Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

geen reden om te urezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

geen reden om te urezen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de engel, antwoordende, - xexde tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.

Mattheüs 28 : 5

III

De vrouwen zijn tot het graf genaderd. Bij het graf gekomen zijnde, hebben zij gezien, dat de steen reeds afgewenteld was.

Een aardbeving is er geschied en een engel is van de hemel nedergedaald.

Voorwaai', het is daar heilig land. Het is alles vol majesteit en heerlijkheid. Neen, die engel is niet teruggekeerd toen hij de wacht van soldaten daar bij het graf zag staan. De engelen zijn, als de zalige troongeesten, wel met diepe eerbied vervuld voor de Heere der heirscharen, maar zij niet met vrees bezet voor goddeloze wachters. Omdat zij hun beginsel nooit verlaten ^sbben, behoeven zij nergens voor te vrezen.

De wachters vreesden, waren verschrikt en werden als doden toen zij die engel zagen, maar de vrouwen vreesden ook.

Dat de wachters vreesden, dat was wel te verklaren. Zij hadden alle reden om te vrezen. Zij stonden daar om de opstanding van Christus te verhinderen; en nu krijgen zij tegen hun wü een indruk van de GoddeHjke almacht. Hun consciëntie gaat spreken en zij kunnen voor God niet bestaan. Zij konden het hemelse gezicht niet verdragen. O, wat was het hun bang. Het was of ze zo ineens voor de dood en voor het oordeel geplaatst werden.

Neen, er was geen gedachte bij hen om daar te bhjven. Zij zijn op de vlucht geslagen. Wat er ook aan verbonden zou zijn en wat het gevolg van hun weglopen ook mee zou brengen, zij konden geen ogenblik langer daar blijven. Het is daar wel vervuld geworden:

Als onze vijanden met schand' Veldvluchtig moeten wijken.

Van de goddelozen staat er geschreven in Psalm 73 : 2: Zij zetten hun mond tegen de hemel en hun tong wandelt op de aarde", doch zodra God aan het woord komt, wordt het wel openbaar hoe laf de mens is. De mens, in al zijn hoogmoed en vijandschap, versmelt, als God komt, als was voor het vuur.

Waarlijk, de vijanden van God en van Christus hebben reden om te vrezen, want vreselijk zal het zijn om te moeten vallen in de handen van een levend God. Dat oordeel zal vreselijk zijn voor allen, die niet gewild hebben dat Christus Koning over hen zou zijn. En wij kunnen er wel op rekenen, dat wanneer wij het aandurven om onszelf in de weg tegen de Heere te stellen, wij door God Zelf uit de weg geruimd zullen worden. Verspe­ len zullen wij het, en het zal wat uitmaken om het voor eeuwig te moeten verspelen.

De vrouwen vreesden ook, maar zij hadden geen reden om te vrezen. Zeker, wanneer een kind van God ziet op zichzelf, op zijn bestaan, op zijn afmakingen, ja, dan is het geen wonder dat zijn hart beeft. David moest uitroepen in Psalm 130: „Zo Gij, Heere, de ongerechtigheid gadeslaat; Heere, wie zal bestaan? "

De zonden maken maar gedurig een scheiding en wij zullen tot de dag van onze dood maar moeten inleven wat wij over onszelf gebracht hebben in de val van Adam.

Maar anderzijds is er voor dat volk niet te vrezen. God heeft Zijn volk van eeuwigheid liefgehad. Zij hebben met een getrouw en onveranderlijk God te doen. Die Zijn volk vrijwillig heeft hefgehad. Zijn liefdehart klopt altijd zo teder voor de Zijnen. Het is des Vaders welbehagen om hun het Koninkrijk te geven. Al hun ongerechtigheden heeft de Vader op die Borg laten aankomen, en Christus is tot zonde gemaakt opdat zij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Daar is voor al hun zonde en schuld volkomen betaald door die gezegende Borg des verbonds, en uit kracht daarvan ziet God geen zonden in Zijn Jakob en geen overtreding in Zijn volk Israël.

Zij worden aanschouwd in die volmaakte gerechtigheid van Christus Jezus, en die gezegende Middelaar en Bloedvriend haast Zich om alle ongegronde en slaafse vrees uit hun harten weg te nemen. Het eerste wat dan ook die engel tot de vrouwen zegt, is: „Vreest gijlieden niet". De wachters hebben alle reden om te vrezen, maar gij niet. De opstanding van Christus is voor u een reden tot de grootste blijdschap. O vrouwen, ik heb toch zulk een heugelijk nieuws, zulk een blijde boodschap. En waar dat op gegrond is?

