Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de Voorzitter! In zijn rede is de minister ook ingegaan op de door mij gemaakte opmerkingen inzake de opvattingen van het moderne strafrecht, waarbij aan delinkwenten een grote mate van vrijheid wordt verleend. Ik kan mij zeer goed indenken, dat de minister het te dezer zake met ons niet eens kan zijn, daar door hem wordt uitgegaan van beginselen, welke

diametraal

tegenover de door ons voorgestane beginselen staan. De beginselen, we'Ike door de minister ten aanzien van het strafrecht worden gevolgd, wortelen namelijk in het humanisme, waarbij de mens, het menselijk inzicht en de menselijke rede in het middelpunt staan, terwijl wij een strafrecht voorstaan, dat gegrond is op beginselen, overeenkomstig het in de Heüige Schrift geopenbaarde

recht Gods.

Wij gaan op deze aangelegenheid bij deze replieken nu niet dieper in, daar het slechts ons doel was, in het kort vast te stellen waar de eigenlijke oorzaak Hgt van het verschil van inzicht inzake de opvattingen van het moderne strafredht ten opzichte van het verlenen van zulk een grote miate van vrijheid aan delinkwenten, welke door de minister waardevol wordt genoemd. Uit datgene, wat door mij te dezer zake werd opgemerkt, mag echter niet de konklusie worden getrokken, dat wij zouden voorstaan, dat delinkwenten

onmenselijk

zouden moeten worden behandeld. Dit is nimmer door ons beweerd, ja, wij zijn daarvan zelfs sterke tegenstanders, gelijk wij dit in het verleden meermalen getoond hebben, als wij opkwamen tegen het onrecht, begaan tegenover

politieke delinkwenten,

die maanden, soms zelfs jaren in kamp of gevangenis geheel ten onrechte werden vastgehouden en wie ook het

recht van beroep

onthouden werd, indien zij van oordeel waren, dat hun te weinig of geheel ten onrechte in het geheel geen schadevergoeding werd toegekend. Deze periode vormt in onze rechtsbedeling wel een zeer

zwarte bladzijde.

Tal van schuldigen zijn toen in het geheel niet of al bijzonder hcht gestraft, ofschoon zij heel wat op hun kerfstok hadden, terwijl menigmaal licht schuldigen en zeUs onschuldigen, die uit hun gezin en bedrijf waren weggehaald, louter op

valse getuigenis,

uit baat en nijd en ook al omdat men zich van een lastige konkurrent wist te ontslaan, zwaar gestraft zijn. Ten aanzien van deze lieden was de humaniteit bij hen, die daarvan in andere gevallen zo hoog opgeven, menigmaal

verre zoek.

Dan kwam het er blijkbaar niet op aan, als licht schuldigen of onschuldigen al­ lesbehalve humaan behandeld werden. Mijnheer de Voorzitter! Wij wensen het voor de waarhjk schuldigen niet op te nemen. Ten aanzien van hen hebben vni steeds bepleit, dat het recht zijn loop behoorde te hebben. Dit staan wij ook voor ten aanzien van delinkwenten, die in reklasseringsinrichtingen vertoeven. Dezen moeten voorzeker als mensen worden behandeld, maar daarbij mag nimmer uit het oog worden verloren, dat het

gevaarlijke mensen

zijn; mensen, die door het begaan van misdrijven er blijk van hebben gegeven, dat zij gevaarlijk zijn voor de maatschappij. Dergelijke mensen een grote mate van vrijheid te geven en hen maar vrij te laten rondlopen, achten wij zeer onverantwoordelijk, gelijk dit dan ook wel zeer duidelijk is gebleken in het geval van de reklasseringsgemeensohap

Groot Batelaar

te Lunteren, en wat ten overvloede bhjkt uit wat door de minister is medegedeeld, namelijk dat soortgelijke problemen als bij Groot Batelaar zich ook in andere inrichtingen voordoen, waar de moderne behandelingsmefchode, welke met een grotere vrijheid voor de patiënten gepaard gaat, wordt toegepast. Deze feiten, die door de minister worden toegegeven, •wijzen er toch wel genoegzaam op, dat de

