Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rede van de heer Kodde gehouden bij de behandeling van de provinciale begroting van Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rede van de heer Kodde gehouden bij de behandeling van de provinciale begroting van Zeeland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de Voorzitter!

Nadat ik reeds in de gelegenheid ben geweest een antwoord te geven op uw nieuwjaarsrede, in deze geest, dat ik mij verheugd heb, dat u de Zeeuwse problemen hebt aangesneden en naar voren gebracht hebt, in de hoop, dat uw woorden daaromtrent verder zullen doorkhnken, zal ik daar thans zeker niet diep op ingaan.

Toch wü ik er nog een enkel woord aan wijden. Ik zou het namelijk zeer op prijs stellen wanneer het kollege van Gedeputeerde Staten de Provinciale Staten de gelegenheid zou geven daarover van gedachten te wisselen en een uitspraak te doen, zo nodig, zou ik haast zeggen, al kUnkt het misschien wat ondemokratisch, in geheime zitting. Ik stel dit, omdat ik enigszins ongerust ben, dat wanneer dit op een andere wijze gebeiut, het effekt, dat u er aan gegeven hebt, er van weggenomen zou worden doordat één en ander dan weer zou komen in de politieke sfeer.

Men zegt wel eens, dat wij, als staatkundig gereformeerden, achteruit kijken, terwijl anderen menen, dat zij alleen vooruit kijken. Ik heb. Mijnheer de Voorzitter, al eens meer te kennen gegeven, dat ik geen ogen in mijn achterhoofd heb, maar al kan men over tal van zaken van mening verschillen, vast staat, dat wij er allen naar streven om ons geliefd Zeeland op hoger peü te brengen. Daarom ook vragen wij aandacht voor de verschillende problemen, waarvoor wij ons gesteld zien, en ik meen één en ander wel zo te mogen beschouwen, dat wij daar allen volkomen achter kunnen staan. Ik geloof niet, " dat hier principiële opvattingen in liggen, waartegen wij ons om des beginsels wil zouden moeten verzetten. Neen, ik meen juist, dat ook ons beginsel medebrengt, dat wij er naar dienen te streven om de provincie Zeeland zo veel mogelijk tot ontwikkeling te brengen, de welvaart van deze streek te bevorderen, om dit gewest wederom "^ plaats te doen innemen, waarop het reont jjeeft en die in historische tijden ^.erkelijk niet gering was.

Gesproken is reeds, Mijnheer de Voorzittgr^ over hetgeen in Noordbrabant is gepubliceerd. Ook wij zouden het zeer op prijs stellen wanneer daarover in deze vergadering nog iets naders zou kunnen worden medegedeeld.

Ik begrijp de moeihjkheden, vooral omdat wij tegenwoordig zo afhankelijk zijn en ook in dat opzicht te veel naar de ogen van Den Haag moeten kijken. Men is begonnen met de lagere publiekrechtelijke lichamen de middelen af te nemen en dan zegt men: „Ziezo, nu bent u volkomen afhankelijk van hetgeen wij zullen stellen, dat u kunt uitvoeren, want zonder ons kunt u toch niets doen". Ik hoop echter, dat u gelegenheid zult vinden deze khp te omzeilen en ons iets mede te delen.

Mijnheer de Voorzitter, ik zal de heer van Oorschot niet volgen in een besprekbg van de uitslag der verkiezingen. Het is zo, dat, wat de Staatkimdig Gereformeerden betreft, de verkiezingen niet veel verschuivingen te zien hebben gegeven, en dat is wel een bewijs, dat de beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij in ons land geworteld zijn. Ik hoop, dat zich dat nog wat zal mogen uitbreiden, maar ik heb mogen vaststellen, dat zij vastliggen en dat er niet veel verandering in komt.

Toch heeft de heer van Oorschot mij genoopt om even stil te staan bij hetgeen hij naar voren heeft gebracht. Toen hij sprak, dacht ik, en dat is misschien een beetje stout van mij: wanneer een ander je niet prijst, moet je het zelf doen, want wat goed ging, heeft hij op de naam van de P.v.d.A. gezet, en van alles wat er is misgelopen, heeft hij de schuld op een ander geschoven.

