Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kabinet-Drees gevallen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kabinet-Drees gevallen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

P.v.d.A.-minisiers ireden af

Bij de debatten over de wetsontwerpen inzake het verlengen van de tijdelijke verhoging van enige belastingontwerpen bleek reeds overduidelijk, dat de meerderheid der Kamer afwijzend stond tegen het voorstel der regering om deze verlenging niet voor één, maar voor twee jaar te doen gelden. Toen dan ook de minister van Financiën, de heer Hofstra, de sprekers beantwoord had en daaruit bleek, dat hij van zijn standpunt geen duimbreed wilde wijken, werden er verscheidene amendementen ingediend, waai-van er één afkomstig was van de vaste kommissie voor de Financiën en tot strekking had de verhoging van de vennootschapsbelasting, de vermogensbelasting, het invoerrecht op benzine en de omzetbelasting op personenauto's, motorrijwielen, bandeni, enz., slechts voor 1959, dus voor één jaar te verlengen. Daar hieniit viel op te maken, dat ook de meerderheid der Kamer voet bij stuk wenste te houden, werd de vergadering van donderdagmiddag 11 december met grote spanning tegemoet gezien. Wanneer er toch tussen de regering en de meerderheid der Kamer geen toenadering zou verkregen worden, kon een kabinetskrisis niet uitblijven. Prof. Romme heeft dan ook getracht, die toenadering alsnog te verkrijgen door het indienen van een motie, waarin de Kamer de regering uitnodigde haar tijdig in de gelegenheid te stellen, de vraag van de al dan niet verlenging over het jaar 1960 van de tijdelijke belastingverhogingen te bezien in het kader van de regeringsbeslissingen omtrent de materie, waarover door de Sociaal Ekonomische Raad (S.E.R.) naar aanleiding van de adviesaanvrage der regering d.d. 16 september 1.1. zal worden gerapporteerd. Volgens de toelichting, welke prof. Romme op zijn motie gaf, bleek, dat er bij deze motie van uitgegaan werd, dat de verlenging der onderhavige belastingverhogingen slechts voor 1959 zou gelden. Om echter niet de indruk te geven, dat een verlenging over 1960 bij voorbaat geheel en al uitgesloten werd, werd met de motie beoogd de kwestie van verlenging voor 1960 nader te bezien en wel zo vroeg mogelijk in 1959, in elk geval vóór bet 2x> merreces.

Minister Hofstra kon zich echter ook met de inhoud dezer motie niet verenigen. Hij vond ze nog te negatief. Slechts dan kon hij ze overnemen, wanneer ze inhield, dat de verlenging voor twee jaar zou gelden, dus voor 1959 en 1960, doch dat die voor 1960 zou vervallen, wanneer hem mocht blijken, dat verlenging voor 1960 niet nodig zou zijn. Prof. Romme weigerde echter aan deze suggestie van minister Hofstra te voldoen, zodat de motie van prof. Romme, die bedoeld was als brug om de kloof tussen Kamermeerderheid en minister Hofstra en in deze met de regering te overbruggen, niet tot het beoogde doel leidde.

Dat minister Hofstra zulk een onverzettelijke houding aannam valt gemakkelijk te begrijpen als men bedenkt, dat zijn wetsvoorstellen inzake het verlengen der tijdelijke belastingverhogingen met twee jaar één van de zeven punten was, welke door de voorzitter van de Tweede Kamerfraktie van de P.v.d.A., mr. Biu-ger, op de zogenaamde fakkeldragersdag van deze partij op 22 november 1.1. te Utrecht, als voorwaarden: waren gesteld voor het deel blijven uitmaken van het kabinet door ministers van de Partij van de Arbeid. Deze verklaring was nota bene afgelegd in tegenwoordigheid van de minister-president dr. Drees en de vier andere P.v.d.A. ministers, te weten de heren Hofstra, Vondeling, Suurhoff en Samkalden, die door mede te applaudiseren ook hun instemming er mede betuigden. En daar mr. Burger van geen toegeven wilde weten, zaten ook de P.v.d.A. ministers met handen en voeten gebonden.

Voordat de beslissende vergadering aanbrak, werd de situatie eerst des woendagsavonds nog in de ministen-aad besproken. Zoals uit de verklaring van dr. Drees bleek, stond het hele kabinet wel op het standpunt, dat de verlenging voor twee jaar nodig was, maar niet het hele kabinet wenste aan het aanvaarden van de motie-Romme en het amendement van de vaste kommissie de konsequentie van het aftreden van alle ministers te verbinden. Onder deze

spannende omstandigheden

nam de vergadering der Tweede Kamer op donderdag 11 december onder zeer grote belangstelling een aanvang. De beide tribunes, alsmede de loges voor familieleden der ministers, vertegenwoordigers van gezantschappen en hoge ambtenaren, waren geheel gevuld. Fotografen en filmoperateurs liepen vrij door de vergaderzaal om vast te leggen wat van hun gading was. Op de agenda had de voorzitter laten vermelden, dat allereerst de motie- Romme in stemming zou worden gebracht om dan daarna over de artikelen f en de amendementen te gaan beraadslagen.

