Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia's diepe ontroering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia's diepe ontroering

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III-

En het geschiedde als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder en weende en bedreef rouw, enige dagen, en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van de God des hemels. Nehemia 1 : 4

Wat had Nehemia gehoopt het goede van het volk te mogen horen. Maar helaas, hét was zo anders. Toen hij een onderzoek instelde, vernam hij, dat het volk in grote nood vv'as en in versmaadheid. Zij zeiden ook tot Nehemia: „Jeruzalems muur is verscheurd en haar poorten zijn met vuur verbrand". De overgeblevenen leefden in de grootste ellende en ondergingen allerlei

De ellende en de smaad waren groot geweest toen zij zuchtten in de ballingschap. Hun lijden was daar zwaar geweest en wat hadden zij gehoopt dat het nu aan een einde was, doch wat waren zij daarin teleurgesteld. De dichter van de oude dag had het reeds bezongen in Psalm 34: „Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen", en Christus beeft het later Zijn discipelen ook zo duidelijk vefklaard, dat zij in de wereld verdrukking zouden hebben; maar och, in den regel, wat slaan vidj er toch weinig acht op.

Ja, het komt maar steeds openbaar hoe weinig wij in de praktijk leven bij het Woord van God. Sinds God Zelf vijandschap gezet heeft tussen het zaad der slang en het zaad der vrouw, heeft Gods kerk niet anders te verwachten dan smaad, hoon, tegenstand en vijandschap. Wij zien dat ook telkens in de historie van Gods kerk. En daarenboven, het wordt zo duidelijk, dat ons vlees aan geen banden en verdrulcking wil en vol is met vleselijke overleggingen.

De discipelen van Christus zagen ook maar steeds uit, zelfs nog na Zijn opstanding, naar een aards koninkrijk. En wat duurt het lang eer wij daar van af zijn. Na de Pinksterdag, denk ik, dat zij er toch wel van genezen waren. Toen was het licht opgegaan. Het is hier voor voor Gods volk het land der rust niet.

En hoe meer Gods volk de voetstappen van Christus mag drukken, hoe meer zij naar Zijn beeld vernieuwd worden, hoe groter de vijandschap tegen hen zijn zal. Er staat zo opmerkelijk van Lazarus geschreven, dat de Joden hem zochten te doden.

Een weldaad wanneer ons leven zo zijn mag. Het is de meeste tijd zo anders, maar tot oneer van God en tot schade voor onze eigen ziel.

Smaad en hoon was het deel van de overgeblevenen uit de ballingschap. Zaj werden door de vijanden veracht Jeruzalems miiren waren vol bressen en de ten dele uit houtwerk opgetrokken poortgebouwen waren in vlammen cp'^gaan. Jeruzalem was dus een open stad en bood aan de inwoners niet de minste besöherming. Het was van alle kanten een diep treurige toestand.

Van alle kanten werd men belemmerd en tegengewerkt. Hoe moedbenemend is het wanneer door vijandschap alles wordt afgebroken, maar vooral ook wanneer wij onder zulke omstandigheden nog gesmaad en bespot worden. Wanneer dat lieve Wezen ons er onder brengt, dan kunnen wij het aanvaarden; maar anders, het beneemt ons de moed en- de lust om te leven. Dan zeggen zij van binnen wel eens: „Wat zal ik nog langer op de Heere wachten? " En dan die vrouw van Job uit ons huis en uit cos hart niet te kunnen zetten, wat is het dan een moeilijk leven. Maar dan ook te staan tegenover zulk een overmacht, waar wij niets tegen beginnen kannen. Geen kracht tegen die grote menigte. En dan bovendien dat God Zijn hand zo stil houdt en schijnbaar de vijand maar toelaat om te verwoesten wat hij kan.

Er lagen voor dat wedergekeerde volk zo vele beloften, maar van de vervuUing en van de bevestiging konden zij maar niets zien. De Heere had beloofd dat Hij hen verlossen zou, dat Hij voor hen strijden zou, dat Hij hun smaad onder de heidenen zou wegnemen, en nu zagen zij niet anders dan het tegendeel. O, wat idjn dat bange tijden voor Gods kerk en voor Gods kinderen.

Voorwaar, het volk was in grote ellende. Het antwoord, dat Nehemia ontving, bracht bij hem grote ontroering teweeg. Sommige schriftverklaarders zeggen: het was verpletterend. Dat Nehemia wel één en ander van de toestand geweten heeft, kunnen wij wel indenken, maar dat de ellende van zijn volk zo groot was, dat had hij niet verwacht:

Evenals Ezra (zie Ezra 9 : 3-5, 10 : 6) gaf hij aan zijn zielsontroering uiting door in het stof, dat is op de grond te gaan zitten, door aan zijn tranen de vrije loop t© laten, ook door het dragen van uiterlijke tekenen van rouw, en door het zich onthouden van spijs en drank, en dat dagenlang. Nehemia's ontroering vond, evenals die van Ezra, haar hoogste uiting in een aangrijpend gebed.

Overweldigd door smart zat hij neder en weende en bedreef rouw enige dagen. Er zijn wat mensen met een grote belijdenis, maar die nog nooit de smart van de zonde gekend hebben, en die ook met al hun praten nog nooit één traan in hun oog gehad hebben over de verbreking van Jozef.

Zij kunnen altijd maar doorlopen, of zitten in de hoogte, op het gebergte van Gilboa, waar nooit enige dauw of regen valt. Het is wel eigenaardig, maar op zulke mensen kunt ge nooit jaloers worden. God brengt Zijn volk in het stof. Denk maar aan Abraham en aan Job. Maar wat is het groot wanneer wij ook met de toestand van land en volk, van kerk en staat te doen krijgen.

Vanzelf, er zijn ook altijd mensen, die hun mond vol hebben over de donkerheid en de breuken, maar die er niets van in hun hart hebben. Och, wat zijn satans listen toch groot om een mens te bedriegen voor de eeuviagheid.

Doch het is als een weldaad te achten wanneer ook in bijzondere tijden de Heere de noden eens op komt te binden. Dat het zo zwaar voor ons gaat wegen, dat wij de binnenkamer in moeten.

Hoe korter wij bij God mogen leven, hoe •meer wij van Zijn geheimen zullen wei«n. Wij hebben daar een duidelijk voor­ beeld van in Abraham, de vader der gelovigen. De Heer© Zelf betuigde: „Zkïu Ik voor Abraham verbergen wat Ik doen zal? " Wat Gods voornemen was met de steden Sodom en Gomorra, werd door God Zelf aan Abraham bekend gemaakt. En wij zien het in het leven van Abraham, dat hij met die zaak voor Gods aangezicht 'kwam.

Zo was het ook hier met de schenker des konings. Nehemia werd door de toestand zo aangegrepen, dat hij op de grond terecht kwam. Hij weende en bedreef rouw enige dagen. De ellende van zijn volk was zijn ellende, en dat drukte hem zo neer. Het ontroerde hem zodanig, dat hij weende en rouw bedreef. Jezus weende aan het graf van Lazarus en de zonen van Jakob bedreven rouw over hun vader toen de Heere hem van hen weggenomen had. Naar die mate, dat er liefde is, is er ook droeflieid, en naar die mate, dat het gemis gevoeld wordt, is er rouw. Liefhebben is smart lijden. God leert Zijn volk te wenen met de wenenden, en blijde te zijn met de blijden.

Gr.Rapids (U.S.A.) Ds. W. C. Lamain

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Banier | 8 Pagina's

Nehemia's diepe ontroering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Banier | 8 Pagina's