Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betaling-belastingen voor in een bedrijf medewerkende kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betaling-belastingen voor in een bedrijf medewerkende kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dewijl vooral weduwen, maar ook andere kleine ondernemers moeüijkheden ondervinden met de opgave en betaling van belastingen voor medewerkende inwonende kinderen, brengt de redaktie van „De Banier" hieronder een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, meervoudige Belastingkamer, ter algemene kennis.

Tenzij bij kassatie de uitspraak anders zou luiden, bhjkt daaruit, dat voor inwonende medewerkende kinderen geen loonbelasting is verschuldigd en geen vereveningsheffing moet worden betaald.

Het Gerechtshof te Arnhem, Meervoudige Belastingkamer; Gezien het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 3 september 1958, waarbij de Hoge Raad, rechtdoende op het beroep in kassatie van X, wonende ' te IJ, de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Graveruhaige van 30 januari 1958 betreffende de aan haar opgelegde aanslagen tot navordering van loonbelasting en van vereveningsheffiag over het tijdvak van 1 januari 1952 tot en met 31 december 1954 heeft vernietigd en het geding heeft verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en bes'lissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van het arrest;

Gezien de overige stukken; Gehoord ter zitting van 23 december 1958 Mr. L. J. M. Nouwen, advokaat te 's-Gravenhage als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door B. Meijers, direkteur van het Boekhoudbureau en de Akkountantsdienst der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij te Goes, alsmede de Inspekteur der Belastingen te Goes;

Overwegende, dat de Inspekteur heeft opgelegd een aanslag tot navordering van loon-belasting en vereveningshaffing over het hierboven vermelde tijdvak, respektievehjk ten bedrage van ƒ 1.122.50 en van ƒ 208.22 of totaal groot ƒ 1.330.72;

Overwegende, dat bet Gereditshof te 's-Gravenhage de omstreden navorderingsaanslag heeft gehandhaafd, omdat deze tot grondslag heeft uitkeringen door belanghebbende gedaan in gemeld tijdvak aan een aantal in haar landbouwbedrijf medewerkende kinderen, • welke arbeid in het bedrijf van belanghebbende berust op een (stilzwijgende) gesloten en bestaande dienstbetrekking;

Overwegende, dat de Hoge Raad in zijn voormeld arrest onder meer heeft overwogen: „dat de navordering hierop berust, dat tussen belanghebbende en haar kinderen een arbeidsovereenkomst 'bestond; dat de Inspekteur het bestaan daarvan had aan te tonen; dat het Hof na te hebben overwogen, dat volgens belanghebbende tussen haar en haar kinderen ©en gezagsverhouding bestond; en dat deze gezaigsverhouding slechts haar grond kon vinden hetzij in het familie-of igezinisvarband hetzij in een arbeidsovereenkomst, zonder enige redengeving verfdlaart het bestaan van een op familie-of gezinsverband rustende gezagsverhouding ten opzichte van meerderjarige kinderen als die van belanghebbende niet te aanvaarden en enkel op grorwi daarvan tot het bestaan van een arbeidsovereenkomst besluit;

dat, gelijk uit het omtrent de bewijslast overwcgene volgt, niet .belanghebbende het bestaan van een op familie-of gezinsverband steunende gezagsverhouding had aan te tonen, doch de Inspekteur het bestaan van een arbeidsovereenkomst en dus in 's Hofs vorenomschreven gedachtengang het niet bestaan van een op familie-of gezinsverband steunende gezagsverhouding;

dat ’s Hofs beslissing te dien aanzien niet behoorlijk met redenen is om-•Ideed;

dat toch in het algemeen ook tussen ouders en meerderjarige kinderen een op familie-of gezias'.'erband rustende ' gezagsverhouding kan bestaan en het Hof niet had mogen nalaten aan te geven op welke grond het in het gegeven geval het bestaan van een op zulk een verband steunende gezagsverhouding niet aann'am;

Overwegende, dat beide partijen ter zitting opnieuw hun standpunten hebben toegelicht en beide hebben gepersisteerd bij de over en w^eer geponeerde steUinigen".

