Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

„Dodh — zo schrijft Beza — in het volgende jaar 1553 is door de wonderlijke weldadigheid Godes de repubhek en 'kerk van Geneve tot rust gekomen, zijnde de oproerigen en wederspannigen óf door hun eigen toedoen om hals gekomen, óf aan 'de üjve gestraft, óf uit de stad 'geweken. Hier kwam nog bij: de antwoorden der vier Zwitserse steden, die men hun 'gevoelen over de kerkeüjfce discipline van Gsnève gevraagd had; al-'zo dat al de oude wetten der kerkelijke discipline, tegen de verwachting der oproerigen, met algemene stemmen der burgers wederom vastgesteld werden.

Maar binnenshuis begon de as van Servet al weer op te bobbelen; zijnde een zeker vermaard rechtsgeleerde, Mathijs Gribaldi genaamd, heer van Farges, een dorp bij Geneve, zijn lasteringen toegedaan; doch, uit de school van Tubingen verdreven, en te Bern gevangen zijnde, stierf hij naderhand aan de pest. Daarenboven waren er enige leraars, dewelke op het aanhitsen van Bosec, en opdat zij zichzelf door het berispen van zo grote man vermaard zouden maken, Calvijn lasterden, alsof hij God tot een auteur van de zonde stelde. Doch deze zaak werd voor die van Bern, op de begeerte van Calvijn, beslecht en Sebcistiaan Castellio en Bobec werden verbannen".

In het jaar 1556 werd Calvijn geheel onverwacht in de kerk door een derdedaagse koorts overvallen, welke van die aard was, dat zich ver ibuiten Geneve de geruchten verspreidden, dat Calvijn gestorven was, wat in zijn geboorteplaats Noyon de pauselijken zulk een groot genoegen verschafte, dat zij daarover, zoals Beza het uitdrukt: „haar afgoden dank offerden".

„Maar — zo vervolgt Beza — de smekingen der vromen ^hielden de oveihand; en het was er zó ver vandaan, dat hij van die ziekte gestorven zoude zijn, dat hij integendeel, met nieuwe krachten voorzien, een verre reis ondernam naar Frankfort, om de onenigheden, die daar in de Franse kerk gerezen waren, bij te leggen. Wedergekeerd zijnde, gaf hij in het hcht zijn zeer geleerde Uitleggingen van al de Psahnsn. Ook wederlegde hij, tegelijk met mij, de lasteringen van Castellio tegen Gods eeuwige predestinatie.

Doch inzonderheid pijnigde Calvijn toen, zeer de woedende vervolging der gelovigen, te Parijs ontstaan, zijnde hun vergadering in de Jakobijnenstraat, daar zij om het Nachtmaal des Heeren te houden samengekomen waren, ondersdhept. De rest van hen door de duisternis van de naöht ontsnapt zijnde, werden omtrent achttien gevangen, en met vele lasteringen en scheldwoorden tegen de dag in de gevangenis geworpen, niettegenstaande dat er onder hen enige voortreffelijke, edele vrouwen gevonden werden. Nie< t alleen de hovelingen, maar ook de gelegenheid der tijden zelf vermeerderde des konings toom. Want deze dingen gebeurden ten tijde als de vermaarde slag bij Saint-Quintin geschiedde en dat de vromen des nachts bijeengekomen waren, hetwelk hun overdag geensziins geoorloofd was. Derhalve zijn die oude en veretterde lasteringen, op de christenen van ouds gesmeed, nu wederom door een zekere Demodharis Sorbonieus opgehaald, alsof de oorzaak van alle zwarigheid alleen de christenen moest worden toegeschreven. Maar deze bui is eensdeels door ontdekking der lasteringen van de Sorbonne, eensdeels door tussenspreken der Duitse vorsten, die Calvijn met grote snelheid bezorgde, enigszins gestild".

In het jaar 1558 werd Calvijn weer zwaar getroffen, doordat in Frankrijk de vervolgingen zeer verscherpt werden en doordat Valentin Gentilis opnieuw de ketterijen van Servet openlijk verdedigde. Deze ging daarin zelfs zó ver, dat hij niet alleen de besluiten van Nicéa, maar ook de autoriteit van Gods Woord verwierp en alleen als waarheid wilde erkennen wat voor het menselijk verstand bestaan kon. Dit werd eerst meer in het verborgen door hem en zijn volgelingen gedaan, maar later meer opsnüjk. Dit gaf aanleiding, dat de raad en ook de kerkeraad ziah met het optreden van Gentilis en zijn Italiaanse vrienden in Geneve gingen inlaten, met gevolg, dat al de Italianen in Geneve de rechtzinnige belijdenis ondertekenden. Dit belette echter Gentilis niet opnieuw zijn ketterijen te verkondigen en de waarheid te lasteren, waarop hij gevangen genomen en verhoord werd. Bij dat verhoor gaf hij voor van zijn dwalingen overtuigd te zijn en veinsde zelfs een groot berouw. Hij werd uit de gevangenis ontslagen, onder ede dat hij uit Geneve niet zou vertrekken; welke eed hij echter schond, want hij verliet Geneve toch en 'begon opnieuw zijn lasteringen tegen de waarheid te verkondigen.

