Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Provinciale Staten van Zeeland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Redevoeringen van de heer D. Kodde over verschillende onderwerpen

Nadat wij onze lezers eerst de rede van de heer Kodde, welke hij bij de behan'deling van de begrotir^g heeft gehouden, ter lezing hebben aangeboden, geven wij thans nog de redevoeringen weer, die hij hield bij verschillende onderwerpen in de Provinciale Staten van Zeeland. De heer Kodde sprak 'als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Zo verbazend enthousiast tegenover deze instelling «taan wij niet. U hebt terecht in uw openingsrede reeds gezegd, dat er veel problemen zijn in Zeeland en die prdblemen liggen ver verspreid. Zeer zeker zal indtetrievestiging noodzakelijk zijn, maar ik geloof niet dat dit 'het enige is. Er zijn meer problemen, alhoewel ook ik wel nadruk wil leggen op de industrievestiging, zoals dat 'door de vorige spreker, de heer Hesselink, is gedaan. Ik zal op al die ding!en nu niet te diep ingaan, omdat wij van mening zijn dat vn] die problemen beter bij de algemene beschouwingen 'Zullen fcunnem bespreken dan nu bij de behandeling van het voorstel tot instelling van deze kommissie. Wel 'heb ik nog enkele vragen te stellen. In de eerste plaats: hoe zien Ged. Staten deze kommissie eigenlijk? 'Ec héb zo 't gevoel, dat zij zweeft tussen 'n kommissie van 'bijstand en een kommissie van advies. Het komt mij voor, dat m'en dit kind een duidelijke naam niet kan geven, en omdat het een wat zwevend geval is, 'ben ik ook wel enigszins door de vrees 'bevangen, dat wij, zoa'k door de heer Sohorer is 'gezegd, slechts een paar andere schoenen aantrekken d'ooh op precies dezelfde weg blijven voortgaan.

Zo vraag ik mij af wat de bevoegdheden van deze kommissie zullen 'zijn. In de ge-•leidebrief 'wordt, in artikel 3, zeer uitdrukkelijk gesteld, dat zij bevoegd zal zijn harerzijds voorstellen aan het kollege van Ged. Staten te doen In artikel 4 lees ik weer: „De vergaderingen der kommissie zijn niet openbaar". Hoe staat het nu, 'Mijnheer de Voorzitter, met de 'bevoegdheden van de leden der kommissie? Ik 'weet uiteraard niet hoe de kommissie zal worden samengesteld', maar ik kan mij toch voorstellen dat het wel mogelijk is dat er verschil van mening in die kommissie kan rijzen. Er kunnen m'eerderheden en er kunnen minderheden zich vormen en hoe staat het dan met de bevoegdheid van een lid of van leden van de kommissie, die eventueel in de mindterheid zijn en die dus geen voorstellen aan het kollege kunnen doen? Hebben die leden dan nog de bevoegdheid om in de Statenvergadering, in het openbaar, hun mening te zeggen? Men kan mij tegenwerpen: natutulij'k! Maar Mijnheer de Voor'Zitter, dat is voor mij niet 'ZO natuurlijk. Neemt men eenmaal in een kommissie zitting, dan is men soms wel eens aan een dergelijke kommissie gebonden. Ik kan mij toch ook indenken, dat er in het kollege van Ged. Staten verschil van mening kan bestaan, maar dat tenslotte toch tegenover de Staten uitdruk'king moet worden gegeven aan de meerderheidsmening van iiet kollege. Welnu, > zo kan ik mij ook iodenken 'dat in deze kommissie de mening van de meerderheid naar voren moet komen, maar daarom vraag ik nadrukkelijk hoe het eigenlijk staat met de bevoegdheden van eventuele minderheden. Zouden deze zich aan besluiten van de meerderheid 'gebonden moeten adhten, dan zou'den er iu'derdaad toch wel bezwaren kunnen rijzen tegen de instelling van deze kommissie, ja, dan zouden er zelfs bezwaren kunnen 'bestaan tegen het zitting nemen in een dergelijke kommissie. Het zou namelijk best kunnen gebeuren, dat wij er prijs op zouden steïïen onze mening maar eens in het openbaar te zeggen, en liever niet door de kommissie 'gebonden zoudten zijn.

Aan de andere kant stel ik mij voor ogen, dat juist door het zitting hebben in de kommissie men veel dieper in de problemen kijken kan dan dat wij dat als Statenleden kunnen doen. Er kan dus een voordeel in zitten deel van de kominissie uit te maken, maar ik zie er een nadeel in wanneer men gebonden zou zijn aan een meerdeilheid van die kommissie.

