Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CX.XII.

De rede van Ds. Zandt betreffende herstel van het onrecht van 1816 door Mr. Schokking bestreden. Ds. Kersten keert zich tegen Mr. Schokldng.

Op de rede, welke ds. Zandt in december 1928 hield^ om daarin te bepleiten het herstel van het onrecht, dat in de vorige eeuw de Nederl. Herv. Kerk werd aangedaan, volgde bestrijding, zo schreven wij de vorige maal. Echter niet van de kant van de socialistische, moderne predikant van der Heide, die vlak na ds. Zandt het woord voerde, maar van de christeüjk-historifche heer mr. Schokking, die zich bij Oen vorige gelegenheid inzake hetzelfde onderwerp al 'eens tegen ds. Kersten gekeerd had en die dit nu deed tegenover ds. Zandt. Hij deed dit nu zelfs nog feller dan voorheen, daar hij ds. Eandt er van betichtte, dat diens pleidooi niets anders was dan een demon- •tratie. Ook beriep hij er zich weer op, gehjk dit door de tegenstanders van mr. Groen van Prinsterer, als deze voor het herstel van het genoemde onrecht opkwam, ook al gedaan werd, dat n.I. de Hervormde Kerk voEcomen vrij is Eich overeenkomstig haar eigen begin- •el en opvattingen in te richten. De kwestie van haar organisatie was volgens de heer Schokkang een kwestie voor haar zelf en niet voor de regering. De regering toch, aldus zeide dez» christelijk-histoiische woordvoerder, heeft zich na de wet van 1853 tengevolge van de Grondwet van 1848, van de uitoefening van het jus in sacra (recht in de kerk) onthouden. Wanneer zij zou voldoen aan het door ds. Zandt gedane verzoek om intrekking der Koninklijke Besluiten van 1816 en 1852, dan kon het volgens hem wel eens zijn, dat de regering jmst gevaar zou lopen weer in «en jus ia sacra uit te oefenen, dat zij Juist en gelukkig losgelaten had. Het ging dan ook volgens de heer Schokking niet aan om een dergelijke eis aan de regering te stellen. Hij wenste die althans niet alleen niet te ondersteunen, maar te blijven bij wat hij vroeger had gezegd, namehjk: Regering, handhaaf het standpunt van de Grondwet van 1848, dat uitgewerkt is in de wet van 1853, om aan de kerk over te laten haar eigen zaken te behandelen en zich naar eigen aard en beginsel in te richten.

Door zo te spreken ging de heer Schokking vierkant in tegen mr. Groen van Prinsterer, wiens nazaten de christelijkhistorischen zich zo gaarne noemen. Het is toch voor geen wederlegging vatbaar, dat Groen ook nd 1848 en nd 1853, de jaartallen waarnaar de heer Schokking verwees, de intrekking der KoninkHjke

Besluiten van 1816 en 1852 krachtig en voortdurend heeft bepleit. In de voorafgaande stukken over dit onderwerp hebben wij zulks genoegzaam aangetoond, zodat wij hierop dians niet nader behoeven in te gaan: En Groen deed dit, omdat hij van oordeel was, dat de vrijmaking van 1842 en 1853 geen ware vrijmaking was. Groen sprak daarom in 1869 van de zogenaamde vrijmaking, welke volgens hem niet anders was dan overlevering aan de Synode, orgaan der kerk, maar inderdaad krachtens haar oorsprong in het K.B. van 1816, ©en kreatuur van het Gouvernement. Een kaesaropapistisch schepsel, zo noemde Groen de Synode, dat, tot handhaving van de kerkleer geroepen, integendeel, de verkondiging van het ongeloof, tot in het nee plus ultra van anti-christelijke ontvi'ikkeling, handhaaft. Over de vrijheid der Hervormde Kerk na 1853 had de grondlegger van de antirevolutionaire of christelijk-hisitorische richting in ons land dus wel een heel andere opvatting dan de heer Schokking, maar het opmerkelijke, dat hoe menigmaal de diristelijk-historischen zich op Groen beroepen, men hem ter zake van deze aangelegenheid negeert en doodzwijgt. Ook d» toei> mahge christelijk-historische minister van Financiën, mr. de Geer, repte met geen woord over Groen. Hij sloot zich geheel aan bij de heer Schokking, met wie hij het roerend eens was. Nadat ds. Zandt gesproken had, kreeg na de heer Sehokking ook ds. Kersten nog de gelegenheid het één «1 ander op te merken. Hij sprak de navolgende rede uit:

