Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De provinciale begroting van Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De provinciale begroting van Zeeland

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolg van de rede van de heer Kodde

De heer Kodde: Ik zou dan nu willen beginnen, Mijnheer de Voorzitter, met even aandacht te vragen voor wat Ged. Staten aan het slot van bijlage no. 50j stellen ten opzichte van de orde. Ik meen inderdaad, dat er alle aanleiding is om daar aandacht aan te schenken. Toen ft dit boekwerkje onder ogen kreeg, trof het mij ook, dat het wel erg moeüijk is om op al de dingen, die daarin aangesneden zijn en meestal door elkander heen zijn gesteld, een antwoord te geven.

Het zou in de eerste plaats gaan over de behandeling van de begrotingen van de verschillende, laat ik maar zeggen onderdelen. Ik vraag mij af, Mijnheer de Voorzitter, zou bet niet zo kunnen, dat u, ia plaats van eerst de begroting van de provincie aan de orde te stellen, eerst de begrotingen van de onderdelen behandelt? Daarbij zouden, naar ik meen, de zaken, die bij de bootdiensten, bij de bedrijven, bij wegen enz., behoren, kunnen worden besproken, terwijl men dan later de grote moot bij de begroting zelf zou kunnen behandelen. Ik geef dit graag in overweging.

In de tweede plaats. Mijnheer de Voorzitter, een opmerking over de behandeling van de stukken in de afdelingen. Bc heb al klachten gehoord in deze geest, dat het werk in die afdelingen toch wel moeüijk gaat. Wij worden als leden van de Staten aangewezen tot rapporteur en al die dingen meer. Ik geloof, dat wij met de behandeling in de afdelingen niet in de goede richting gaan, want ik heb het gevoel, dat wij daar de zaken gaan behandelen als het ware in het klein, zoals wij het hier in het groot gaan doen. Naar mijn mening eist ons reglement van orde, dat wij in de afdelingen de zaken cnderzoeken. Met andere woorden, wanneer er vraagstukken naar voren komen, waarop wij in de stukken, die ons door Ged. Staten zijn overgelegd, geen antwoord kunnen vinden, dan dienen deze in de afdelingen te worden gebracht en dienen daar vragen over te worden gesteld, maar het behoort geen behandeling te worden in het klein, zoals wij dat hier in het groot doen.

Ik bekijk hierbij. Mijnheer de Voorzitter, ook de positie van de leden van Ged. Staten, die in de afdelingen zitten. Ik meen, dat men daar niet als zodanig geroepen is om het gehele beleid van het kollege naar voren te brengen, doch dat men slechts antwoord heeft te geven op de punten, die eventueel duister zijn en waarover de ledsn van de Staten inlichtingen nodig hebben ten einde er een oordeel over te kunnen vellen. Wanneer wij in die richting zouden gaan, zou de behandeling in de afdelingen wat eenvoudiger worden.

Dan heb ik nog een opmerking over de aanwijzing van de rapporteurs. In vroegei-tijd, en ik meen toch te dezen enige ervaring te hebben, wees de voorzitter nooit op de rij af de rapporteurs aan. Men keek dan wie er eigenHjk het meest in een bepaald probleem was ingewerkt. Ik weet wel, dat dat er wel eens toe leidde, dat het werk voor de gewillige was, maar dat zal altijd wel zo bHjven, want met iemand, die onwilhg is, doet men nu eenmaal niets, want er is een gezegde, dat men met onwühge honden moeilijk hazen vangt.

Mijnheer de Voorzitter, dan zou ik ook nog een aanwijzing wfllen geven, die ik op een andere plaats heb geleerd, namelijk dat degenen, die vragen hebben over een zeker onderwerp, goed doen deze tevoren op schrift te stellen en ze de rapporteurs te geven. Dat vergemakkeHjkt het werk van de rapporteurs en dat brengt ook mee, dat de vragen juist worden weergegeven. Ik heb gemeend dit even naar voren te moeten brengen, omdat ik geloof, dat dat ons werken ten goede kan komen.

Moet er in de afdelingen een ambtenaar bij? Och, ik heb mij daar indertijd altijd tegen verzet. Ik gevoel het zo, dat wij dan werk, dat eigenhjk op onze weg ligt, gaan overgeven aan een ander. Ik gevoel de moehjkheden voor de ambtenaar om een verslag te maken van zaken, waar hij misschien wel in zit, maar waarop hij misschien een andere kijk heeft dan meestal de Statenleden hebben. Ik wil hieraan nog toevoegen, dat men in het algemeen de ervaring heeft, dat algemene verslagen, door de ambtenaren ge­ maakt, veelal meer een samenvoeging dan een samenvatting zijn. Ik weet wel dat wij als Statenleden vroeger wel eens gezweet hebben als wij er voor gesteld werden het algemeen verslag te maken. Dat kon wel eens heel wat tijd vragen. Ik kan mij tenminste herinneren, dat ik bij de overname van de elektriciteitsbedrijven hier 's avonds ben weggegaan en tot 's nachts half twee heb zitten schrijven en de volgende morgen om half negen geroepen werd om het verslag af te leveren. De nachtrust is dan kort en het werk is veel. Maar wij moeten nu eenr maal trachten het goed te doen en wij zijn nu eenmaal Statenlid of wij zijn het niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1959

De Banier | 8 Pagina's

De provinciale begroting van Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 1959

De Banier | 8 Pagina's