moderne opvattingen,

waarbij aan personen, die voor de maatschappij gevaarhjk bhjlcen te zijn, een grote mate van vrijheid wordt gegeven, ondeugdelijk zijn. Wij achten het dan ook 'dringend noodzakelijk, dat de minister zowel ten aanzien van Groot Batelaar als van andere soortgehjke imichtingsn zal breken met de moderne behandelingsmethode, welke, naar gebleken is, voor de bewoners van de streken, waar die inrichtingen zijn gevestigd, de

alleronaangenaamste

gevolgen heeft, zoals in het geval van Groot Batelaar door het kollege van burgemeester en wethouders der gemeente Ede bevestigd is. Overgaande tot een ander punt, waaiover de minister opmerkingen heeft gemaakt, wil ik mij thans bepalen tot de voetbalpool. Ten aanzien hiervan is uit de rede van de minister wel gebleken, dat de aangekondigde wijziging van de Loterijwet inderdaad inhoudt het wettelijk sanktioneren van de

voetbalgokkerij,

welke nu reeds sinids enkele jaren hier te lande welig tiert, wat mogehjk was en is doordat de regering en in het bijzonder de minister van Justitie de voetbalpool ongehinderd heten en laten, niettegenstaande deze gokkerij in strijd is met de Loterijwet. Deze gang van zaken kunnen wij niet anders dan ten sterkste afkeuren. Verwonderen doet hij ons echter niet, wanneer wij er op letten, dat de regering van ons land tientallen jaren geduld heeft, dat wetten als de

Zondagswet en de Begrafeniswet

voortdurend ongestraft overtreden werden. Ook verwondert het ons niet, dat de minister krachtens besluit van de ministerraad het plan heeft aangekondigd, de Loterijwet te wijzigen, waardoor de voetbalpool bij de wet toegelaten zal w«rden, daar het voor ons reeds vast stond, dat dit er van zou komen, toen enige jaren geleden op voorstel van de regering het wedden bij paardenrennen wettelijke sanktie verkreeg. Nu heeft de minister aangaande hetgeo» door mij gezegd is inzake de

draai,

die de anti-revolutionaire ministers te d»zer zake hebben genomen, gewezen op een interruptie, welke tijdens het uitspraken van mijn rede door één der lede» werd geplaatst, namelijk deze, dat het standpunt, dat het niet aangaat, dat eea minderheid kan eisen, dat strafbaar blijft wat een uitgesproken meerderheid ni»t als strafwaardig aanmerkt, een

echt antirevolutionak

standpunt is. Het is waar, dat deze interrupti© uitgesproken is. Ik kon er echter wegens de mij kort toegemete» spreektijd niet op ingaan, daar ik dan in tijdnood zou gekomen zijn. Ook was mij niet bekend, van wie die interruptie wa». Dit is ons dan nu medegedeeld door ds minister, die zeide, dat zij van de 'geachte afgevaardigde de heer

Hazenbosch

afkomstig was. Ik kan niet anders zeggen 'dan dat het mij ten zeerste verbaast en bevreemdt, dat de geachte afgevaardigde de heer Hazenbosch, die deel uitmaakt van de anti-revolutionaire Kamerfraktie, zich op deze wijze heeft uitgelaten en daarmee blijk heeft gegeven het in dezen

geheel eem

te zijn met de reeds door mij genoemd» prof. Zuidema. Wat de geachte afgevaardigde de heer Meulink betreffende het door prof. Zuidema vertolkte standpunt inzake di voetbalpool zoeven heeft opgemerkt, heeft mijn zienswijze in deze niet kunnen .wijzigen. Ik herinner mij nog zeer goed, dat toen ik destijds het verslag van prof. Zuidema's vertoog las, dit mij zeer getroffen heeft. Door zijn interruptie heeft de geachte afgevaardigde de heer Hazenbosch dan ook inderdaad d« draai, welke van

antirevolutionaire zijde

in het kabinet ten aanzien van de voetbalpool is gemaakt, verklaard geheel i« overeenstemming te zijn met het antirevolutionaire standpunt, waarmede h^ die di-aai dus gerechtvaardigd heeft. De geachte afgevaardigde de heer Hazenbosch heeft echter met zijn interruptie nog meer gedaan. Hij heeft namelijk tegelijk zijn eigen fraktie, om het maar zacht uit te drukken, in een heel

