Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een melaatse  door Jezus gereinigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een melaatse door Jezus gereinigd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, een melaatse kvoam en aanbad Hem, zegende: Heere, indien Gij wiU, Gij kunt mij reinigen. En Jezus, de hond uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd. En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd.

I.

Mattheüs 8 : 2-3

Het moet ons bij het lezen van de evangeliën telkens vigeer opvallen, dat het optreden van Cliristus als de hoogste Profeet gemarkeerd - wordt door het verrichten van wonderen.

Hij predikte niet alleen, maar vulde als het ware Zijn prediking aan door het verriohten van wonderen. Dat dit niet zonder betekenis is geweest, zal een ieder moeten toestemmen. Immers, hierdoor bewees Hij de Gezondene van de Vader te zijn. Die gekomen was om de krankheden op Zidi te nemen en de smarten te dragen.

Door deze wonderen bewees Hij te zijn de medelijdende Hogepriester, Die behoorlijk medeHjden kan hebben met onze zwakheden.

Vandaar, dat deze wonderen bij de evangelist genoemd worden tekenen. Inderdaad, deze wonderen tekenden de Messias ten voeten uit.

Ze tekenden Hem, dat Hij was gezonden om te bewijzen, dat Hij was de almachtige en gewillige Middelaar van verloren zondaren, die ongeneeslijk krank waren van de zonde. Die zo onherstelbaar ziek waren, dat ze nooit zichzelf konden genezen, maar genezen zouden moeten worden.

Ja worden, inderdaad! Dit wil zeggen, dat de daad van genezing van God ZeH moest uitgaan. Welnu, bijna iedere bladzijde van de evangeliën toont ons dit genadige en barmhartige werk van Christus, Die er Zijn lust en heilig vermaak in vond om te genezen diegenen, die tot Hem kwamen.

Al deze genezingen tonen ons dus twee voorname zaken, namehjk: niemand kan zichzelf genezen. OngeneesHjk waren meestal degenen, die tot Jezus kwamen. Maar zovelen tot Hem kwamen om genezen te worden, die maakte Hij gezond. Niemand werd door Hem afgewezen. Alleen door Hem konden ze geholpen worden.

Gelukkig de zondaar, die met al zijn zonden, met zijn ongeneeslijke, dodelijke ziektekwaal de toevlucht leert nemen tot deze barmhartige Hogepriester, Die niet beschaamt, degenen, die tot Hem komen.

1. Zijn geloof in eigen onmacht. Het verdient wel onze opmerkzaamheid, dat de evangelist Mattheüs, die niet zozeer de tijdorde volgt, maar de stof rangschikt naar het doel van zijn schrijven, het verhaal der genezing onmiddelhjk laat volgen op de bergrede.

Immers, hij vermeldt tot hfdst. 8 : 17 toe een aantal wonderen om ons te laten zien hoe de ZaHgmaker Zijn predikingj 2jjn macht en recht om te spreken, door tekenen bevestigde, en aan het gehoorde ook aanschouwelijk onderwijs toevoegde.

Wat (heerlijke vergeizichten heeft Hij geopend voor de waarHjk armen van geest en verslagenen van hart in de bergrede. Wat verwachtingen van redding en troost heeft hij gewekt in de harten van troostelozen. Zijn woorden bevatten Manken van Gods blijde boodschap aan gevallenen en verlorenen! En daarom volgt het teken van Zijn wonderen om het gepredikte Woord te verklaren, ja, om het als het ware diep in aller hart in te graveren, dat Christus daar nu voor gekomen was.

Jezus heeft Zich gekeerd tegen de uitwendige, vormelijke en vleselijke godsdienst van de schriftgeleerden; Hij heeft het hele gebouw van de vervalste Joodse godsdienist in htm bidden en boete doen, in het geven van aalmoezen, omvergeworpen en Hij bewijst én door Zijn prediking én .door het verrichten van dit wonder, dat Hij gelcomen is niet om de wet Gods te niet te doen, maar om haar te vervullen.

Hij biedt Zich in dit wonder van de genezing van de melaatse aan als Degene, die waarhjk verzoening en heiliging aanbrengt.

Deze melaatse is een toonbeeld van ons aUer ellende; zijn genezing door Jezus' machtwoord predikt ons de algenoegzaamheid, de almacht en de gewilligheid van de Zaligmaker om te redden. Alle krankheid en lichamelijke ellende zijn gevolg van de zonde en worden in de Heilige Schrift telkens ook als beeld van onze geestelijke onreinheid en verdorvenheid genoemd.

