Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Algemene Politieke beschouwingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Algemene Politieke beschouwingen

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

EERSTE KAMER

Rede van Ds. Smits

Voordat de kabinetskrisis uitbrak hield de Eerste Kamer haar •algemene poHtieke beschouwingen over de Rijksbegroting voor 1959.

Hieraan werd ook deelgenomen door de afgevaardigde der S.G.P. in ddt kollege: 'Ds. - Smits. Aangezien diens rede duidelijk genoeg voor zichzelf spreekt, behoe­ ven wij er geen nadere toelichting op te geven, zodat wij ze hier direkt laten volgen. Ds. Smits sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Wanneer in het begin van de Troonrede wordt verklaard, dat het jaar, dat ach-1 tec aas ligt, ia de wereld geen ontspaaning heeft gebracht, dan is dit een zinsnede, al is da toestand wel wat zw*k getekend, waartegen niemand een gegrond bezwaar zal kunnen inbrengen.

Voorwaar, da algemene wereldtoestand ie nog altijd uiterst zorgwekkend, terwijl die van ons vaderland ook al verre van rooskleurig is. De regering staat daarom voor een zeer zware en hoogst verantwoordelijke taak.

Wij zijn er van overtuigd, dat de positie van het ministerie uiterst moeilijk is. Wij waarderen de veelvuldige arbeid, welke de ministers verrichten, maar dat mag ons niet weerhouden, de eisen van Gods Woord en wet haar voor te houden.

Middelijkerwijs toch hangt het van de regering af, in welke richting ons volk zal worden bestuurd, waarbij de door haar te nemen maatregelen van grote invloed kunnen zijn. Bovenal is haar taak zo verantwoordeHjk, omdat de regering als overheid Gods dienaresse is. Dit brengt toch mede, dat het haar dure roeping is, bij het bestuur van ons voiik niet uitsluitend te rade te gaan met menselijke nonnen, maar met de normen, welke God voor dit leven in Zijn Woord en wet heeft gesteld.

Toetsen wij aan deze normen het in het verleden en heden gevoerde regeringsbeleid^ dan moet helaas gezegd worden, dat dit In plaats van overeenkomstig deze normen te zijn, daar in vele gevallen rechtstreeks tegenin gaat. Dit wordt door mij ten zeerste betreurd. Allereerst wel, omdat bet Gode toekomt door overheid en volk geëerd en gediend te worden, doch ook, omdat het welzijn van ons volk alleen gebaat kan zijn bij het voeren van een regeringsbeleid, dat overeenkomstig Gods Woord en wet is. Helaas is daarvan noch bij de vorige ministeries, noch bij het huidige kabinet iets bespeurd, hoe vaak daarop ook is aangedrongen. In dezen staat dit kabinet nog verre ten achter bij de regering, welke in de jaren 1813—1815 een biddag uitschreef ter verootmoediging van vorst en volk voor God, Die getuchtigd en vernederd, maar ook uitgered en verhoogd had. Ook ten aanzien van het ïiuidige regeringsbeleid staat geschreven: vemedart u dan onder da krachtige hand Gods, opdat Hi| u verhoge te Zijner tijd. Ten opzichte hiervan is het heel droevig gesteld, alsmede, dat de regering evenmin vermaant het pad der zonde te verlaten. Wel biedt zij allerlei wetten ter ordening van het ekonomisch en bedrijfsleven en ook sociale verzekeringswetten aan, wetten, die naar haar ziensvidjze ter bevordering van de volkswelvaart moeten dienen. AI deze wetten zijn echter niet ia staat om de door de regering verwacht» uitkomst te brengen, wanneer in alles Gods Woord en wet niet in erkentenis worden gehouden. Geen ding is er, dat zozeer de bronnen van de volkswelvaart toestopt als de zonde. Immers, gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zond* is een schandvlek der naties. Doch daarmede houdt d« regering bij het maken van haar plannen geen rekening. En tooh zou de welvaart van ons land er ten zeerste bij gebaat zijn, indien zij ons volk van het pad der zonde afmaande en haar wetgeving ter bestrijding daarvan inrichtte, daar toch de zonde en het negeren van Gods Woord en wet het hoogste kwaad én, goed beschouwd, de bron van alle dUettde i», gelijk zeer terecht door D» Gfflöta ©eniaaal getuigd is: „Op de bodem aUer vragen ligt der wereld zoiid«ischuld". Elke regering, die meent in haar beleid dit wel te kunnen negeren, zal in de uitkomst falen.