Hiertegen kwam mr. Burger echter in verzet. Hij wenste, dat eerst de mogelijkheid geboden zou worden om d© artikelen en de amendementen te bespreken, dat daarna de amendementen en vervolgens de motie-Romme in stemming zouden worden gebracht. Hierover werd eerst nog in den brede gediskussieerd met als resultaat, dat eerst de artikelen met de amendementen zouden worden behandeld. Een stemming besliste over de vraag of daarna eerst de motie-Romme dan wel het amendement van de vaste kommissie voor de Financiën in stemming zou worden gebracht. Met 88 tegen 55 stemmen besloot de Kamer eerst over de motie-Romme te stemmen, daarna over het amendement. Voordat de stemmingen over de motie en het amendement plaats hadden, werd er eerst nog vrij uitvoerig gediskussieerd, vooral door de heer Burger, wiens rede veel van een verkiezingsrede weg had. Hij trachtte de schuld van de krisis, die nu wel onvermijdelijk scheen, vanzelfsprekend geheel af te schuiven op de partijen, die voor de motie-Romme en het amendement zouden stemmen, doch dit werd hem zeer terecht betwist. De meerderheid der Kamer wüde namelijk aan de regering niet de gelden onthouden, die zij voor 1959 meende nodig te hebben, zodat de schuld van een eventuele krisis voor rekening kwam van de fraktie van de Partij van de Arbeid en van minister Hofstra, die kennelijk onder de druk van de P.v.d.A.-fraktie stond. Toegeven aan minister Hofstra zou dan ook, in het licht van de Fakkeldragersdag, feitelijk neergekomen zijn op een zich bukken en buigen onder de zweep van de Partij van de Arbeid. Toen de diskussies ten einde waren hadden de stemmingen plaats.

Namens de, fïaktie der S.G.P. legde Ir. van Dis voor de stemming de navolgende verklaring af:

Mijnheer de Voorzitter! Volledig handhavende onze bezwaren tegen het verlengen van de verhoging der onderhavige belastingen, zullen wij nochtans onze stem geven aan de motie- Romme, aangezien hierin volgens de nadere toelichting van de voorsteller dezer motie besloten ligt, dat de verlenging van de verhoging der onderhavige belastingen in plaats van voor twee, slechts voor één jaar zal gelden en wij van oordeel zijn, dat de verlenging met één jaar in elk geval te verkiezen is boven die met twee jaar. Voorts verklaren wij, dat voor het geval over het amendement van de vaste kommissie voor de Financiën gestemd zal worden, wij ook hieraan om dezelfde reden onze stem zullen geven.

Zowel de motie-Romme als het amendement van de vaste konMnissie voor de Financiën werden hierop met 88 tegen 55 stemmen aangenomen, waardoor de beslissing gevallen was. Tot de voorstemmers behoorden de frakties van de K.V.P., de A.R., de C.H., V.V.D. en de drie Kamerleden der S.G.P.

Tot de tegenstemmers: de fraktie van de P.v.d.A. en de beide Communistische frakties.

Direkt na deze stemmingen verklaarde minister Hofstra, dat hij de verantwoordelijkheid niet langer kon dragen en zijn ontslag aan H.M. de Koningin zou aanbieden, terwijl dr. Drees, die als enige minister zich naast minister Hofstra adbter de regeringstafel bevond, verklaarde, dat ook de andere socialistische ministers hun ontslag zouden aanbieden, zodat hierdoor aan het brede basis-kabinet zijn grondslag ontnomen zou zijn. Hiermede was de val van het kabinet- Drees een feit geworden. Te 6 uur sloot de voorzitter de vergadering, nadat hij machtiging verkregen had om eventueel de Kamer tegen maandag 15 december op te roepen voor het af behandelen van de op de agenda staande wetsontwerpen, indien mocht blijken, dat de regering dit wenste.

Ds. Zandt bij de Koningin op audiëntie

Evenals de voorzitters van de overige frakties werd ook Ds. Zandt door H.M. de Koningin verzocht Haar van advies te dienen inzake de kabinetskrisis. Zaterdagmorgen om 11 uur begaf Ds. Zandt zich naar het paleis Huis ten Bosch, waar het onderhoud plaats had, waarover begrijpelijkerwijs geen nadere inlichtingen kunnen worden verstrekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1958

De Banier | 8 Pagina's

Het kabinet-Drees gevallen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1958

De Banier | 8 Pagina's