Mijnheer de Voorzitter, er staat zo uitdrukkelijk, dat voorstellen aan het kollege moetsn worden gedaan en dan wordt daarmee todh bedoeld het kollege van Gedeputeerde Staten. Maar dan gaan wij toöh weer van de lijn af van een kommissie van bijstand, want ik meen dat zon kommissie van bijstand ook voorstellen zal kunnen doen aan de Staten. Ik vraag mij 'af hoe dan de veiSiouding hier zal zijn wanneer eventueel de voorstellen van de kommissie door Ged. Staten weer niet worden overgenomen en hoe staan zij dan in de Staten tegenover het Statenkolleige? Daarom zie ik er todh wel enige moeilijkheden uit voortspnjiten wanneer men de kommissie op deze wijze gaat instellen. Ik meen dat het de bedoeling is van het koMege van Ged. Staten om niet alleen bijstand t© hebben bij het voorbereiden van voorstellen, maar ook wel om de meningen in de Staten te toetsen door die k'ommissi© te raadplegen. En inderdaad, de Staten vergaderen in het algemeen maar tweemaal per jaar, en gezien de ontwikkelingen, die er in Zeeland op handen zijn, kan het noodzakelijk zijn dat men meer dan tweemaal per jaar de meningen polst. Ik vraag mij echter af of het dan niet juister zou zijn de Staten in ibuitengewone zitting bijeen te roepen. Dan hebben we tooh ook de mogelijkheid om de meningen te toetsen, en dan geloof ik, dat dat nog meer effekt zal geven dan wanneer het via een kommissie gebeurt.

Ik zal mij dus, Mijnheer de Voorzitter, niet verzetten tegen het instellen van een kommissie, maar ik sta er toch inderdaad wel wat weifelend' tegenover. Ik moet nog op een paar andere dingen de aandacht vestigen. Op bladz. 3 van bijlage 48ib lees ik, dat een lid van het kollege spreekt van het Provinciaal Bestuur met hoofdletters, maar op bladz. 4 zie ik weer de woorden , , provinciaal bestuur", maar dan miet kleine letters. Ik vraag mij wel eens af of men als lid van Ged. Staten op dit punt wel een juist inzicht heeft, want het provinciaal bestuur is deze vergadering, en ik heb zo wel eens de gedadhte, dat men er tegenwoordig toe nijgt met het provinciaal bestuur de heren achter de tafel te bedoelen, en dat vind ik onjuist. Het provinciaal bestuur zal deze vergadering blijven zo lang de wet op dat stuk niet is veranderd. Het kollege Van Ged. Staten is met de dagelijkse leiding belast. Ik zou hierop graag de aandacht vestigen, want ik vind, dat door de mtdruikkingen op Madz. 3 en 4 er wel aanleidinig is tot enige verwarring.

Mijnheer de Voorzitter, er wordt voorts gesteld, dat de instelling van deze kommissie wel geen bezwaar zal opleveren. Tooh is er ook naar mijn mening, als ik zo de stukken lees, bij het kollege wel enige aarzeling of zulk ©en kommissie nu w^el verankerd is in de provinciale wet. Vooral als wij lezen wat uw kollege bijv. schrijft op bladz. 7 van bijlage 48b: „Geen van deze soorten kommissies stemt overeen met hetgeen wij ons voorstellen, namelijk een kommissie uit uw midden om ons kollege bij te staan in zijn bestuurstaak met betrekking tot een bepaald onderwerp: de ontwikkeling van dit gewest, terwijl ons kollege zelf ten volle zijn verantwoordelijkheid voor de vervulling van deze taak blijft dragen". Men spreekt hier van „een bepaald onderwerp", de ontwikkeling van Zeeland, maar ik vind dat zo onbepaald, dat men moeilijk kan spreken, van een bepaald onderwerp. Dat onderwerp is zeer breed en ik zou zeggen: het betreft het gehele bestuur van de provincie, het gehele beleid.

Ik meen dat de kommissie van bijstand alleen miaar voor een bepaald, en dan een omschreven doel om bijstand zal dienen te worden gevraagd. Ik meen, dat dit niet te omschrijven is, want dit zal zodanig uitgebreid , zijn, dat men niet kan spreken van , , bepaald". Wanneer men onder deze uitdrukking iets bepaald wil zien, dan geloof ik dat men evengoed in de provinciale wet kan stellen dat men voor alle zaken zonder meer een kommissie van bijstand in het leven kan roepen. Dit is niet bepaald.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1959

De Banier | 8 Pagina's

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1959

De Banier | 8 Pagina's