Juist, dewijl niet alleen ten onzent, maar schier allerwegen de overheid daarmede zo weinig of geheel geen rekening houdt, bedekt do duislemis thans op zulk een ontzettende wijze de wereld, dat de donderwolk van Gods oordelen bij vernieuwing dreigt los te breken, ook over ons land.

Mijnheer do Voorzitter! Het is om bovengenoemde redenen, dat ik mij verplicht gevoel het beginsel, dat het beginsel der Reformatie is, de regering voor te houden en daarom wordt dan ook door mij onderschreven en beleden, wat door Calvijn in rijn „Institutie" wordt opgemerkt, namehjk in dat gedeelte, waar hij handelt over do staat en do burgerlijke regering, dat deze niet alleen dient, opdat de mensen mogen leven en onderhouden worden, maar ook opdat er geen afgoderij noch lastering tegen Gods naam en Zijn waarheid of andere dergelijke ergernissen tegen de godsdienst openlijk zouden ontstaan en onder het volk gezaaid worden, opdat de algemene rust niet worde verstoord, ieder het zijne ongestoord en onverkort zou bezitten; de mensen zonder hinder met elkander mogen handelen en de eerbaarheid en zedigheid onder hen aangekweekt worde.

Mijnheer de Voorzitter! Toetsen wij de huidige toestand aan het hier in korte trekken weergegeven beginsel der Reformatie, dan kunnen wij niet andere konstaterMi) d«n dat een diep verval is ingetreden. T«i opzichte van de godsdienst wordt door de regering en' onderscheidene van do haar steunende partijen het beginsel van „elck wat wils" voorgestaan, een beginsel, dat door en door revolutionair is en dat door de libertijnen, tegenstanders van Galvijn, reeds werd gehuldigd en zelfs door de grote leider van de A.R.P. van weleer, namelijk dr. Kuyper, werd overgenomen. Jammer dan ook, dat door de volgelingen van. laatstgenoemde, die zdch overigens JBO gaarne op Calvij» beroepen en ook zich zelfs naar Calvijn noemen, in dezen het reformatorisch beginsel verzaakt wordt en dat het handhaven van dat aloude beginsel in deze Kamer door één der geacht© afgevaardigden het vorig jaar werd aangeduid alg repristinatie, waarvan geen heü to verwachten is, maar enkel negatieve steriliteit.

Mijnheer de Voorzitter! Het beginsel, dat wij voorstaan, i« geen negativisme, maar het raakt de eeuwige beginselen van Gods Woord, door de reformatoren) eo krachtig verdedigd en in de gerefor^ meerd} belijdenis beleden. Neen, dit is geen hervatting van iets, dat afgeschaft of verlaten was, gelijk het woord repristinatie betekent en daarom, als men van negativisme wil spreken, dan is dit negativisme, wanneer men steun verleent aan een gezantschap bij de paus, waardoor mea vierkant handelt in strijd met de beginselen der Reformatie, door Luther en Cahdjn voorgestaan. Negatief is men ook, als men voorstaat, gelijk in deze Kamer jaren geleden is gedaan, dat de ongeloofspropaganda niet verboden eur de godslastering al« zodanig ndet sti'afbaar mag worden gesteld.

