Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee artikelen van  J. H. V. in „De Wekker”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee artikelen van J. H. V. in „De Wekker”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze beide dragen tot opschrift „Onder De Lens" en zijn verschenen in de nummers van vrijdag 20 maart en vrijdag 24 april van „De Wekker" van dit jaar. Daarin wordt gehandeld over de uitslag van de laatst gehouden Tweede-Kamerverkiezingen. In het eerste artikel wordt de uitslag inzonderheid voor de ohriste-Ujk-protestantse partijen teleurstellend genoemd. Daarin staat tevens de passage te lezen, welke als volgt luidt:

„Het is ook erg bedroevend, dat de gereformeerde gezindte nu straks in twee partijen in de Tweede Kamer vertegenwoordigd is — de C.H.U. dan nog buiten beschouwing gelaten. Dit breekt onze kracht. En ik vraag me in ernst af of dit nu zo moet en werkelijk te verantwoorden is in deze tijd. Er zijn nog vele punten van overeenkomst tussen deze partijen. A.R.P. en S.G.P. hebben beide goede en ook beide verkeerde dingen. Wat zou het een zegen zijn als wij althans in pohtiek opzicht het eens zouden kunnen zijn".

Ons thans tot de woorden bepalende, dat er in de A.R.P. goede dingen zijn, gaan wij er toe over om een paar artikelen van vroegere jaren, door vooraanstaande personen van de Christelijk Gereformeerde Kerken over de A.R.P. in „De Wekker" geschreven, waarin een geheel ander getuigenis van de A.R.P. gegeven wordt dan in de aangehaalde van H.J.V., onder de aandacht onzer lezers te brengen.

In een artikel in „De Wekker" van 15 april 1898 van de hand van docent van hingen blijkt wel heel overtuigend, dat hij met alle beshstheid op schriftuurhjke gronden het beginselprogram der A.R.P. ten enenmale verwierp. Hij betuigde in dit artikel zijn volle instemming met een artikel van Ds. Wagenaar te Leeuwarden in „De Gereformeerde Kerk" onder het opschrift: „Christelijk-Historische politiek", waarin een scherpe, afkeurende, steekhoudende kritiek op het beginselprogram der A.R.P. werd uitgeoefend, en geschreven werd, dat deze partij in haar program de beginselen van Mr. Groen van Prinsterer heeft prijsgegeven.

Vervolgens schreef docent van Lingen in dat artikel: , , Dr. Kuyper zegt dus, dat al wilde zich een kerk van atheïsten vestigen, de overheid hen zou moeten laten begaan.

Tussen kerk en kerk, onder wat leuze of formulier ook, kieze ze nimmer partij. Na deze woorden van Dr. A. Kuyper aangehaald te hebben, schreef docent van Lingen:

„Dat de overheid, die Gods dienares is, hiermede de kerk van Christus verloochent, haart de A.R.P. geen zorg. Welnu, het is een staatkundig stelsel, dat wij in zijn onchristelijk uitgangspunt als erger dan dat der liberalen verwerpen. Daarom kunnen wij niet met deze partij meegaan, maar moeten wij positie tegen haar nemen".

Voorts schreef docent van Lingen in „De Wekker":

„In het weekblad „De Gereformeerde Kerk" komen meermalen aanwijzingen voor, welke zeer geschikt zijn om de ogen te openen voor de beginselen van Dr. Kuyper en de zijnen, welke onder de naam van gereformeerd zeer ongereformeerd zijn".

Vervolgens laat docent van Lingen de heer Kuiper, onderwijzer te Schraard, aan het woord, die aan de hand van een citaat uit esn rede van Dr. Kuyper, waarin deze onder meer leert, „dat elke groep gereformeerden, roomsen, mannen van het oude nut, zowel als het jonge Holland, noem het modem of radikaal, kortom elke groep en elke richting, moet kunnen meebouwen aan het nieuwe huis, waarin Holland wonen zal", de volgende uitspraak doet:

„Hier gaat Dr. Kuyper nog verder en erkent hij niet alleen het recht der mensen om God niet te dienen, maar ook het recht der goddelozen om invloed op land en volk te oefenen. Op deze wijze geeft Dr. Kuyper land en volk aan de heerschappij van de duivel prijs, want diens partij is immers het talrijkst, het rijkst en het meest van talent en energie voorzien".

Bij het getuigenis van docent van Lingen zouden wij nog wel meer uitspraken van gelijke aard over de A.R.P. uit de kring van de voortrekkers van de Christelijk-Gereformeerde Kerken kunnen voegen, doch wij achten het getuigenis van docent van Lingen ruimschoots voldoende om daaruit te kunnen konkluderen, dat hij en met hem vele andere ChristeHjk-Gereformeerden het program der A.R.P. als onschriftuurlijk en als ongereformeerd veroordeelden.