In het najaar van 1558, zo schrijft Beza, ontstond voor ons het 'begin van een grote droefheid, toen Calvijn overvallen werd door een vierdaagse koorts, „van welke ziekte wij naderhand bevonden hebben waar te zijn hetgeen er de geneesheren van getuigen, dat zij de oude lieden dodelijk is. Want hoewel Calvijn er maar acht maanden aan geleden heeft, zo heeft zij nochtans zijn mager en dor lichaam zo uitgemergeld, dat hij na die tijd nooit meer gezond geworden is", hetgeen Calvijn er niet van af heeft kunnen houden zijn Institutie, zowel in het Latijn als in het Frans, en ook zijn uitlegging op Jesaja opnieuw in het licht te geven. Ook hield hij niet op een zeer grote en belangrijke korrespondentie te voeren met partikuliere personen, onder wie koningen en koninginnen en magistraatspersonsn, alsook met kerkeraden uit andere landen. Een ieder, die hem per brief om raad kwam vragen, beantwoordde hij, om het even van weBce kwaliteit de vrager was, of hij een hooggeplaatsite of een gewoon burger was, en Lichtte hem uit Gods Woord voor om hem van raad te dienen, alsook bij vervolgingen te versterken en te vertroosten.

In het jaar 1560 was er esn zekere Stankarus van Mantua, die verkondigde dat Christus geen Middelaar was, en al die-t genen van arianisterij beschuldigde, die zeggen dat Hij Middelaar is naar Zijn Godheid. Deze lastering heeft Calvijn op verzoek van de Polen nog weerlegd. Ook heeft hij er aan medegewerkt, dat er in dat jaar op gedaan verzoek iemand, Galasius, naar Engeland gezonden werd om in Londen een Franse kerk te stichten.

In het jaar 1561 weerlegde Calvijn ook aog de lasteringen van Valentin Gentihs, weilke hij te Lyon tegsn het SymboHcum van Athanasius had uitgegeven. Ook gaf hij in dat jaar nog uit zijn lessen over Daniël.

„Doch in het volgende jaar — zo schrijft Beza — verzwaarden zijn ziekten zó hevig dat het ongelooflijk is, dat in zulk een zwak lichaam, door zovele moeiten uitgeput, en door zware ziekten gekrenkt, zulk een kloekmoedig en genereus gemoed nog langer heeft kunnen huisvesten. Ja, indien hij somswijl van zijn publieke ambten afhield, zo was hij ondertussen thuis altijd bezig; waarvan getuigen, die twee 2»er ernstige vermaningen aan de Polen tegen de godslasterende vijanden der Heilige Drievuldigheid; daarna ook dat hij de broederen, die uit de Synode van Lyon aan hem gezonden waren, zo mondeling als bij geschrift overvloedig antwoordde, dat hij kommentariën over de vijf boeken van Mozes in het Latijn uitgaf, dat hij dezelve uit het Latijn ki het Frans overzette, en ten laatste dat hij een uitlegging over het boek Jozua, hetwelk zijn laatste werk geweest is, begon en daarna nog al stervende voltrok".

Wat het leven en sterven van Calvijn betreft, zullen wij het hierbij laten. Betreffende de beschrijving van zijn levsn hebben wij grotendeels aan het geschrift „Het leven en siterven van Jean Calvin" van Beza onze gegevens ontleend, en daarbij ook andere schrijvers over Calvijn wel geraadpleegd en ook wel gegevens aan hen ontleend.