vreemd licht

geplaatst. Namens deze fraktie is verleden week bij monde van de geachte afgevaardigde ide heer Meulink tegen het toelaten van de voetbalpool en het desbetreffend wijzigen van de Loterijwet opgekomen. Dit komt er dus op neer, dat men niet wenst te steunrai datgene, wat door de meerderheid van deze Kamer ten aanzien van de voetbalpool wordt voorgestaan. In het hcht hiervan staat het dus met deze kwestie blijkbaar zo, dat volgens anti-revolutionair standpunt

antirevolutionaire ministers

wel ten aanzien van de voetbalpool een voetval voor de meerderheid mogen doen, maar anti-revolutionaire kamerleden niet. Met dit

tweeslachtig standpunt

kunnen wij ons echter niet verenigen en velen, die vooiiheen van de Anti-Revolutionaire Partij deel uitmaakten, kunnen dit evenmin. Terecht is men ook in die kringen van oordeel, dat van A.R. zijde ia het kabinet de konsekwentie had behoren te worden getrokken uit het feit, dat de meerderheid uit de Ministerraad aioh niet langer wenste te houden aan het in 1956 door de A.R. ministers in- «ake de voetbalpool gemaakte voorbeboud, en zij hun ministerszetel

ter beschikking

hadden behoren te stellen. Wij stappen nu van dit onderwerp, Mijnheer de Voorzitter, daar er nog nader «ver gesproken kan worden, als het wets- «ntwerp tot wijziging der Loterijwet aan de orde komt. Thans wülen wij nog enkele opmerkingen maken inzake de kwestie der 37 jongelieden, die zich reeds als

vrije burgers

in Nieuw-Guinea mogen bevinden. Ik moge de minister er allereerst op wijzen, dat door mij niet gewaagd is van de motie van de geachte afgevaardigde mejuffrouw Ten Broecke Hoekstra. Wel was door mij deze naam ©ven tevoren ge- •oemd, maar dit had betrekking op de «loor deze geachte afgevaardigde gehouden

interpellatie,

aodat de ministers te dezen mij ten onrechte op een onjuiste weergave der feiten heeft gemeend te kunnen betrappen. Ten aanzien der genoemde kwestie zelf wens ik te volstaan met op te merlcsn, dat wij het blijven betreuren, dat de minister niet direkt aan het 37-tal heeft toegestaan in Nederland te blijven. Wat door de minister ten aanzien van het dusgenaamde novum is gezegd, heeft ons te dezen niet tot andere gedachten kunnen brengen. Integendeel, de rede van de minister heeft ons in onze overtuiging versterkt, - daar hij nog eens duidelijk naar voren heeft gebracht, dat er bij hem helemaal

geen zekerheid

over bestond, dat de 37 geen gevaar voor leven of vrijheid bedreigde, wanneer zij aan de Indonesische autoriteiten •zouden worden uitgeleverd. In dit geval van onzekerheid lag het onzes inziens op de weg der regering te dezen niets te riskeren, doch het

zekere voor het onzeker*

te nemen en dientengevolge de 37 in Nederland 'toe te laten. Ten aanzaen van de kwestie der

spijtoptanten

en anderen in Indonesië, die Nederlands georiënteerd zijn ©n een visum wensen, willen wij opmerken, dat het antwoord van de minister ons al evenmin heeft kunnen bevredigen. Maar al te zeer wordt voorbijgezien, dat deze mensen op aanraden van de vertegenwoordiger der Nederlandse regering, de Hoge Kommissaris, hot Indonesisch burgerschap hebben aangevraagd, en t© zeer ook voorbijgezien, dat het leven voor deze mensen in Indonesië

uiterst moeilijk

is. Wij achten het dan ook geboden, dat alsnog met de afhandeling der visumaanvragen grote spoed zal worden betracht, en voorts, dat de regering een ruimer standpunt inneemt ten aanzien van het toelaten in Nederland van deze mensen, van wie velen hier in Nederland

familiebetrekkingen

hebben en die zich aan Nederland verbonden gevoelen. Daar de motie van de geachte afgevaardigde de heer vae Doom dit beoogt te bereiken, zullen wij daaraan onze stem geven. Tenslotte zijn wij van oordeel, dat hetgeen de minister aangaande de bestrijding van de

pornografie

heeft gezegd, ongenoegzaam is om dit 'kwaad krachtig te bestrijden. Wij kunnen hierop om des tijds wil niet verder ingaan, zodat wij volstaan met te dezer zake ons aan te sluiten bij wat reeds door andere sprekers over dit onderwerp is gezegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1958

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1958

De Banier | 8 Pagina's