Overwegende, dat is komen vast te staan, dat in belanghebbendes landbouwbedrijf medewerken haar beide inwonende kinderen P., geboren in 1918 en J., geboren in 1920, aan wie zij ter zake van in haar bedrijf verrichte arbeid heeft verstrekt: kost, inwoning, Weding en zakgeld eni daarenboven per ultimo van de jaren 1952, 1953 en 1954 wisselende bedragen in kontanten groot ƒ 750.-. tot ƒ 1.100.-per kind;

Overwegende, dat het Hof van oordeel is, dat de Inspekteur niet igeslaagd is in het op hem rustend© bewijs, dat tussen belanighebbende en haar inwonende, in het bedrijf werkzame kinderen P. en J., een arbeidsovereenkomst bestaat, dat het immers bij de agrarische bevolking een algemeen voorkomend gebruik is dat één of meer op het bedrijf met de ouders in gezinsverband wonende kinderen, hun ouders in het bedrijf helpen; dat alsdan de ouders en de kinderen jegens elkander prestaties verrichten, van de zijde van de kinderen bestaande in arbeid in het bedrijf van de ouders en van de zijde van de ouders in het verschaffen' van kost, inwoning, klediag en zakgeld en daarenboven veelal in het betalen, of te goed schrijven bij een bankinstelling, van een jaarhjks wisselende som in geld of soms ook in het schuldig erkennen van een dusdanige som; dat bedoeld gebruik zich niet alleen voordoet tijdens de minderjarigheid van de kinderen, maar ook voortduurt, nadat de kinderen meerderjarig zijn gewarden, immers ook dan is het veelal een vaste gewoonte, dat de kinderen met hun ouders in gezinsverband bhjven wonen en als leden van het gezin met de ouders in het landbouwbedrijf blijven samenwerken; dat ook alsdan deze samenwerking tussen ouders en kinderen niet altijd geschiedt op de basis van een arbeidsovereenkomst, doch veelal op een verhouding, die voortvloeit uit de famihebetrekking en/of het gezinsverband tussen de ouders en him kinderen; dat dit anders zou kunnen zijn, indien de in het bedrijf meewerkende kinderen blijk hebben gegeven zich te willen onttrekken aan de samenwerking in famiheverband door bijvoorbeeld een zelfstandige positie te gaan innemen of bepaal­ de looneisen of andere arbeidsvoorwaarden te stellen; dat in het bijzonder deze laatstbedoelde omstandigheid zich voordoet in de streek waar belanghebbende woonachtig is, zodra een in het bedrijf van de ouders meewerkende zoon in het huwehjk treedt en tevens dan de ouderhjke woning verlaat;

dat in het onderhavige geval hiervan geen sprake is, daar de kinderen alle in de periode waarover is nagevorderd nog inwonende waren bij hun ouders; dat ook door de Inspekteur geen andere feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of is gebleken of aannemeKjk gemaakt, dat de onderhavige verhouding tussen belanghebbende en zijn kinderen is te stellen op de grondslag van een overeenkomst en mitsdien het aanwezig zijn van een arbeidsovereenkomst niet is bewezen;

dat een dusdanige dienstbetrekking evenmin volgt uit het feit, dat de door belanghebbende aan zijn kinderen verstrekte bedragen in natura en geld als bedrijfskosten bij de berekening van belanghebbendes winst in mirudering zijn gebracht, daar immers deze aftrek zijn reden vindt in de door de kinderen ten behoeve van het bedrijf verrichte arbeid, zodat zij terzake en in het belang van het bedrijf zijn gedaan,

RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN:

Vernietigt de navorderingsaanslag, waarvan beroep; Aldus gedaan op 3 februari 1959, door de Heren Mr. van Vollenhoven, Vice-President, Boxem en Mr. de Bie, Raadsheren, in tegenwoordigheid van Mr. Albricht, Substituut-Griffier.

Het streven bij het aanhangig maken van deze aangelegenheid is mede door de S.G.P.jKamerleden ondersteund, dewijl het de belangen van S.G.P.-ers en anderen betreft.

De redaktie

van „De Banier”

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's

Betaling-belastingen voor in een bedrijf medewerkende kinderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's