Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXIII.

Adi'essen van r.k. zijde inzake het onderwijs. De koning benoemt een kommissie van onderzoek, waaiin ook Mr. Groen van Prinsterer. Nota van Groen.

In wat voorafging hebben wij doen zien, dat Mr. Groen van Prinsterer in 1840 zowel in geschrift als met het woord in de Tweede Kamer opkwam voor de rechten der ouders met betrekking tot het onderwijs, waarbij door hem ten behoeve van het bijzonder onderwijs een zekere mate van vrijheid werd bepleit.

Thans willen wij nog de aandacht vestigen op een ander voorval, waarbij Groen in 1840 betrokken was. Wij hebben er reeds op gewezen, dat bij de rooms-katholieken in ons land grote ontstemming bestond over de openbare school, omdat deze maar al te zeer een protestants karakter droeg, wat ook daarin uitkwam, dat de Bijbel er nog niet geweerd was. Zij drongen daarom herhaaldelijk op vrijheid van ondervwjs aan en daar de regering in gebreke bleef aan him wens tegemoet te komen, dienden de r.k. kerkelijke autoriteiten de 29e mei 1840 een adres bij koning Willem I in, waarin zij hun bezwaren en verlangens naar voren brachten. Tezelfder tijd richtten ook de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant zich met een request tot de koning, waarin zij zich beklaagden over het grote aantal protestantse onderwijzers en schoolopzieners in zuiver roomse streken.

Koning Willem I reageerde op deze adressen niet. Hij deed in oktober 1840 afstand van de troon en werd opgevolgd door zijn zoon, van wie bekend is, dat hij de rooms-katholieken zeer goed gezind was. Kort nadat hij als koning was opgetreden, benoemde hij dan ook een kommissie, die de taak had de klachten der adressen te onderzoeken. In deze kommissie nu werd ook Mr. Groen van Prinsterer benoemd. Met hem hadden er twee rooms-katholieken zitting in en drie voorstanders van de wet van 1806, dus van het destijds bestaande openbaar onderwijs.

Deze kommissie werd zeer korte tijd gegeven om haar rapport aan de koning uit te brengen, namelijk een maand. Het was voor Groen geen gemakkelijke taak. Voorstander als hij was van een school voor heel de natie naar het onderwijs in de godsdienst overeenkomstig Gods Woord, kon hij zich maar heel moeilijk verenigen met een splitsing der openbare school naar de gezindten. Kort na zijn benoeming in de kommissie schreef hij dienaangaande aan Da Costa, dat de kommissie voor het lager onderwijs een taak was, waarvan de verantwoordelijkheid hem zwaar woo.g. Volgens Dr. Langendijk in diens eerder genoemde boek over de geschiedenis van het protestants-ohristelijk onderwijs was Groen het toen dan ook nog niet geheel met zichzelf eens, welke gedragshjn hij moest volgen. Wel aohtte hij enige vrijheid van bijzonder onderwijs onmisbaar, maar over de fakultatieve splitsing had hij nog geen gevestigde mening. Eerst in^ de loop van de besprekingen met de andere kommissieleden kwam Groen ten deze tot een beslissing, waarvan de inhoud door hem werd vastgelegd in een afzonderlijke Nota, welke aan het rapport der kommissie werd toegevoegd.

In deze Nota liet Groen duidehjk uitkomen, dat hij in meer dan één punt van de andere kommissieleden verschilde. Zo had het onder meer zijn goedkeuring niet kunnen hebben, dat er alleen kennis zou genomen worden van de ingekomen adressen, dus van de klachten, door de rooms-katholieken ingebracht. Hij was van oordeel, dat de bezwaren van allen, die door het toenmalige schoolwezen gedrukt werden, O'.ider ogen behoorden te worden gezien. Groen gewaagde deswege van de „eenzijdige beschouwing" der kommissie. En wat het onderwijs zelf aangaat, handelde Groen in zijn Nota over de personen, die klaagden over de gegrondheid der klachten; over de oorzaak van het bezwaar en over de middelen, waardoor dit uit de weg geruimd zou kunnen worden.

Inzake het eerste punt merkte Groen op, dat het niet alleen de rooms-katholieken waren, die Machten hadden tegen het openbaar onderwijs, doch ook een deel der hervormden en afgescheidenen. Konden de andere leden der kommissie hiertegen niets inbrengen, tegen hetgeen betreffende het tweede punt door Groen werd opgemerkt, kwamen, de drie voorstanders van het openbare onderwijs met alle nadruk op. Zij konden Groens opvatting, dat de ingebrachte klachten gegrond waren, geenszins delen. Wel erkenden zij, dat in enkele scholen een min of meer onchristelijke strekking gekonstateerd kon worden, maar men mocht volgens hen niet gaan generaliseren. Die uitzonderingsgevallen, zo beweerden zij, zouden na enige tijd vanzelf tot het verleden gaan behoren, zodat zij zich met de door Groen voorgestane vrijheid van onderwijs niet konden verenigen. Bovendien, aldus brachten zij tegen Groen in: er bestaat vrijheid van onderwijs krachtens artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 27 mei 1830,

waarin bepaald wordt, dat het oprichten van lagere scholen in het gehele rijk is toegestaan, wanneei-de sted'eüjke besturen en ten platten lande de plaatsehjke besturen, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten der provincie daartoe machtiging geven.

