daden bevestigd, onder meer door de tijd& . lijke bezetting van Boekittinggi en ook al door allerlei aanvallen en vernielingen van voor de regering van Soekarno belangrijke bezittingen.

Wat Nederland betreffende NieuwGuinea uiteindelijk nog staat te wachten, valt niet te zieggen. Wel valt te zeggen, dat het met de dag al duidelijker aan het licht treedt, hoe onverantwoordelijk de soevereiniteitsoverdracht van Indië aan Indonesië is geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1958

De Banier | 8 Pagina's

Nieuw-Guinea

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1958

De Banier | 8 Pagina's