Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia's diepe ontroering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia's diepe ontroering

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

£n het geschiedde ds ik deze woorden hoorde, xo zat ik neder *n toeend» •» bedreef rouw, enige dagen, en ik loat vastende en biddende voor het aangesticht van de God des hemels. IV. Nehemia 1:4

Dat het maar geen oppervlakkig rouw bedrijven was bij Nehemia, bleek wel daaruit, dat hij enige dagen rouw bedreef. Van de vrienden van Job lezen wij, dat rij met hem zaten op de aarde zeven dagen en zeven nachten, want zij zagen, dat de smart zeer groot was, Job 2 : 13. Hoe groot moet dan ook de smart wel geweest zijn, die het hart van Nehemia vervulde toen hij enige dagen rouw bedreef. En dat het maar geen vertoon voor de mensen was, kwam ook daarin openbaar dat hij vastte. Hij had geen lust om allerlei begeerhjke spijze te eten. De diep treurige toestand, waarin 7ijn volk verkeerde, vervulde zC zijn hart en gedachten, dat alle lust ontbrak om te eten of te drinken. Denk maar in het natuurlijke leven, wanneer wij in diepe rouw verkeren of onder zeer drukkende omitandigheden, dan zullen wij geen tijd hebben om allerlei lekkernijen klaar te

maken. Wat moet dan een mens soms gedwongen worden om iets te gebruiken. Wanneer anderen er niet op zouden aandringen, dan zouden wij zelfs het allemodigste voedsel laten staan. Droefheid des harten beneemt alle lust voor het tijdelijke leven. Wij lezen ook van Saulus van Tarsen, nadat God hem neergeveld had en hij lag in de straat „genaamd de rechte", dat hij drie dagen niet at of dronk. Hand. 9 : 9. Hij lag daar in de smart der wedergeboorte, onder het diepe besef van zijn schuld en zonde tegenover een heilig en rechtvaardig God.

Het staat ook aangetekend als een aanklacht tegen Israël, dat ten tijde van grote benauwdheid de Heere roept tot geween, tot rouwklage, tot kaalheid en tot omgording des zaks, en dat er dan bij het volk is vreugde en blijdschap, met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, Jes. 22 : 12—13. Nehemia had een diep besef van de jammerhjke toestand, waarin het volk des Heeren zich bevond, en dat was de reden dat hij vastte.

Doch Nehemia was niet alleen vastende, maar ook biddende voor het aangezicht van de God des hemels. God leert Zijn volk bidden. Neen, zij Eullen 't niet zeggen dat zij 't kunnen. Daar zijn. zij zich wel bewust van. Maar toch weet dat voik de weg. Petrus zegt: „Heere, tot wie zullen wij ander» heengaan? "

Op de wereld tan dat volk niet terecht, maar daar is een deur in de hemel voor at volk geopend in Christus Jezus. Gods aangezicht ii in gunst tot dat TOBC gewend op grond van de volmaakte gerechtigheid van Christus. Tot die troon mogen zij met vrijmoedi^eid gaan. God Zelf wekt Zijn volk daartoe op. „Roep Mij aan in de dag der benauwdheid. Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren". Doet uw mond maar wijd open en Ik zal hem vervullen. Nehemia bad voor het aangezioht van de God des hemels. Van de God des hemels. Die toch boven al het geweld van de hel en boven al het miaoei der volkeren staat. Die God des hemels toch aMischouwt al de moeite en al het verdriet, opdat Zijn volk het ia Zijn hand zal geven.

Die God des hemels, Die wel de vijand voor een ogênbhk, en zelfs voor eeirtijd, soms zelfs een lange tijd, toelaat om dat volk te benauwen en te verdrukken, maar Die toch in gunst ziet op degenen, die Hem vrezen. Zeker, het moet ook dat volk gegeven worden om tot God de toevlucht te nemen. Er is niets bjmger en benauwder in ons leven, dan dat de weg naar de hemel versperd is. Die gezegende Borg in de staat Zijner diepe vernedering, onder de toom en onder de gramschap Gods, moest uitroepen: „Mijn God, Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet, en des nachts, en De heb geen stilte", Psalm 22 : 3. Nehemia mocht zijn ziel voor God uitstorten en met de zaak van de kerk bij God komen. Met ootmoedige schuldbelijdenis mocht hij voor het aangezicht des Heeren verschijnen, pleitende en zich verlatende op het verbond en op de goedertierenheid des Heeren Heeren.

Wat een geweld mocht hij door het geloof doen op de barmhartigheid Gods. De zal het maar niet verder uitbreiden, doch wat moest schaamte onze aangezichten bedekken. Waar zullen wij de Nehemia's in onze dagen nog moeten zoeken? Mensen met zulk een praktijk? Werkehjk, gehefden, wanneer wij tot onszelf inkeren, dan gaat ons de moed ontbreken om nog verder te schrijven, Gods kerk is in grote ellende en in versmaadheid. Er zijn schier geen woorden te vinden om het uit te spreken, hoe droevig het er van alle kanten benstaat. En het allerergste is, dat er schier geen ogen voor zijn. Er zijn helaas nog velen, die denken, dat het nog zo erg niet is. De wereld houdt nog rekening met ons; wij hebben ook nog wat mee te spreken in verschillende dingen, enz. Och, wat een arm en dwaas geredeneer. Wat is het getal klein van degenen, die een recht gezicht hebben in de huidige toe^ «tand van de kerk,

Gods kerk it overgdblerei» aij een nadithutje in de komkommerhof en als een belegerde stad. De wereld heeft de overhand in de kerk, en de waarheid struikelt op de straten. O, wat ligt er een rouwfloers op de kerk. Het is breuk op breuk en scheur op scheur. De pilaren worden weggenomen, het Hcht is zo verdonkerd en het leven zo vertroebeld en ingezonken. Wat houdt God Zijn haod stü en wat wordt het weinig vernomen, dat God er nog toebrengt tot de gemeente, die zalig zal worden.