„Mijnheer d© Voorzitter! Met genoegpn en instemming heb ik vernomen, dat ook de heer Schokking van oordeel is, dat de koning in 1816 onjuist gehandeld heeft en de overheid haar bevoegd-

heid heeft overschreden. Met minder genoegen heb ik uit d© mond van de heer Schokking vernomen — ik had het niet van hem verwacht — dat hier demonstratief gesproken werd door ds. Zandt. Daartegen moet ik met ernst en klem opkomen. Wanneer mijn geachte mede-afgevaardigde over deze tere kwestie spreekt, ligt daaraan een waarachtige overtuiging ten grondslag, en ik mag er bij voegen, als ik over de Herv. Kerk spreek, doe ik dat ook uit overtuiging, omdat ik aan die kerk nog altijd een grote waarde blijf toekennen en haar machtige invloed zie op ons volksleven^ zodat ik van haar herstel tevens verwacht ©en herstel van het nationale leven. De heer Schokking weet dat. Het is niet de eerste maal, dat wij over de kerk spreken. Maar des te minder betaamt het hem dan verwijten naar ons hoofd te slingeren, geHjk hij deed. Wij demonstreren hier niet, maar spreken uit overtuiging: wij heffen geen ijdele leuzen aan. De overheid heeft zich, aldus de heer Sehokking, onttrokken aan het jus in sacra. Daarmede echter is het onrecht, gepleegd aan de Ned. Herv. Kerk, niet hersteld. De overheid heeft de wahnuren van die kerk weggenomen; heeft d« dijken doorbroken; heeft, in strijd met haar behjdenis, de kerk blootgegeven voor allerlei stromingen en invloed van leer, waarvan de gevolgen zo ontzettend waren ook voor die kerk zelf. Dit ook werd oorzaak van de vele scheiding en scheuring. Daar ligt de wortel van het onrecht, dat de regering aan de kerk heeft aangedaan. Daardoor is in de kerk grote macht verleend aan degenen, die van de kerk niet zijn. Want wat behoort in onze Nederlandse kerk aUeen recht te hebben? De belijdenis, di© onze vaderen 20 duidelijk hebben vastgesteld en die zij hebben aanvaard onder de Formulieren van Eenheid, die alleen! Uit deze zelfde grond heeft Groen van Prinsterer over de kerk gesproken en verklaard, dat er onrecht aan de kerk is geschied. De overheid pleegde dat onrecht en stond de kerk feitelijk naar het leven. De overheid is er dus niet meda af, nu de kerk eerst door haar in gevangenschap gevoerd werd, te zeggen: Nu zijt gij vrij. Gebonden als gij ligt, aan handen en voeten geboeid, moogt gij verder u inrichten, zoals gij meent, dat het kerkehjk leven zijn moet. Dan blijft d© kerk overgelaten aan haar vijanden, die over haar heersen; dan blijft ze in d© ellende, waarin de overheid haar gestort heeft. De strijd, die gekampt wordt in de Herv. Kerk door degenen, die de - gereformeerde belijdenis alle heerschappij en recht weer wülen toegekend 'zien, wordt onmogelijk gemaakt door de omstandigheden, die ik zo even noemde.

Wanneer men nu vraagt, hoe dat recht te herstellen is, dan is hier een kleine wenk gegeven, om de Koninklijke Basluiten, die genoemd zijn, in te trekken. Sommigen zeggen: Dat verandert aan de toestand niets. Ik heb de verwachting, dat bij d© intrekking van die Koninklijke Besluiten wederom een eerste schrede zal worden gezet op de weg, waarin het oude gereformeerde beginsel weer zal zegevieren en de kerk zich uit het stof weder uitschudden zal". Tot hiertoe de rede, welke ds. Kerste* hield naar aanleiding van wat door mr. Schokking in de vergadering van 12 december 1928 te berde was gebracht,

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1958

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1958

De Banier | 8 Pagina's