De door mij bedoelde afgevaardigde heeft daarbij ook te berde gebracht de juiste christelijk-historischo politiek in de zin, waarin Groen van Prinsterer dat woord gebruikte. Ik moge deze geachte afgevaardigde er echter op vdjzen, dat een gezant naar de paus ook al met deze christehjk-historische politiek in flagrante strijd is, daar mr. Groea van Prinsterer zich destijds uitdrukkelijk tegen zulk een gezantschap heeft uitgesproken en cx)k stond dezelfde Groen van Prinsterer voor, dat de prediking van godverloochening geen algemene vrijbrief behoort te hebben, waarin voorgenoemde staatsman op hetzelfde standpunt stond als Calvijn.

Door dit hechte beginsel der Reformatie prijs te geven en daarvoor ia de plaats te s*tellen het humanistische in het wezen der zaak revolutionaire beginsel van , , elck wat wils", van „laat maar groeien wat groeien wil en kan", al zou zich zelfs een kerk van atheïsten wiUea vestigen, geUjk dr. Kuyper dit eeirs heeft geschreven, bevindt men zich op een wel zeer gevaarlijk pad, een pad, dat konsekwent doorgedacht en toegepast tot al groter afval en verval leidt.

Ook het weren van Gods Woord van d« openbare school door samenwerking van Rome met de liberalen in de vorige eeuw heeft die afval en dat verval in sterke mate bevorderd.

Mijnheer de Voorzitter! Men spreekt er van en handelt er over om de rechten van de mens vast te stellen, edoch wederom zonder van de rechten Gods te gewagen, en zij, die nog voor do eer Gods wensen op te komen, worden vaak betiteld als mensen van do nachtschuit en die hun tijd drie eeuwen ten achter zijn.

Nog even terugkomend op het prijsgeven van het door mij bedoelde reformatorische beginsel door de protestantschristelijke partijen, verklaar ik, dat dit wel zeer bedroevend is. Hoeveel meec kracht zou er van het protestants-christeüjk volksdeel kunnen uitgaan, indien de protestants-christeHjko partijen in één partij zouden samengaan. Dit is van staatkundig gereformeerde zijde meer dan eens voorgesteld, maar dan onder de voorwaarde, dat dit op een goede grondslag geschiedt, namelijk, zoals die vertolkt wordt in het oude, onverminkte artikel 36 van onze Nederlandse Konf essie. Dan zou echter ook één lijn moeten worden getrokken ten aanzien van de eerbiediging van Gods dag, die nu zo schromelijk wordt ontheiligd, bijvoorbeeld door de openbare vervoermiddelen en door het inleggen van treinen tegen goedkoop tarief, waardoor hot volk wordt aangemoedigd op Gods dag uit te gaan om voetbalwedstrijden en tentoonstellingen te bezoeken. Helaas wordt hiertegen van do zijde der protestants-cAristelijke partijen in deze Kamer niet opgekomen en daarom is het niet te verwonderen, dat velen zich van deze partijen afwenden. Het is toch met de eerbiediging van Gods dag uiterst droevig gesteld. Voor velen is deze dag in plaats van een zondag een zondedag geworden, een dag van rijden en rossen, van sport en spel en dergelijke vermaken. En dit wordt door de overheid goedgekeurd en zelfs wettelijk gesanktioneerd, zoals wel duidelijk tot uiting komt in de nieuwe Zondagswet, waarbij zelfs gemeentebesturen, die dft wensen te verbieden, belet wordt om verordeningen in te voeren, waarbij het beoefenen van sport op zondag verboden wordt. Onder de vroegere koalitieregeringea, die zich nog wel aandienden als chiisttlijko kabinetten, welke van antirevoliitionaire zijde als handhaafsters van da christelijke grondslagen van ons volksleven werden aangeprezen, is van achter de regeringstafel gezegd, dat, als hot publiek zulks eiste, de regering op d» zondagen voor publieke vervoermidd»leni had te zorgen, daarbij de verlangeni van het publiek stellende boven Godi Woord. Wat overigens het zedenverval betreft. Mijnheer do Voorzitter, moet al evenzeer worden gekonstateerd, dat het hiermede met snelle schreden bergafwaarts gaat. Wat in kiosken en bepaalde vdnkels aan lektuur en plaatwerk wordt Tiitgestald en te koop wordt aangeboden, is menigmaal door en door zedenondermijnend, schaamteloos ea zielsverwoestend. Dit alles laat de regering maar ongehinderd toe. Hetzelfde moet verklaard worden van datgene, wat in schouwburgen, bioskopen en ander» plaatsen van vermakeHjkheid tentoong wordt