De engel aarzelde niet, maar sprak het uit met besliste zekerheid: „Want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was".

Die vrouwen hebben tevoren wel op de wereld gelopen en in hun huis, ja die morgen met al him specerijen bij hen:

Dan peinst de ziel: is 't waar? zou God Ook weten van mijn droevig lot? Zou d' Allerhoogste van mijn klagen En bitt're rampen kennis dragen?

(PsaLn 73 : 6)

Door de mensen werden z§ niet begre­ pen, en dat er in de hemel nog kennis werd gedragen van hun toestand, och, zij konden het niet geloven; maar nu werd het alles opgeklaard. Niet alleen God Zelf, maar ook de engelen hebben kennis van hun innerhjk leven. De engelen zijn niet alwetend, maar ook niet onwetend. Onze belijdenis zegt, dat de kennis der engelen onze kennis zeer ver te boven gaat. Zeker, het is een beperkte kennis, maar toch weten zij veel.

De namen van Gods kinderen zijn in de hemel geschreven in het boek des levens des Lams, maar Gods oog is ook altijd op dat volk geslagen, en Hij weet wat er in hun hart is. Hij weet de begeerten en de verlangens van him ziel. God weet het waar het dat volk om te doen is.

Wat een grote troost is het geweest voor die vTOuwen, dat te mogen vernemen uit de mond van die gedienstige geest. Omdat die vrouwen door Christus waren opgezocht, daarom zochten zij Hem.

Zij hadden Hem hier mogen vinden toen zij met Hem mochten wandelen. Zijn gemeenschap was hun leven geworden. En nu waren zij Hem enkele dagen kwijt geweest. In de smart van het gemis hadd' n zij j^edeeld, doch die smart had de liefde niet gedood.

De liefde was werkzaam gebleven, en had hen naar het graf gedreven. Zij zochten de Levende bij de doden, maar het beginsel, waar het uit voortvloeide, was uit God. Zij zochten Jezus. Zij konden niet alleen zonder Hem niet sterven, maar het was ook onmogelijk voor die vrouwen om zonder Jezus te leven. Zij ziochten de Zahgmaker, Die hen moest verlossen van het hoogste kwaad en die hen brengen kon tot het hoogste goed. Die Naam was voor hen een olie, die uitgestort wordt, en daarom hadden zij Hem lief. Het was in hun hart:

Geef mij Jezus, of ik sterf; Buiten Jezus is geen leven. Maar een eeuwig zielsverderf. Zij zochten Jezus, Die gekruisigd was. Op een gekruisigde Christus hadden zij betrekking gekregen. Door de zonde liggen wij verloren en door de overtreding van de wet verdoemelijk voor God, onder vloek en toom. Maar nu, door die Christus is de zonde verzoend en doordat Hij die vervloekte dood is gestorven, heeft Hij Zijn volk verlost van de vloek der wet en de macht der zonde is door het kruis vernietigd.

Christus is gekruisigd en door die kruisdood heeft Hij voor al de Zijnen de zaligheid verworven, maar ook getriomfeerd over zonde, wet en dood. Die Goddelijke Middelaar heeft de pers alleen getreden, omdat de dag der wraak in Zijn hart was en het jaar Zijner verlosten was gekomen.

Hij was gekruisigd. Hij heeft voldaan, Hij heeft alles volbracht.

Hij was gekruisigd. Het was gebeurd. Het is eenmaal geschied en het behoeft niet meer herhaald te worden.

Wat Hij gestorven is, dat is Hij de zonde eenmaal gestorven, en wat Hij leeft, dat leeft Hij Code. Hij heeft met één offerande in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.

De engel herinnerde aan en wees dus de vrouwen terug naar de kruisdood van Christus. Ook nu, nu Christus reeds verrezen was uit het graf. Gods recht eiste die vervloekte dood, maar dat kruis was ook voor Christus de weg tot de kroon, en voor de kerk de weg tot verkrijging der eeuwige zaligheid. Dat kruis was voor de Jood een ergernis en voor de Griek een dwaasheid, maar hun, dio geroepen zijn, de kracht Gods en de wijsheid Gods, 1 Cor. 1 : 23-24. Voor al degenen, die in Christus zouden geloven, was Christus gekruisigd. O, God leert het Zijn volk om nergens anders in te roemen dan in het kruis van de Heere Jezus Christus. Weigelukzalige zielen die er toe verwaardigd mogen worden.

Gr.-R.

Ds. W. C. Lamain

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1959

De Banier | 8 Pagina's

geen reden om te urezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1959

De Banier | 8 Pagina's