Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Politieke verantwoordelijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Politieke verantwoordelijkheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit opschrift heeft het Tweede-Kamerlid de heer P. H. v. d. Wefering in het blad „Koningin en Vaderland" van 13 juni 1958 een artikel geschreven, waarin hij een al zeer onjuiste beoordeliag over de politieke verantwoordelijkheid ten aanzien van de S.G.P. heeft weergegeven. Dit artikel, dat eerst heel Kort geleden te onzer kennis kwam, achten wij nochtans van betekenis genoeg om'het te weerleggen, niet omdat het op zichzelf van zo veel betekenis is, maar tandat het zoveel ongegronde beweringen bevat, die er ibij zo velen zo gemakkelijk ingaan. Als vele scribenten over de S.G.P. schrijven, dan is het maar al te vaak zo gesteld, dat het niet al te nauw steekt wat zij schrijven, zin of onzin, waarheid of onwaarheid, als het geschrevene maar dienstig kan zijn om de S.G.P. omlaag te halen; wat helaas ook van het artikel van de heer v. d. Wetering geheel naar waarheid gezegd kan worden. Het artikel luidt dan:

POLITIEKE VERANTWOORDELIJKHEID

Het is niet te ontkennen, dat een frak- tie, hetzij iii de Kamers der Staten-Generaal, hetzij in de Provinciale Staten of in de gemeenteraad, bij wijze van spreken op rozen zit wanneer zij in de oppositie is en geen verantwoordelijkheid draagt voor het te voeren •beleid. Nu kan men op tweeërlei wijze oppositie voeren, namelijk door eenvoudig overal tegen te zijn, dan wel zodanig te handelen, dat het beleid omgaat, c.q. dat m.en de verantwoordelijkheid overneemt.

S.G.P. oppositie der steriliteit

Het eerste geval vindt men bij de Staatkundig Gereformeerde Partij van Ds. Zandt. Deze zal nooit het woord in de Kamer voeren met de gedachte: „Verbeeld je eens, dat ik mijn beweringen zou moeten waarmaken".

Ik herinner mi| enkele jaren geleden, dat de heer Zandt tijdens de Algemene Beschouwingen op de Landsbegroting bij de replieken zich geraakt had getoond, omdat de regering hem niet had geantwoord. De minister^resident was er een 'beetje van geschrokken en zei toen ongeveer: „Beste Ds. Zandt, ik héb je al meer dan 25 jaar in de Kamer horen spreken, maar nog nooit hebt gij om antwoord gevraagd — ik dacht altijd, dat gij zo maar een getuigenis gaaft".

Dat is de oppositie der steriliteit, die, omdat ze geen enkele verantwoordelijkheid bij het voeren van het beleid draagt, dan ook weinig waarde heeft. Ze zou de verantwoordelijkheid ook niet kunnen dragen".

In de eerste plaats willen wij dan opmerken aangaande het door de heer v. d. Wetering geschrevene, dat deze heer wel over een grote duim beschikt, waaniit hij allerlei kan opzuigen. Ds. Zandt is nimmer tijdens zijn Kamerlidmaatschap door de minister-president Dr. Drees als „beste Ds. Zandt" betiteld. Dit zal een ieder, die met het parlementaire gebruik in de Kaïnor enigermate bekend is, direkt wel begrijpen. De zegswijze, waarvan de heer v. d. Wetering zich bediend heeft, moet dan ook als een soort franje aangemerkt worden, welke dienstig moest zijn om een onjuiste toedracht dezer aangelegenheid te verhullen.

Het is toch een geheel onjuiste voorstelling van deze aangelegenheid, dat Ds. Zandt zich geraakt had getoond, omdat de regering hem niet geantwoord had. Was dat het geval geweest, dan had hij al wat redenen gehad om geraakt te zijn. Dan kon hij zich wel heel wat keren geraakt betoond hebben, want het komt bij voortduring voor, dat door hem of een andere afgevaardigde van de S.G.P. in de Tweede Kamer gestelde vragen van achter de regeringstafel niet beantwoord worden.