Ik weet, dat de positie, waarin ik hior verkeer — in die zin, dat ik alleen sta — niet gemakkehjk is; nochtans weus ih hierop te wijzen. Men behoeft waarlijh deze plaatsen niet te bezoeken of dez» voorstellingen met zijn eigen ogen t» aanschouwen; hetgeen men in plaatwerk, reklames en advertenties ziet, ü meer dan voldoende om te wetem wa* daar te aanschouwen is.

Het kan niet anders of ons land maakt zich rijp voor de oordelen Gods, gelijk ook hierdoor het eens z» machtige Romeinse wereldrijk en ander» machtige rijken ten onder zijn gegaan. Mijnheer de Voorzitter! Ook ten opzichte van de stoffelijke belangen wil ik nog iets zeggen; ook deze gaan ons zeer wel ter harte. De behartiging hiervan behoort wel degelijk tot de taak der overheid, echter niet zo, dat de staat het gehele maatschappelijk leven gaat regelen en zich zodanig met het bedrijfsleven gaat bemoeien, dat er van de vrijheid vrijwel niets meer overblijft en het partikulier initiatief al meer gefnuikt wordt. Het komt mij voor — men kan daarover ook tal van klachten horen — dat de regering van ons land maar al te veel in deze richting zich bewogen heeft en zich nog beweegt. Herhaaldelijk verneemt men uit het bedrijfsleven, dat het tegenwoordig zo gesteld is, dat men niets meer ondernemen kan zonder de overheid op zijn weg te ontmoeten en dat de ambtenarij en bureaukraüe dientengevolge welig tieren. Tegen zulk een beleid, dat men veelal als staatsdirigisme hoort betitelen, heb ik ernstige bezwaren, omdat wij op deze wijze van lieverlede terechtkomen bij 'n staat met socialistische inslag. Het is begrijpelijk, dat vele eenvoudigen voor het socialisme gekozen hebben. Er wordt steeds hogere welvaart beloofd, maar dan ook met het gevolg, dat de staatsuitgaven in de tijd van de hoogkonjunktuur steeds maar hoger zijn opgedreven en dat de belastingen tot een gesteeen zijn. schrüfbarende hoogte

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil nog enkele opmerkingen maken van stoffelijke aard.

Reediï sprak ik met enk^ wooideB •ver de steeds zidb uitbreidende staatsdwang, waardoor het persoonlijk initiatief en de vrijheid in het bedrijfsleven al meer ons volk uit de handen wordt genomen. Ik heb hierbij onder meer het oog op de veehouders, die in hun geweten bezwaard waren en zich niet koi> den onderwerpen aan de maatregelen, die met steun van bijna het gehele parle-«lent genomen werden. Vervolgens de sociale verzekeringswetten on de A.O.W. Het is toch gans niet billijk, dat de regering haar standpunt handhaaft, dat tot betaling van de uitkeringen ingevolge deze wet gedwongen wordt, ook al willen hierbij bedoelde personen de uitkering niet aanvaarden, omdat 7X; dat naar hun geweten niet kunnen doen. Dit geldt ook ten aanzien van predikanten, die vanwege him kerk op hun oude dag onderhouden worden en om des gewetens wü geen cent van deze wet in ontvangst kunnen nemen. Voorts stuit het ons zeer tegen de borst, dat personen gedwongen worden kontributie te betalen voor instellingen, waarom »en niet verlegen is en waarvan men in genen dele het nut inziet. Dit geldt wel bijzonder van personen, die nimmer in een organisatie geweest zijn, zoals dit ander boeren, onder ondernemers en andere bedrijfstakken voorkomt. Ik - wip hier bijzonder op het z.g. waartegen de laatste tijd bij vele landbouwers een sterk verzet valt te konstateren, wat zijn oorzaak vindt in de uitoefening van dwang tot betaling van kontributie voor deze instellingen en dat bij de vele lasten, die reeds gedragen moeten worden. In enkele gevallen is het reeds zover gekomen, dat de deurwaarder tot de desbetreffende landbouwers is gezonden om tot betaling te dwingen, ja zelfs tot verkoop van eigen^ dom werd overgegaan. De ontevredenheid is dan ook te dien opzichte zeer groot, daar toch dit Landbouwschap kapitalen nodig heeft aan salarissen, voor vergaderingen en v/at dies meer zij. Niet minder is er grote ontstemming bij de kleine metaalindustrie en andere takken van bedrijf, daar er premies geëist worden ten nutte van het bedrijfspensioenfonds, waarom men nooit gevraagd heeft en waarvan men niets weten wil.