Wij zijn ons er ten voUe bewust van, dat wij niet volledig zijn geweest aangaande het vele, dat in het zo belangrijke leven van Calvijn is voorgevaUsn, doch de hoofdzaken daaruit hebben wij wel weergegeven. Het leven van Calvijn, dat onder Gods bijzondere genade geleid en geleefd is, is nog altijd zó aktueel en zó belangrijk, dat wij in dit gedenkjaar van Calvijn niet hebben kurmen nalaten daar een twaalftal artikelen in „De Banier" aan te wijden. Zijn sterven, waarover Beza, na eerst zijn uiterste •wil afzonder-Hjk te hebben weergegeven, uitvoerig heeft geschreven, hebben wij met de voorafgaande uiterste wil destijds ook beschreven, en dit in navolging van Beza, die dit ook in een apart artikel gedaan heeft; hetgeen ons te meer gewenst scheen, dewijl van roomse zijde beweerd is, dat Calvijn in wanhoop gestorven is, hetwelk uit hetgeen Beza daarover schrijft wel grondig weerlegd is; gehjk Beza ook nog zelf met stellige nadruk en grote verontwaardiging heeft weerlegd wat jezuïeten uit Bourgondië rondgestrooid hebben, namelijk dat hij vóór zijn dood tot de kerk van Rome was teruggekeerd, hetgeen hij heeft kunnen weerlozen, omdat dit nog tijdens zijn leven was rondgestrooid.

Over enkele dingen uit Calvijns leven willen wij nog iets vermelden. Behalve de vele geschriften, waarvan wij er vele met de titels vermeld hebben, vermelden wij alsnog zijn geschrift: Acta synodi Tridentinae cum antidato 1547, waarin de op de synode van Trente aangenomen stellingen door hem besproken en op schriftuurlijke gronden weerlegd werden; en ook nog zijn geschrift: Supplex exhortatio ad Cordum quintum, dat hij schreef toen keizer Karel V in februari 1544 te Siers een rijksdag uitschreef, waarin 'hij de noodzakeHjkheid aanwees, dat er üi Rome's kerk een reformatie moest plaats vinden; een geschrift, dat mede gerekend wordt onder de beste werken van Calvijn.

Tevens zullen wij thans weergeven de kommentaren, welke Calvijn geschreven heeft. Wij hebben daarmede tot dusverre gewacht, omdat het ons het beste voorkwam deze in volgorde weer te geven. We geven ze hier dan op volgorde weer: Na het in Straatsburg uitgegeven kommentaar op de Romeinenbrief, volgde in 1546 en 1547 die op de beide brieven aan Korinthe, in 1548 die op de brieven aan de Galatiërs, Efeziërs, Fihppenzen, Kolossenzsn en Timotheüs, in 1549 die aan Titus en de Hebreërs, in 1550 die van Jakobus en de brieven aan de Thessalonicenzen, in 1551 die van Jeremia, in 1552 en 1554 die van de Handelingen der apostelen, in 1553 die op de Evangehën van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes; in 1554 die op Genesis, in 1557 die op de Psalmen en Hoséa, in 1559 die op de 12 Kleine Profeten, in 1561 die op Daniël, in 1563 die op de vier boeken van Mozes; in 1564 schreef hij nog zijn kommentaar op Jozua, welke echter na zijn dood werd uitgegeven.

Benevens deze zo belangrijke kommentaren heeft Calvijn ook nog tijd en krachten mogen bezitten om een uitvoerige korrespondentie te voeren. Dat die korrespondentie inderdaad uitvoerig is geweest, blijkt wel uit het feit, dat zij is uitgegeven in niet minder dan twaalf banden, onder de titel: Thesaurus Epistolicus Calvianus.

Het is bij zijn veelvuldige werkzaamheden immer de begeerte en het streven van Calvijn geweest om de eenheid van belijdenis onder de verschillende rechtzinnige protestanten tot stand te brengen, waarbij hij mvake de hoofdzaken der waarheid onverzettëHjk was en van geen toegeven wist, maar op ondergeschikte punten daarvan zich zeer ij. sóhikkehjk tbetocnde. De begeerte tot deze vereniging heeft hem er toe gedreven om met de Engelse aartsbisschop Cranmer in een briefwisseling te treden waarbij het plan werd opgevat om tegenover Rome's kerk een synode van protestantse kerken bijeen te roepen om zich in één kerk te verenigen met één en dezelfde beHjdenis. Dat het bij dit plan gebleven is, is stellig niet aan Calvijn te wijten.

Zijn rusteloze arbeid heeft er onder Gods bestel toe bijgedragen, dat er tenslotte tussen de Zwitserse kerken over€> enst(anming in de leer kwam, hetgeen veel moeite en strijd gekost heeft. Sommige Zwitserse kerken waren oorspronkelijj; de leer van Calvijn in 'het geheel niet toegedaan. Inzonderheid was dat met •die van Bern het geval, •waarbij dan nog geschillen op het staatkundig terrein kwamen. Het is zelfs zo geweest, dat Bern 'een tijdlang de leraars, die zich bij Calvijn aangesloten hadden, uit zijn land verbande. Oorspronkelijk was de vK'houding zo, dat men in Zurich zijn avondmaalsleer, in Bazel zijn predestinatieleer en in. Bern zijn kerkelijke en zedenwetten niet wilde. Doch bij deze geschillen en strijd was het zeer in Calvijns voordeel, dat 'hij veel bekwamer en geleerder was dan zijn tegenstanders en hen met het tweesnijdend scherp zwaard van Gods Woord bestreed en kon weerstaan, zodat na veel strijd en onverkwikkehjke wederwaardigheden, ook al door het taai geduld en de grote lijdzaamheid, welke Calvijn mocht betonen, tot eenheid kwam.