Wij brengen hierbij tevens in herinnering, dat in 1881 door enige Christelijk-Gereformeerden, "onder wie Ds. L. Lindeboom, tegenover de A.R.P. een eigen politieke partij werd opgericht, welke Prof. Brummelkamp als kandidaat bij een Tweede-Kamervericiezing stelde. Dit getuigenis van voortrekkers uit de Christelijk Gereformeerde Kerken, dat wij onderschrijven, is wel van geheel ander gehalte en aard dan dat wij „Onder De Lens" in hét nummer van 20 maart j.I. van „De Wekker" aantreffen.

Ook wij betreuren de onenigheid onder de gereformeerde gezindte op politiek terrein. Ook wij achten dat het om velerlei redenen toe te juichen zou zijn als dit niet het geval was.

Doch wij willen hierbij opmerken, dat deze niet door de S.G.P. verwekt is. Zij is geen scheurpartij, waarvoor zij wel is uitgekreten. Zij trekt op onder het vaandel, waaronder ook onze gereformeerde voorouders zijn opgetrokken. Zij hebben derhalve geen nieuwigheid in de wereld gebracht, waarvoor onze gereformeerde voorouders in hun geschriften bij voortduring zo gewaarschuwd hebben en dit tevens onomwonden veroordeelden. Zij richt zich op politiek terrein naar het onverminkte artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat geheel naar Gods Woord is. Zij belijdt een beginsel, dat ook reeds in de oude christelijke kerk en die der Refonnatie beleden en voorgestaan is. Had de A.R.P. dit ook gedaan en zich daarnaar op het politieke terrein gericht, dan ware de oprichting van de S.G.P. niet nodig geweest en had zij ook geen recht van bestaan.

Doch dit is helaas noch met de A.R.P., noch met de C.H.U. het geval. Zij richten beide hun politiek niet naar het even tevoren genoemde artikel.

Ook is bij herhaling door de woordvoerders der S.G.P. voorgesteld aan de A.R.P. en de C.H.U. om tot de oprichting van één christeHjk-protestantse partij te komen op de grondslag van Gods Woord; een voorstel, waarop door deze partijen tot op heden nimmer is ingegaan.

Daarentegen is de A.R.P. op neo-gereformeerde basis gebouwd. Het woord „neo-gereformeerd" is door Dr. Kuyper fn zijn geschriften bij herhaling gebezigd en mede door hem in de wereld gekomen. Dit neo-gereformeerde verdraagt zich niet met het gereformeerde, zoals dat in de belijdenisgeschriften tot uiting komt, en is daarmede op staatkundig terrein in flagrante strijd, zoals docent van Lingen zeer naar waarheid geschreven heeft, waar hij het, zoals dit in het program van de A.R.P. tot uiting komt, zeer cngereformeerd heeft genoemd.

Wat H.J.V. geschreven heeft, dat we met de werkelijkheid van het voortvretende materialiseringsproces ernstig rekening moeten houden, daarover zijn wi] het met hem eens. Het is waarlijk uitermate ontstellend zoals het materialisme onder ons volk toeneemt. Panem et circenses, brood en spelen, dat eenmaal de hoofdinhoud en het hoofddoel van het leven der heidenen uitmaakte, wordt dit hoe langer hoe meer bij een zeer groot deel van ons volk. Doch dit valt niet te keren met een samensmelting van de christelijk-protestantse partijen, welke in werkelijkheid geen eenheid is, want tussen het neo-gereformeerde en het gereformeerde beginsel, dat onze gereformeerde voorouders in hun geloofsbelijdenis hebben beleden en in de praktijk hebben beleefd, bestaat een wezenlijk onoverbrugbaar verschil.

Men zal de Epikurese levensopvatting, die thans door duizenden en nog eens duizenden in ons land gehuldigd wordt, niet kunnen keren en bestrijden door met de revolutionairen in één ministerie te gaan zitten, zoals dat in onderscheidene ministeries met goedkeuring van hun partijen door A.R. en C.H. gedaan is en ook thans weder in het kabinet De Quay gedaan wordt.

Tegenover de revolutie en haar stofvergoding en het liberale humanisme behoort het Evangelie, Gods Woord gesteld te worden en overeenkomstig deszelf s beginselen en eisen gehandeld te worden. En juist vooral in de dagen van groot verval, welke wij thans beleven, is het zaak, zoals Mr. Groen van Prinsterer reeds heeft gesteld, de beginselen zuiver te bewaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's

Twee artikelen van  J. H. V. in „De Wekker”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's