Handelend over de oorzaak van het bezwaar tegen het openbaar onderwijs beriep Groen zich op de wet van 1806, waarin de kiem van de dwang reeds lag, namehjk van de dwang om de kinderen te zenden naar een school, waar van een chwstelijke opleiding gee» sprake was. Dat die wet zo was toegejuicht vond volgens Groen zijn oorzaak vooral daarin, dat de mentaliteit van de hogere standen met de geest van de wet overeenkwam.

Vervolgens besprak Groen de middelen om het bezwaar weg te nemen. Deze kwamen hierop neer, dat Groen wilde, dat de wet aanmerkelijk" gewijzigd zou worden en als dit niet ging, dat er dan toch door meer vrijheid van onderwijs onbillijke dwang zou worden weggenomen. Groen beschouwde deze vrijheid als een recht, behoudens waarborgen van bekwaamheid en zedehjkheid van de onderwijzers en toezicht van de regering. De rooms-katholieke leden der kommissie stonden ook wel vrijheid van onderwijs voor, zonder voorafgaande goedkeuring van de plaatselijke besturen, maar wensen deze vrijheid alleen toegekend te zien aan kerkgenootschappen en kerkelijke gemeenten. Groen echter kwam hiertegen op, hij wilde vrijheid over de gehele linie.

Ofschoon er over Groens Nota nog wel meer te vermelden zou zijn, wiUen wij het hierbij laten. Zij bracht niet wat Groen gewenst had, evenmin als het rapport van de grote meerderheid der kommissie de koning bevredigen kon. Hij moest konstateren, dat er onder de zes kommissieleden wel vier verschillende opvattingen bestonden, zodat hij van een nieuwe wet en van vrijheid va» onderwijs afzag. Over wat wel gebeurde, D.V. de volgende maal.

Zaterdagmorgen 2 mei hoopte Prof. Beel afspraken te maken, omdat hij zich voorstelt op de daarop volgende dinsdag persoonlijke kontakten op te nemen.

Volgens Haagse politieke kringen is de kans gering, dat Prof. Beel alsnog zou gaan zoeken naar mogelijkheden tot herstel van de brede basis en bij herstel er van derhalve socialisten in het kabinet zou opnemen. Wel wordt algemeen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid, dat hij het werk van de niet geslaagde formateur zal afmaken, zodat er tenslotte nog een kabinet in de geest van Prof. de Quay tot stand zal komen. Bovendien is het, gezien de stemming in de Anti-Revolutionaire Partij, niet uitgesloten, dat Prof. Beel zich in de vorming van een kabinet zal bezinnen op een mogelijkheid om alsnog Prof. Zijlstra in het kabinet op te nemen.

Heel het verdere verloop van de werkzaamheden van Prof. Beel dient verder afgewacht te worden, dewijl met enige zekerheid daarvan tot op heden nog niets te zeggen valt.

Prof. Beel aan de arbeid

Prof. Beel heeft dan allereerst er zich toe gezet om een meer uitgebreid regeringsprogram samen te stellen dan Prof. de Quay gedaan had, die maar enkele 'zogenaamde saillante punten aan de fraktievoorzitters had bekend gemaakt. Men neemt aan dat Prof. Beel, die als bemiddelaar optreedt, dit vooral gedaan heeft met het oog op de socialisten, om hun de gelegenheid te ontnemen, dat zij straks zullen kunnen beweren, gelijk zij nu reeds ijverig doen, dat zij overal buiten gehouden zijn en niet naar behoren zijn geraadpleegd.

Prof. Beel heeft ook besprekingen gevoerd met de demissionaire ministers Prof. Dr. J. Zijlstra, Ir. C. Staf en Ir. H. 'N. J. Witte, alsmede met staatssekretaris Drs. W. A. N. Schmelzer, welke naar alle waarschijnlijkheid over het regeringsprogram gelopen hebben, dat alsdan, als het samengesteld is, aan onderscheidene personen, die bij de vorming van een kabinet betrokken zijn, zal worden voorgelegd.

De eerste, waaraan het voorgelegd' zal worden, is 'Mr. Burger, de fraktievoorzitter van de Kamerleden van de P.v.d.A. Mr. Burger heeft tegenover de foimateur 'Prof. de Quay niet willen komen tot ook maar enige uitspraak over diens saillante punten van het regeringsprogram, en er zioh uitdrukkelijk toe bepaald een vaste binding van de aan het kabinet deelnemende frakties aan het program te eisen. Het ligt voor de hand, gelijk ook algemeen verondersteld wordt, dat Prof. Beel een klaar antwoord van Mr. Burger zal willen ontvangen, hoe hij tegenover het regeringsprogram staat, zodat na het optreden van het nieuwe kabinet de socialistische oppositie zich niet kan beklagen dat zij overal buiten gehouden is.

Mr. Burger is voor een onderhoud met Prof. Beel op maandag 4 mei te zijnen huize in Wassenaar om half drie ontvangen, waarna Prof. Beel om half vijf Prof. Romme ontvangen heeft. Verwacht kan worden, dat Prof. Beel daarna in de loop der week de fraktieleiders van de V.V.D., A.R.P. en C.H.U. zal ontvangen om dezen in kennis te stellen met zijn regeringsprogram, terwijl hij daarna allicht kontakt op zal nemen met de personen, die hij aangewezen acht voor het ministerschap. Wil „De Banier" echter op tijd verschijnen, zo zullen wij over het verdere verloop van deze voor heel ons volk zo gewichtige aangelegenheid nu niet verder kunnen schrijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's