Doch deze eenheid had voor Calvijn in zoverre bittere gevolgen, dat sommige lutheranen, onder wie de Hamburgse predikant Joachim Westphal, die in de jaren 1552 tot 1554 al op een bijzonder hatelijke wijze tegen Calvijn in geschriften tekeer ging, zich scherp tegen hem keerden. Calvijn verdedigde zich 'hiertegen in een geschrift, waarvan de aanvang luidt Defensie sunae et orthodoxue de sacramentis coruaque natura.

In dezelfde tijd wijdde hij zijn kommentaar op Genesis aan de zonen van de keurvorst Johan Frederik van Saksen met een voorrede, waarin hij bij hen de noodzakelijkheid van een verzoening met alle nadruk bepleitte. Dit werd echter niet ter 'harte genomen, maar het tegendeel had plaats. De twist ontbrandde nog te heviger, waarbij voor Westphal de Bremer predikant Timann, en voor Calvijn de Poolse reformator Johannes a Lasco het opnam. Ook het Calvijn op zijn eerste verdedigingsgeschrift tegen Westphal een tweede volgen, getiteld: Secunda Defensie, volgen, wat door Westphal door een geschrift vol hatelijkheden beantwoord werd.

Terwijl deze hevige twisten gaande waren, was het aan Calvijns leerling Olevianus beschoren geweest, de gereformeerde leer in de Palz erkend te krijgen en daarmede de eerste Duitse landskerk te stichten, terwijl ongeveer gelijktijdig door een groot deel van de evangelische gemeenten in de Nederlanden {België en Nederland) de Confessie Belgica als belijdenisgeschrift aanvaard werd, en ooJc in Frankrijk, mede door Beza, de gereformeerde leer op een religieus gesprek te Poissy tot groot aanzien gekomen was. Gefceurtenissen welke een geschiedschrijver aanleiding gegeven hebben te schrijven: door Calvijn zijn er gereformeerden en door hem werden zij tot een machtige gemeenschap bijeengebracht.

Inderdaad heeft de Heere de zo zware strijd van Calvijn voor Zijn waarheid zeer gezegend. In Engeland heeft hij grote LQvloed uitgeoefend, in Schotland nog al zo veel meer, dewijl de Schotse reformator John Knox, die de jaren 1544 tot 1549 gedurende enige tijd in Geneve vertoefde, Calvijns leer en kerkelijke opvatting üi toun ganse omvang overgenomen heeft en zich in alles een getrouw medestander en voorvechter van de waarheid betoond heeft; in België en ons laad heeft zijn werk rijke vruchten gedragen; in Dmtsland vond zijn leer ingang, trots de heftige bestrijding door de lutheranen; in Frankrijk behoorde één zesde deel der bevolking eens tot de gereformeerden; in Zwitserland bracht hij de eenheid der kerken met een gereformeerde belijdenis tot stand; in Hongarije en Pobn waren er, zelfs onder de aanzienhjken, gefortuneerden en geleerden, die met zijn leer instemden, terwijl hij jn 1560 zijn kommentaar op de Handelingen der apostelen aan de Poolse vorst Radziwil opgedragen heeft; en ook in Spanje en Italië is zijn invloed niet zonder betekenis geweest.

Bij dit alles was de positie van Calvijn in Geneve zelf allesbehalve altijd sterk, vaak zelfs zeer hachelijk. Zelfs heeft hij groot gevaar gelopen, waarop de Ubertijnen hoopten en waarvoor zij hun krachten hebben ingespannen, voor een tweede maal uit Geneve vefbannen te worden, hetgeen de Hbertijnen ook gedacht liebbsn dat htm dit zou gelukken. Het is er dan ook ver vandaan geweest, dat, zoals sornmige tegenstanders het in vijandschap tegen Calvijn voorgesteld en geschreven hebben, hij in Geneve als een alleenheerser, als een soort tyran, geregeerd heeft, die het alleen maar voor bet zeggen had en aan - wie iedere burger in Geneve zich maar voetstoots te onderwerpen had. In plaats van Calvijn als een heerser met onbeperkte macht Toor te steUen, kan men naar waarheid zijn grote lijdzaamheid en taai geduld bewonderen, waarmede hij om de zaak der Reformatie zo veel verdragen heeft en heeft willen lijden en doorstaan van een oproerige burgerij, die zelfs de honden tegen hem opgehitst en hem gedreigd heeft hem te zullen vermoorden, met de uitslag, dat hij een nieuw Geneve gebouwd heeft.