Waartoe moet het relaas, dat de heer v. d. Wetering opgehangen heeft en waarbij hij de kunst verstaat om uit zijn duim te zuigen, eigenlijk dienen? — zo zal men mogelijk vragen. Wel, het blijkt uit heel het geschrijf van de heer v. d. Wetering, dat daar niet naar geraden of gegist behoeft te worden. Het moet als een fraai omhulsel dienen om de zo ongegronde bewering van de heer v. d. Wetering aangaande de S.G.P. oppositie der steriliteit een schijn van waarheid te geven en de S.G.P. neer te halen.

Het heeft er alles van weg, dat de heer V. d. Wetering bij de liberalen uit de dagen van Mr. Groen van Prinsterer in de leer is geweest. Hetzelfde door hen zo geliefde argument, dat heel het optreden van Mr. Groen van Prinsterer in het parlement steriel, dat is totaal onvruchtbaar was, wordt toch door het Christelijk-Historische Kamerlid weer uitgespeeld. Neen, dan zijn in zijn ogen zelfs de liberale Kamerleden nog veel verkieslijker dan die van de S.G.P., om reden dat dezen de rol van oppositiepartij met die van regeringspartij kunnen verwisselen, wat, volgsns de heer v. d. Wetering, de S.G.P. niet kan. Moet de S.G.P. nu daarom zelfs bij de liberale l^artij ten achter gesteld worden? Verkeerde Mr. Groen van Prinsterer in zijn dagen niet in dezelfde positie en moest hij daarom verworpen worden, hetgeen de liberalen vroeger van Mr. Groen van Prinsterer beweerden, omdat hij geen regeringspartij kon vormen of daaraan kon deelnemen? De heer v. d. Wetering blijkt het eigenlijk roerend met de liberalen uit de dagen van Mr. Groen van Prinsterer eens te zijn, als hij de oppositie van de S.G.P. in het parlement daarom steriel, met onvruchtbaarheid geslagen acht, waar zij thans in dezelfde positie verkeert waarin Mr. Groen van Prinsterer ook zo vele jaren verkeerd heeft. Om deze zijn valse voorstelling van zaken kracht bij te zetten en voor velen aannemelijk te maken, haalt de heer v. d. Wetering tegenover Ds. Zandt Dr. Drees er bij, die hij dan maar de woorden in de mond legt: „Ik dacht altijd dat ge zo maar een getuigenis gaaft".

En zie - met de laatst aangehaalde vroorden van Dr. Drees is nu de heer v. d. Wetering meteen gekomen waar bij eigenlijk naar toe wil, als hij dan de geheel ongemotiveerde konklusie trekt: „Dat is de oppositie der steriliteit, die, omdat ze geen enkele verantwoordelijkheid bij het te voeren beleid draagt, dan ook zo weinig waarde heeft".

Dat een liberaal tot zulk een konklusie komt, kunnen wij alleszins begrijpen; doch dat een man van Christeüjk-Histovischen huize, die toch wel met het historisch verleden van Mr. Groen van Prinsterer enigermate op de hoogte moet 2djn, de liberalen zo napraat en ben in het gelijk stelt, dat heeft tocb wel heel veel te zeggen. Het tekent het grote verval van deze GhristelijknHistorische man en van zo vele andere Christelijk-Historischen, die bet in deze met hem eenif zijn. \

Heeft het getuigenis van Mr. Groen van , Prinsterer — dat hij ook in het parlement geen staatsman, maar een evangeliedienaar wenste te zijn— geen waarde? Het was en is van zeer grote waarde, want daarmede tekende hij een scherp protest aan tegen het liberale regeringsbeleid, zoals dat door de menselijke rede en niet door de uitspraken van Gods Woord geleid werd. Daarmede richtte hij zich in de Kamer buiten de Kamer tot het Nederlandse volk — zoals hij zich wel eens uitgedrukt heeft — om het wakker te schudden en tot Gods Woord terug te roepen. Heeft Mr. Grosn van Prinsterers stelling „tegenover de revolutie het Evangelie" ook al geen waarde? Zeer wel mogelijk niet in de schatting van vele Christelijk-Historischen, als wij in acht nemen, dat de C.H.U. er haar goedkeuring aan hechtte, dat Christelijk-Historischen zitting namen in een kabinet met revolutionairen, die Mr. Groen van Prinsterers stelling precies op de kop zetten met hun stelling: , , Tegen het Evangelie de revolutie".

Voorts de vraag gesteld: Ontsloeg Mr. Grosn van Prinsterer als parlementslid zich daarom van de verantwoordelijkheid van het liberale regeringsbeleid en van de gang van zaken in het parlement en daarbuiten, omdat bij om des beginsels wil daarmede niet kon instemmen en niet bij machte was om als een oppositiepartij de regering over te nemen?

Hieraan knopen wij tenslotte nog de vraag vast: Is daarom de gedragswijze van Mr. Groen van Prinsterer, als één, welke met totale onvruchtbaarheid geslagen is en was, te veroordelen?

Met dezelfde jammerlijke argumentatie als waarmede eertijds de liberalen Mr. Groen van Prinsterer te lijf gingen, gaai. nu de heer v. d. Wetering de S.G.P. en haar parlementsleden ta lijf, maakt hij ze op een hoogst laakbare wijze bij de grote massa verdacht als een partij en als personen, van wie men niets dan steriliteit te verwachten heeft, waar hij met grote, vetgedrukte letters in zijn artikel schrijft: S.G.P., oppositie der steriliteit. Zulk één en soortgelijke uitspraken, over de S.G.P. gedaan, willen er altijd bij velen, die haar gram zijn en haar liever vandaag dan morgen zagen verdwijnen, wel in. Vooral in de dagen van verkiezingen worden zij gretig gebruikt om het stemmen op de kandidatenlijst der S.G.P. te voorkomen.

In die dagen zijn haar tegenstanders er dnik mee bezig om te zeggen: de S.G.P. is maar een kleine partij, welke in. de Kamer niets kan doen. Dat is een dooddoenerij, waannede men zich van haar afmaakt en de kiezers misleidt, want men verzwijgt daarbij, dat haar afgevaardigden naar de mate 'hunner krachten getuigen van en opkomen voor de beginselen, welke naar den Woorde Gods zijn, en de regering des lands en ons volk oproepen om zich naar den Woorde Gods te gedragen, hetgeen van de Kamerleden van andere partijen, ook niet van die der Anti-Revolutionaire Partij en der Christelijk-Historische Unie, gezegd kan worden. Op dat pirnt kan men van hen ten rechte getuigen, dat zij niets doen. Wat toch voorwaar geen luttele zaak is. Want de Heere eist van ons aUen, dat hetzij wij eten, of hetzij wij drinken, of 'hetzij wij iets anders doen, vwj dat alles te Zijner eer doen en wij Zijn getuigen zullen zijn. En dit getuigenis zal niet ledig wederkeren, hetzij er naar gehoord, hetzij er niet naar gehoord wordt.

Voorwaar, dit getuigenis geven is gee» werk van steriliteit, al mag de heer v. d. Wetering het nog al zo noemen.

Aan wie is men toch als Kamerlid verantwoording verschuldigd? Stellig in zekere mate aan de overheid, aan de kiezers en aan heel het Nederlandse volk, maar toch niet in de hoogste, in de alles beslissende mate. Dit is men alleen verschuldigd aan God, de Rechter van alle rechters, van Wie een iegelijk mens geheel afhankelijk is en voor Wiens rechterstoel alle mensen, Kamerleden niet uitgezonderd, eenmaal rekenschap hebben te geven van al 'hun woorden, gedachten en werken. Het is door Hem, dat een mens leeft, gelijk de apostel Paulus het uitdrukt, dat Hij het is, in Wie vfij ons bewegen, leven en zijn. Met Hem zal elk Kamerlid in de allereerste en voornaamste plaats rekening hebben te houden, en welgelukza'lig elk Kamerlid, dat daartoe verwaardigd wordt en dan ook al zijn hulp en kracht alleen van Hem verwacht. Die nog nooit enig mens belogeH of 'bedrogen heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1959

De Banier | 8 Pagina's

Politieke verantwoordelijkheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1959

De Banier | 8 Pagina's