Als er ministers zijn, die zeggen: „Ik ga niet meer verder", dan is dat volgens de heer van Oorschot de schuld van een ander, en dan zijn zij de progressieven.

Wanneer de belastingontwerpen niet voor twee jaar, maar slechts voor één jaar worden aangenomen, dan hgt heel de zaak verkeerd volgens de P.v.d.A., terwijl er toch van de andere zijde genoegzaam mededeling is gedaan, dat men bereid was dit voor een jaar toe te staan en het na een jaar opnieuw te bezien

De heer Stemerding: Dan lopen ze weg!

De heer Kodde: Ja, dan gaan zij heen. Ik heb er een andere mening over waarom de sociahstische ministers zijn' weggegaan, maar die mening zal ik niet uiten. Dat kunnen we beter op een andere plaats doen.

De heer van Oorschot: De ben er wel nieuwsgierig naar!

De heer Kodde: Het is toch niet zo, dat wij door deze belastingwetten alleen maar, zoals men zegt, degenen, die nog wat bezitten, zouden sparen. Het zou wel eens kunnen zijn, en ik geloof dat dat zeker het geval is, dat zelfs een verlaging van de belastingen veel meer de werkman ten goede zou komen dan degenen, die enig bezit hebben. De werkman zou er profijt van hebben wanneer er mogelijkheden liggen voor degenen, die enig bezit hebben, dat te investeren, waar zij de werkman werkgelegenheid geeft. Men kan het ook van die zijde bezien en ik zou in overweging willen geven het zo ook eens te bekijken. Omdat de andere partijen niet alles hebben willen aanvaarden, zo zegt men, is deze krisis gekomen. Ik heb het van nabij meegemaakt en ik hoor de P.v.d.A. propageren, dat zij de vrijheid voorstaat, maar in dit geval was het zo, dat heel de Kamer, behoudens de fraktie van de P.v.d.A., had moeten bukken voor de diktatuur van de P.v.d.A., en niet anders.

De heer van Oorschot: AlstubHeft!

De heer Kodde: En niet anders. Dit de Kamer dat niet gedaan heeft, is 'vers 2. Dat ligt niet aan mij alleen, hoor, maar ik wilde het toch wel eens zo stellen.

Ik wil nog een opmerking maken, Mijnheer de Voorzitter, al hgt dat in een enigszins ander vlak, over hetgeen de heer van Oorschot naar voren heeft gebracht. Ik geloof, dat ik niet ten onrechte gisteren al even de vinger op sommige dingen heb gelegd, want wanneer ik de heer van Oorschot, althans wanneer ik goed geluisterd heb, in het begin van zijn rede heb horen spreken over het parlement van de provincie, dan vraag ik mij toch wel af....

De heer van Oorschot: Neen, daar bent u mis in.

De heer Kodde: Ben ik daar mis in? Gelukkig dan maar. Ik hoop inderdaad, dat u een beter inzicht in ons staatsrecht hebt dan ik verwacht heb. Ik zou echter nog een opmerking wensen te maken over iets wat ik niet klaar kan krijgen, maar mogehjk vergis ik mij daar ook weer in. Ik meen evenwel van de heer van Oorschot uitdrukkingen gehoord te hebben over beslissingen, die in het Kollege zijn genomen. Daaromtrent vraag ik mij toch wel eens af: Hoe komt de heer van Oorschot aan deze wetenschap?

Mijnheer de Voorzitter: Ik zal nu trachten mij te gaan beperken tot de provinciale begroting.

De heer Stemerding: Dat is jammer.

De heer Kodde: Och Mijnheer de Voorzitter, als de heer Stemerding dit jammer vindt, dan kan ik slechts zeggen, dat er allicht nog wel eens iets tussendoor valt. Wie weet? Ik hoop slechts dat het geu-' riger bloemen zullen zijn dan de heer Stemerding hier heeft aangedragen. Deze dacht blijkbaar, dat bloemen met doorns alleen steken, doch ik meen te weten, dat bloemen met doorns juist weleens wehiekend kunnen zijn.

De heer Stemerding: Dan ben je abuis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1959

De Banier | 8 Pagina's

Rede van de heer Kodde gehouden bij de behandeling van de provinciale begroting van Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1959

De Banier | 8 Pagina's