Want dit heeft hij inderdaad door de genade Gods gedaan. En dit in allerlei opzicht. Het is hem mogen gelukken een hele wijk in Geneve, waarin de zedeloosheid op een schrikbarende wijze heerste, op te ruimen, Geneve zelf tot grote bloei te brengen, waarin hij een zeer groot aandeel heeft gehad, ook al doordat de raad hem opdroeg plannen op te maken van geheel maatschappelijke aard, soms zelfs van betrekkelijk luttele dingen, welke hij dan, na ze gemaakt te hebben, bij de raad moest indienen. Deze werden dan door de raad bekeken en vrijwel altijd goedgekeurd en ongewijzigd ten uitvoer geibracht.

Ook ten aanzien van het rentewezen heeft Calvijn een gehele ommekeer teweeggebracht, en ook ten opzichte van de Franse taal valt zijn invloed en nawerking op 'die taal waar te nemen, zó zelfs, dat er zowel over het eerste als laatste vermelde tal van artikelen, zelfs boekwerken verschenen zijn, waarin dit door zijn tegenstanders erkend wordt. Doch waar deze dingen niet bepaaldelijk op ons terrein liggen, zullen wij daarover niet verder uitweiden en kunnen wij alleen met de vermelding er van volstaan.

Wel moeten ons nog enkele opmerkingen uit de pen aangaande het kaartspel en het toneel. Er is een tijd geweest, waarin de dusgenaamde calvinisten heel het land deden doorldinken: „Wij calvinisten", en ook heden ten dage zijn er nog niet weinigen onder hen, die zich bij ons volk aandienen als waren zij de enige ware volgelingsn van Calvijn.

In hun kringen is bij zeer velen het kaartspel een geoorloofd, zelfs geliefd en druk beoefend spel geworden. Calvijns afkeuring en veroordeling van het kaartspel blijkt wel heel overtuigend uit het feit, dat er door een door hem goedgekeurde wet een man, die er een speelhuis op na hield, met de kaarten om de hals aan de schouwpaal voor het volk in Geneve ten toon gesteld werd.

Men kan de vraag stellen: Indien deze wet in iets uitgebreider zin ook in ons land op de kaartspelers werd toegepast, hoevele honderden, die zich calvinisten noemen, zouden dan met de kaarten om de hals aan een schouwpaal ten toon gesteld staan?

En wat het toneel betreft, zowel het deelnemen aan spel en dans als aan dramatische opvoeringen werd met volle instemming van Calvijn volgens een w^et in Geneve zwaar bestraft. En het is dan ook wel in flagrante strijd met Calvijn, dat er door hen, die zich als calvinisten betitelen, dusgenaamde christelijke dans­ en toneelverenigingen zijn opgeridht.

Onze artikelen over Calvijn beëindigende, doen wij het met te verklaren, dat Calvijns oprechte liefde en onvermoeide strijd hem met verloochening van zichzelf als het ware verteerd heeft, en dat 'hij door Gods genade niet zichzelf gezocht heeft te dienen of te eren, maar de waarheid, welke volgens hem zeer terecht in het geopenbaarde Woord Gods, de Bijbel, ons is medegedeeld.

Onder al de hervormers, die in de eerste rij hebben gestaan en het eerst in hun strijd tegen Rome's kerkleer zijn opgetreden, is er dan ook geen enkele, die 'zioh zo cnvoorwaardelijk aan Gods Woord onderworpen heeft en de autoriteit van Gods Woord zo zeer op de voorgrond gesteld heeft dan hij. Dat Woord was voor hem de enige regel, waarnaar hij zich richtte en waarnaar hij heel het leven der mensen begeerde ingericht te zien.

Toen de raad in zijn eerste zitting na zijn dood hem gedacht, vatte hij de nagedachtenis van hem in dat woord tezamen, dat God hem un carractère d'une grande majesté, ©en karakter van hoge majesteit gegeven had, wat, naar waarheid uitgedrukt, niet schoner en beter uitgedrukt kan worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1959

De Banier | 8 Pagina's

Calvijn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1959

De Banier | 8 Pagina's