Het behoort tot de zeldzaamheden, dat God nog doonverkt met Zijn volk en dat •dj als levende getuigen mogen ijveren voor de eer Gods en voor de Naam en de zaak van Christus. Wij mochten dag •sn nacht wel wenen, maar och, waar worden nog natte ogen gevonden en rouwdragende zielen? Wanneer wij het recht beseffen mochten hoe ver alles is weggezonken, dan zou er schier geen moed meer zijn om te leven. Kerken vol met onverschillige Gallio's en 'behjders, die schier niet meer af weten van de zuivere waarheid Gods.

Gehele gezinnen, die geen onderscheid .meer weten tussen hun rechter- en lin- 'cerhand, en die zo maar voortleven zonder indrukken van dood en eeuwigheid. En dan die enkelingen van Gods kinderen, die er nog tussen zitten, die meer .leven op hetgeen wel eens gebeurd is in vroegere tijden, dan dat er een dadelijk leven is uit Christus, Die toch alleen maar het leven van Zijn volk is.

Gods Geest is niet weg, maar wel ver geweken, en helaas, het wordt schier niet opgemerkt. En waar het nog opgemerkt wordt, wat is er onder dat aUes een doorleven, in plaats dat we met Nehemia in smart op de aarde nederzitten. En wanneer het nog aangrijpt en ontroert, och, dan kunnen wij er nog niet mee op de rechte plaats komen. Het zijn meestal zo maar voorbijgaande indrukken, die niets nalaten en niets uitwerken. O geliefden, er zijn tekenen van Gods ongenoegen genoeg, maar het ontbreekt maar aan de waarachtige vernedering er onder, en de wezenHjke bekommering, die ons uitdrijft tot de hemel. Het is alles onze eigen schuld en zonde, de vrucht van het ver, ver afleven van de Heere. Het is benauwd, omdat het niet benauwd is. Och, dat wij de nood toch eens recht gevoelen mochten.

Dan zou het alles onze schuld worden, gelijk wij in het gebed van Nehemia bemerken kunnen. De oorzaak van de ellende en de versmaadheid zou bloot komen. Wij zouden God van geen onrecht gaan beschuldigen, maar Hem rechtvaardigen in al Zijn handelingen, doch daarenboven ook Hem als een waterstroom aanlopen. Hij alleen kan maar uitkomst geven, de vijanden beschamen. Zijn volk verbhjden en Zijn kerk herstellen.

Wij zijn het niet waardig, dat de Heere nog terugkomt, maar Hij mocht het doen om. Zijns Zelfs wil, om Zijng verbonds wü en om de waardigheid van die dierbare Verbondsmiddelaar.

Dat is de enife grond waarom het nog kan. Het is van alle kanten donker, em ziende op onze behoefteloosheid, biddeloosheid en hefdeloosheid, dan kunnen wij de hoop wel opgeven. Doch omdat God onveranderüjk is in Zijn Wezen eo eigenschappen, ook in Zijn liefde, zal Hij op Zijn tijd opstaan en Zijn voBc niet overgeven. Hij zal hen niet eeuwighjk ia het verdriet laten. Ook over de zichtbare kerk waakt God tot aan het eind der eeuwen. Door welke wegen Hij Zijn keik weer bezoeken zal en tot heerHj^kheid brengen, is voor ons verborgen. Naar Gods Woord weten wij, dat er zware rijden aanstaande zijn. Toch zal God doen overblijven een ellendig en een arm volk, dat op Zijn Naam zal vertrouwen. En tenslotte, hoe het ook gaan zal, God zal Sion bouwen door Zijn hand krachtig. God zal toch Zijn raad volvoeren, en het welbehagen des Heeren zal niet door ons vermogen, maar door de hand van Christus geluHdgüjk voortgaan.

Zo wij door wedergeboorte en vernieuwing door God de Heilige Geest een levend hdmaat mogen zijn van de ware keik Gods, dan zullen wij toch eenmaal uit alle ellende verlost worden. God Zelf zal alle smaad voor eeuwig wegnemen en Zijn volk, dat hier geroepen, gerechtvaardigd en geheihgd is door het bloed van Christus, eenmaal verheerlijken. Die kerk zal uit alle strijd verlost worden en ook van al haar wan- en ongestalten, om Hem, Die op de troon zit, en het Lam de aanbidding en de dankzegging eeuwig toe te brengen.

Dan zal er niets meer te klagen zijn, maar hart en mond eeuwig vervuld zijn met de lof des Heeren Heeren. De vijand zal dan geen pijl meer schieten en hij zal tot de poorten niet meer naderen, omdat zijn plaats dan voor eeuwig is in de poel, die van vuur en sulfer brandt. Dan zal het voor dat volk eeuwig vrede en rust zijn. Amen.

Gr.Rapids (U.S.A.)

Ds. W. C. Lamam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1958

De Banier | 8 Pagina's

Nehemia's diepe ontroering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1958

De Banier | 8 Pagina's