De socialistische ministers

De fraktieleider van de Tweede Kamerfraktie van de Partij van de Arbeid, Mr. Burger, heeft kort geleden een zevental punten genoemd, waarin de eisen van de fraktie werden weergegeven en waarvan 'het afhankelijk gesteld werd of zij haar verdere medewerking en steun aan het ministerie zou kunnen geven.

Deze zeven punten hebben een onderwerp van bespreking uitgemaakt op de zogenaamde fakkeldragersvergadering van de P.v.d.A., waarop ook de socialistische m.inisters aanwezig waren. Hetgeen daar besloten werd, was niet geheel duidelijk. Dit heeft professor Romme aanleiding gegeven om daaromtrent nadere vragen tot de minister-president Dr. Drees te richten. Het betreft hier een hoogst aktuele kwestie, dewijl hiermede in nauw verband staat of het ministerie tot 1960 aan zal blijven, of dat, indien dit tot aftreden genoodzaïdct zal worden, er vervroegde verkiezingen voor de Tweede Kamer zullen plaats vinden.

Het behoeft niet te verwonderen, dat er voor de beantwoording van de vragen van professor Romme bij talrijken in den lande grote belangstelling bestond. Dr. Drees heeft de viagen in de Eerste Kamer reeds grotendeels beantwoord. In zijn antwoord op de vragen van Eerste Kamerleden zeide hij, dat hij het in het landsbelang achtte te zijn, indien het ministerie tot 1960 aanbleef. Vervolgens verklaarde hij, dat betreffende de zeven punten van Mr. Burger de socialistische ministers waren uitgenodigd tot een bespreking op het bureau van de socialistische Kamerfraktie. Na afloop der besprekingen was hij er mede akkoord gegaan, dat er mededeling gedaan zou worden, dat er een besprekiag tussen de ministers van de P.v.d.A. en de fraktie was geweest, waarbij algemene politieke en praktische problemen aan de orde waren geweest; waarbij Dr. Drees echter uitdrukkelijk had bedongen — hetgeen ook schriftelijk is vastgelegd — dat vermeld zou worden, dat de positie der ministers een andere was dan die van de fraktie. De ministers — zo drukte Dr. Drees zich in het Kamerdebat uit — konden zich immers niet uitspreken over Icwesties, welke nog niet in de ministerraad waren behandeld, en indien men de veiiklaring op de fakkeldragersvergadering afgelegd, nauw'kem-ig leest, zal men moeten erkennen, dat Mr. Burger daarop uitdiTikkelijk heeft gesproken namens de socialistische fraktie en niet namens de socialistische ministers. Hieraan voegde hij toe, dat dit overigens niet wü zeggen, dat de sociaUstische ministers met de zakelijke inhoud van de verklaring niet iastemmen.

Voorts legde Dr. Drees in het debat er de nadruk op, dat indien de Kamerfraktie van de P.v.d.A. zou oordelen, dat deelneming van socialistische ministers aan het ministerie niet langer gewenst is, men moeilijk kan verwachten, dat zij dan toch daaraan deel zullen nemen. Benevens het boven beschrevene gaf Dr. Drees ook nog een overzicht over de gang van zaken bij het opstellen van iiet regeringsprogramma in 1956, wat hij een ingewikkelde kwestie noemde, waailbij hij evenwel niet anders kon konkluderen dan dat de vier frakties (de P.v.d.A., K.V.P., C.H.U. en A.R.P.) van de regeringspartijen zich bereid hadden verklaard aan de verwezenlijking van het regeringsprogram mede te werken, waartoe ook de wet van de vervreemding van de landbouwgronden behoorde. Het amendement op deze wet, dat door het A.R. KamerHd Bieuwenga was ingediend en door de Tweede Kamer werd aange­ nomen, dat esn ingrijpende verandering in deze wet bracht, was volgens Dr. Drees — al heeft hij het woord „woordbreuk" hierbij niet gebezigd — in strijd met de afspraken van 1956. In verband hiermede zeide Dr. Drees nog, dat het de bedoeling van de regering is de kwestie van de vervreemding van de landbouwgronden in de toekomst opnieuw in haar geheel aan de Staten-Generaal voor te leggen.

Omdat het te verwachten is, dat het antwoord, dat Dr. Drees op de vragen van professor Romme betreffende de zeven punten van 'Mr. Burger zal geven, ia gelijke geest zal luiden als de verklaring, welke de minister-president daaromtrent in de Eerste Kamer gaf, kan moeilijk worden aangenomen, dat de beantwoording er van professor Romme niet zal bevredigen, te meer daar de fraktievoorzitters van de vier regeringspartijen, onder wie die ook van de K.V.P., te kennen hebben gegeven, dat zij het wenselijk achtsn, dat het huidige ministerie tot 1960 zal aanblijven, zodat de krakende regering& karos wel zal blijven voortrijden.

Of dit ook zal zijn indien de kwestie van de vervreemding van de landbouwgronden in de Tweede Kamer weder in behandeling zal komen, dient afgewacht te worden, terwijl ook nog de verklaring van de voorzitter van de Eerste Kamerfraktie van de P.v.d.A., Mr. in 't Veld, welke hij aflegde tijdens de debatten in de Eerste Kamer, moeilijkheden voor het huidige kabinet kan opleveren en de reeds bestaande wrijving tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. nog kan doen toenemen, namehjk dat zijn partij geneigd is een grotere prioriteit toe te kennen aan de weduwen- en wezenverzekering dan aan een algemene kinderbijslag. En nu is deze verklaring afgelegd terwijl nog kort geleden van r.k. zijde is verklaard, dat de algemene kinderbijslag één der wensen van de K.V.P. is in de huidige kabinetsperiode.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen