Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wetsontwerp inzake  weduwen- en wezenpensioen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wetsontwerp inzake weduwen- en wezenpensioen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Zoals de vorige week reeds in „De Banier" werd vermeld, werd bij de behandeling van bovengenoemd wetsontwerp namens de fraktie der S.G.P. het woord gevoerd door Ir. van Dis, die, hoewel erkennend, dat weduwen en wezen, die hiJp en steun van node hebben, daarvan niet verstoken mogen blijven, tegen dit wetsontwerp verscheidene bezwaren inbracht. Onder meer dit bezwaar, dat zij, die er gewetensbezwaren tegen hebben, straks — namelijk twee jaar na de inwerkingtreding der wet, omdat in die twee jaar de betreffende pensioenen worden uitgekeerd uit de opbrengst krachtens de A.O.W. — maar weer voor deze wet zullen moeten opbrengen, zonder dat eventueel hun weduwen er enig profijt van hebben, indien deze zich in hun geweten bezwaard gevoelen het pensioen te aanvaarden. Daarom werd door de afgevaardigde der S.G.P. een regeling bepleit, zoals bij het bedrijfspensioenfonds voor gewetensbezwaarden bestaat, namelijk een spaarregeling, waarbij het gespaarde bij overlijden van de echtgenoot aan diens weduwe of andere nabestaanden wordt teruggegeven. De minister willigde dit verzoek echter niet in. Ten deze nam hij hetzelfde standpunt in als zijn voorganger, bij wie ook al meermalen ©en spaarregeling bepleit werd. Na deze inleiding laten wij thans de rede van Ir. van Dis volgen.

Mijnheer de Voorzitter!

De materie, welke in het onderhavige wetsontwerp geregeld is, is van zeer belangrijke aard. Het betreft toch de weduwen en wezen, aangaande wie in Gods Woord op zovele plaatsen bevolen wordt aan hen weldadigheid te betrachten en in hun noden te voorzien. Wij zijn er dan ook sterke voorstanders van, dat er voor de weduwen en wezen gezorgd wordt. Velen hunner toch verkeren maatschappelijk in benarde omstandigheden, vooral in deze tijd, waarin het leven zo duur is, zodat hulp en steim in zeer vele gevallen wel dringend geboden is. Dit met alle nadruk vooropstellende, betreuren wij het ten zeerste, dat het onderhavige wetsontwerp niet zodanig is samengesteld, dat alle groeperingen van ons volk zich er mede zouden hebben kunnen verenigen. Dit zou ongetwijfeld heel anders geweest zijn, wanneer het wetsontwerp geschoeid geworden was op dezelfde leest als indertijd het geval was met de Noodwet ouderdomsvoorziening, waaraan ook wij destijds onze stem gegeven hebben, omdat niemand hiervan kon zeggen, dat daarbij van verzekering gesproken kon worden. Bij het huidige wetsontwerp echter zullen er zijn, die van gevoelen zijn, dat de verzekering hierbij wel degelijk in het spel is. Daarom hadden wij nadrukkelijk gewenst, -dat het onderhavige wetsontwerp was in-gekleed op de wijze, waarvan in de memorie van toelichting bij dit wetsontwerp gewag wordt gemaakt, namelijk in de vorm van een hoodvoorziening, hetgeen onzerzijds in het voorlopige verslag ook is aanbevolen, zodat er dan sprake was geweest van eeti weduwenen wezenverzorging. Wij betreuren het ten zeerste, dat de regering deze weg niet heeft willen volgen. De weduwen en wezen zouden daardoor niets minder hebben behoeven te ontvangen, ja, het zou onzes inziens dan zeer wel mogelijk zijn geweest om de behoeftige weduwen en wezen een grotere uitkering te geven dan volgens het huidige wetsontwerp plaatsvindt, waarbij het toch zo gesteld is, dat zelfs gefortuneerde weduwen, die het helemaal niet nodig hebben, ook geldelijke steun ontvangen. Wij achten dit wel zeer bezwaarlijk.

Ook zijn wij van oordeel, dat het uitermate onbillijk is, dat de ongehuwden, die reeds zo onbillijk zwaar door de belastingen getroffen worden, mede voor de door de regering in dit wetsontwerp ontworpen regeling, premie moeten opbrengen. Het is dan ook zeer goed te begrijpen, dat er in de kringen der ongehuwden hierover zeer grote ontevredenheid bestaat, vooral waar niet eerst voor hen de zo hoge belastingen, waardoor zij als het ware in een strafklasse zijn geplaatst, ingrijpend verlaagd zijn. Vervolgens is het zeer goed te verstaan, dat vele weduwen zich bij andere weduwen ten achter gesteld gevoelen, waar zij van de uitkering krachtens dit wetsontwerp zijn uitgesloten en het voor velen hunner toch zeer moeilijk is om dc-r eigen arbeid in hun onderhoud te voorzien.

Verder bestaat bij ons bezwaar tegen de regeling, voorkomend in artikel 48 van het wetsontwerp, dat betrekking heeft op degenen, die tegen deze regeling gemoedsbezwaren, juister uitgedrukt, gewetensbezwaren hebben. Deze personen tooli kunnen wel vrijstelling bekomen van het betalen van de door deze wet geëiste premie, doch zij moeten dan belasting betalen, waarbij het zich zal voordoen, dat men vele jaren lang belasting krachtens deze wet moet betalen, tei-wijl bij overlijden van de echtgenoot de achterblijvende weduwe om des gewetens wil geen uitkering van deze wet wenst te ontvangen.

Het is met het oog hierop, dat wij in het verslag een andere regeling voor de hierbedoelde personen hebben bepleit, namelijk — zoals wij zulks bij andere gelegenheden al zo vaak bepleit hebben '-een spaarregeling, welke mogelijkheid ook bestaat bij de bedrijfspensioenfondsen, waarbij dus aan de weduwe wordt uitgekeerd wat aan belasting moest opgebracht worden. Het wordt door ons ten zeerste betreurd, dat de regering ons verzoek te dezer zake niet heeft ingewilligd.

Mijnheer de Voorzitter! Uit hetgeen door ons te berde is gebracht, kan en mag niet worden afgeleid, dat wij enig bezwaar zouden hebben tegen het bieden van hulp en steun aan weduwen en wezen, die zulks nodig hebben. Wij zijn daar op Bijbelse gronden zelfs grote voorstanders van, gelijk wij in deze Kamer menigmaal opgekomen zijn voor de leniging van de noden van de vergeten groepen, waarvan de weduwen en wezen een onderdeel vormen, hetgeen wij ook verder wensen te blijven doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1959

De Banier | 8 Pagina's

Het wetsontwerp inzake  weduwen- en wezenpensioen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1959

De Banier | 8 Pagina's