Mijnheer de Voorzitter! Uit de Troonrede blijkt, dat de overbesteding voor het moment tot staan is gebracht, hetgeen ongewijfeld als resultaat van de bestedingsbeperking moge aan te merken zijn.

We hadden mogen verwachten, dat dientengevolge de regering de maatregelen tot verhoging van belastingen op benzine, van de motorrijtuigenbelasting, de omzetbelasting Op enige artikelen, de vennootschaps-en vermogensbelasting thans zou intrekken. Doch integendeel, ze wil deze belastingverhogingen, waaraan een tijdf'lijk karakter was gegeven, thans handhaven en dat bij de toch al zo zware belastingdruk.-Het bedrag toch, dat heden ten dage aan gewone belastingen ten behoeve van het rijk, provincie en gemeente moet worden opgebracht, bfdraagt ongeveer 30 pet. van het nationale inkomen. Zulk een geweldig bedrag werkt in aUe opzdchten verlammend. De zware belastingdruk is een grote handicap voor een gunstige ontwikkeling van de volkswelvaart. Deze druk werkt deprimerend op de werk-en ondernemingslust, zet een sterke rem op het door de regering zozeer aanbevolen sparen. Van sparen komt dan ook zeer weinig terecht. In stede hiervan moet vaak op allerlei nodige dingen, zoals voedsel, kleding en deksel, bespaard worden om de belastingen te kunnen opbrengen. De vraag: „hoe krijg ik mijn belastingen betaald", houdt velen een groot deel van het jaar bezig. Dit is een zaak, die vwj niet hcht mogen achten. Bc acht het dan ook hoog nodig, dat de staatsuitgaven worden verminderd, opdat de belastingen verlaagd zullen kunnen worden. Immers, hoe moet het met 's lands financiën wel gaan als het bedrijfsleven achteruit gaat, hoe, als ten gevolge hiervan de belastingen aanmerkelijk minder zullen opbrengen? Vragen, die bij de précaire toestand van 's lands financiën wel met ernst onder de ogen behoren gezien te worden.

In de Troonrede is venneld, dat bij de voorbereiding van de begroting b^> erkirig os betracht, maar desniettemin is het totaalbedrag van de staatsuitgaven zo hoog, dat er een tekort is van 1^4 miljard! In plaats van nu drastische beperkingen, kondigt de regering het aangaan van een lening aan, waardoor de schuldenlast, die reeds als een centeniaarsgewicht op ons volk en zijn nakomeHngsohap drukt, nog weer zwaarder wordt.

Mijnheer de Voorzitter! Wij erkennen, dat de positie van de regering uiterst moeilijk is, en wensen haar te steunen, waar dit maar even mogelijk is, indien de beginselen, die ik vooreta, en het landsbelang dit niet beletten. Ik eindig met datgene, waarmee ik begonnen ben, namehjk de terugkeer tot God, Zijn Woord en ordinantiën als de onmisbare voorwaarde voor een goed regeringsbeleid te bepleiten. Alleen toch in die weg is er heil voor land en volk te verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1959

De Banier | 8 Pagina's

Algemene Politieke beschouwingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1959

De Banier | 8 Pagina's