Bovenal droeg echter de melaatsheid onder Israël dit bijzondere karakter, dat zij, vooral ook naar de vele voorschriften, die de Heere in Zijn wet aangaande de melaatsen en de behandeling der gereinigdien gaf, heenwees naar de gruwelijke smet der zonde en de doodstaat van de zondaar in zijn geestehjke onmacht en afzichtelijkheid.

Het is hier niet de plaats om ia den brede deze vresehjke ziekte te beschrijven, hoewel we er toch wel iets van moeten zeggen, om des te duidehjker u te wijzen op het heerlijke van dit wonder.

Men onderscheidt dan vooral twee soorten van melaatsheid: de eerste soort een tuberkuleuse vorm van melaatsheid, waarbij de huid begint te ontsteken en steeds igroter wordende zweren vertoont, zo zelfs, dat de beenderen bloot komen te Hggen. Het haar valt uit en de arme lijder wordt tenslotte geheel afzichtelijk; zijn 'gelaat is geheel geschonden, zijn lichaam misvormd en met etterende zweren bedekt. Hij wordt tenslotte blind en zijn stem wordt zo hees, dat hij bijna niet te verstaan is. Hij is als een levende dode!

Dan is er nog de zogenaamde witte melaatsheid, die niet zoveel voorkomt.

Deze kranke is niet zo misvormd, maar daarom is het niet minder erg, want het hchaam wordt geheel gevoelloos en de ledematen worden zo door deze vresehjke ziekte aangetast, dat ten tenslotte de ledematen beginnen te rotten en af te vallen.

Deze ziekte kwam onder Israël TOJ veel voor, ziodat de Heere er verschillende bspaÜDgen voor gemaakt heeft in Zijn wet. Volgens Numeri 12 : 12 werden zij beschouwd levend dood te zijn, en genoemd geslagenen, die door God geslagen zijn.

Wanneer dan ook zulk een melaatse in Israël ontdekt werd, dan moest hij uit het midden van het voUc gebannen worden en maakte aanraking met hen iemand naar de wet onrein.

Bovendien had de Heere bepaald, dat zij rouwklederen moesten idragen, het gelaat omwinden en door het roepen van „onrein^ onrein", hun medeburgers van hun tegenwoordigheid kennis geven. Men zag dus in hen het toonbeeld van de onreinheid der zonde; zij waren het zinnebeeld van de toom van God, Die uit Zijn heiligdom en uit de gemeenschap van Zijn volk de onreinen bant.

In het algemeen werden de melaatsen dan ook als verlorenen beschouwd, die ongeneeshjk waren. Dat wisten deze stakkers zelf ook. Vandaar valt licht te begrijpen welk een droevig en hopeloos leven deze mensen leidden.

Welnu, zulk een melaatse kwam tot Jezus! Waarschijnlijk staande aan de uiterste grens van de schare, die aandachtig naar de prediking van Jezus hoort, heeft hij ook geluisterd naar de woorden van deze Prediker.

Ontroeiing zal hem aangegrepen hebben toen hij de van ontferming getuigende woorden hoorde.

Ziet hem daar staan! Hij is het toonbeeld van ellende! Maar ziet bovenal in deze melaatse uw eigen beeld. Dat beeld, zoals wij allen door de zonde geworden zijn. Melaats van het hoofd tot de voeten! Zo immers leert Gods ontdekte volk zichzelf kennen. Onrein, uitgestoten uit Gods gemeenschap. Ongeneeslijk.

Wie zal hen redden van de dood? Wie hen reinigen van de vuilheid himner on gerechtigheden?

O ja, zij hebben wel geprobeerd zichzelf te reinigen. Wat al een werk is door hen verricht, om gereinigd te worden van hun zielemelaatsheid. Hoe hebben Z3 gepoogd het met de Heere in orde te brengen en de wet tot zwijgen te krijgen. Maar helaas, het is hvni niet gelukt. De kwaal werd erger. Inplaats van heihger te worden, kregen ze al meer hun afzichtelijke staat der zonde te zien. Dit deed hun al meer wanhopen om gezond, gereinigd te worden. Wat een tranen van teleurstelling, wat een zuchten en gebeden onder de last van hun zonde en verdorvenheid. Hoe daar ooit van verlost te worden? Hoe nog ooit in Gods gemeenschap en in de gemeenschap met Gods volk teruggebracht? Nergens behoren ze bij. Overal staan ze buiten. En niemand ontfermt zich over hen. Niemand? Laten we dat de volgende week D.V. eens zien bij de melaatse.

Veenendaal

Ds. J: Keuning

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's

Een melaatse  door Jezus gereinigd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's