Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begroting van landbouw en visserij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begroting van landbouw en visserij

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het verheugt de minister van Landlbouw en Visserij, de bewindsman Ir. Marijnen, naar hij in de memorie van toelichting bij de desbetreffende begroting schrijft, dat de achteruitgang van de ekonomischa toestand in de landbouw, die werd versterkt door een internationale zuivelkrisis, zich in 1959 niet verder heeft voortgezet. In het algemeen kan van enige opleving gesproken worden.

De minister is van mening, dat de verbetering van de zuivelmarkt geen grotere betekenis heeft dan die van het ogenblik, gelet op de velerlei omstandigheden en feiten, in het bijzonder die van internationaal karakter, die invloed uitoefenen op de zuivelsituatie.

Met betrekking tot het grond-en pachtprijspeil wacht de minister op de bevindingen van een studiekonunissie. Hij acht de totstandkoming van dit advies in zoverre urgent, dat in den lande een algemeen gevoelen heerst, dat de huidige pachtnormen op bepaalde punten herziening behoeven.

Het beginsel van gedifferentieerde loonvorming brengt problemen bij de vaststelling van de garantieprijzen met zich. De minister is van oordeel, dat ook in de landbouwsektor loonsverhogingen moeten worden afgestemd op de produktiviteitsontwikkeling. Nader overleg moet worden gevoerd met de werkgevers-en de werknemersorganisaties.

De ekonomisch© toestand in de Nederlandse landbouw en ook de ontwikkeling elders noopt bij onderwijs, onderzoek, voodiohting en kultumteohniek tot een slagvaardig beleid. De Nederlandse boer of tuinder staat voor de noodzaak om bij voortduring zijn bedrijf te verbeteren en te rationaliseren. De minister zal zo krachtig mogehjk medewerken aan het wegnemen van knelpunten, die op noodzakelijke verbeteringen remmend werken en die niet door boer en tuinder zelf kunnen worden overwonnen. De minister beschouwt onderzoek, onderwijs en voorlichting zo waardevol te zijn, dat hij in de eerste plaats wil ibevorderen, dat deze taken op bevredigende wijze kunnen worden vervuld en, waar zo nodig, verder ontplooid.

Bij het gehele proces van de ontwikkeling van het platteland is de mogehjkheid om het te veel aan arbeidskrachten buiten de landbouw op te nemen van grote betekenis. Men moet voorkomen dat in de bedrijven verborgen werkloosheid ontstaat. De produktiekosten en de feitelijke prodtiktiviteit zouden dan een nadelige invloed endervinden. De minister hecht aan voortgaande regionale industrievesriging grote waarde.

Het lag in de lijn der verwachtingen, zo schrijft de minister vervolgens, dat talrijrke uitvoei-ingsmoeilijkhedên en somtijds diepgaande verschillen van inzicht tussen de leden-staten van de Europese Ekono^ mische Gemeenschap (de Euromarkt) zouden rijzen.

Bij de vaststelling van de Nederlandse globale kontingenten voor landbouvs'produkten is men uitgegaan van een zo ruim mogelijke interpretatie van de desbetreffende verdragsbepalingen. De minister betreurt dat deze ruime interpretatie bij sommige partnerlanden niet in gelijke mate is toegepast.

Kontrakten op lange termijn kunnen in de overgangsperiode onder bepaalde omstandigheden in een behoefte voorzien. Zij dienen evenwel een aanvullend karakter te hdbben en niet in de plaats te treden van de overige hanidelsverruimende voorschriften in het verdrag. Voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbedrijf is een meer dan incidentele toepassing van deze regeling ongewenst. Kontrakten op lange termijn, die sitaatshandel met zich mee zouden brengen, dienen te worden vennedten. Een verzoek tot het afsluiten van een zodanig kontrakt voor tarwe is gedaan door Frankrijk. Het wordt thans in overleg met de deelgenoten in de Benelux nader bestudeerd. De wenselijkheid van het afsluiten van enkele kontrakten met de bondsrepubliek Duitsland wordt eveneens nog een onderwerp van beraad.

Het is noodzakelijk, dat in de Europese Ekonomische Gemeenschap het graanbe­ leid en het veehouderijbeleid gelijktijdig en in nauw verlband met elkaar ontwikkeld worden. Met de toenadering van de voedergraanprijzen is tegehjkertijd de 'belangrijkste voorwaarde vervuld voor vrijmaking van het verkeer van de produkten uit de varkens-en pluimveesektor. Voorts zal door 'Nederland bij voortduring worden gewezen op het belang, zowel voor ons land als voor de gehele gemeenschap, van een relatief laag prijspeil voor granen en van regelingen weUce de export van veredelingsprodukten naai derde landen onaangetast zullen laten.

Het streven van de regering blijft gericht in een Europese ekonomische associatie een bevredigende regeling voor de landbouw te verzekeren, waarbij een vrijmaking van het handelsverkeer gepaard zal dienen te gaan met koördinatie van het beleid.

De ontwikkeling met betrekking tot de zogenaamde kleine vrijhandelszone wordt nauwlettend gevolgd. Het Verenigd Koninkrijk schijnt bereid te zijn ter wiBe van de kleine groepering van de zeven toezeggingen op het gebied van de agrarische import te doen, welke het niet wenste te doen ter wiQe van de grotere groepering van de zeventien. De hierin schuilende gevaren voor de Nederlandse uitvoer hebben de voUe aandacht der regering.

Betreffende de tuinbouw, deelt de minister mede, heeft het bedrijfsleven onderzocht of een steunregeling wenselijk is voor tuinders, die in financiële moeilijkheden verkeren. Behalve de omvang is daarbij ook de manier van steunverlening onderzocht. Het dynamische karakter en de prijsgevoeligheid in het tuinbouwbedrijf in 'aanmerking genomen, dient men echter naar de mening van de minister alle facetten van een eventuele ondersteuning nauwkeurig te bestuderen. Nader overleg met de betrokkenen heeft er toe geleid, dat ten aanzien van de ingediende voorstellen voorshands een afwijzend standpunt is ingenomen.

Ten aanzien van de belangrijkste kultuurtechnische werken deelt de minister voorts mede, dat daarvoor voor 1960 nagenoeg dezelfde bedragen zijn uitgetrokken als voor het begrotingsjaar 1959.

Aangezien de regering haar standpunt ten opzichte van de voorstellen van het meerjaarsplan 1958. nog niet heeft 'bepaald, kan de minister nog geen mededelingen verstrekken over het in de ko^ mende jaren te voeren kultuur-technisch 'beleid. Derhalve staat het thans nog niet vast, tot welke oppervlakte de kultuurtechnisohe dienst in de jaren 1960 en daarna plannen voor ruilverkaveling aan de centiale kultuiir-teohnische kommissie ter behandeling en verder ter goedkeuring kan toezenden.

Over de algemene financieringsproblematiek zal de centrale kultuur-technisohe kommissie nog wel afzonderlijk rapporteren.

De moderne ruilverkaveling is steeds meer een projekt geworden, waarbij met behoud van de wettelijke doel doelstellingen, neergelegd in de Ruilverkavelingswet 1954, ook andere doelstellingea worden nagestreefd.

Er wordt naar gestreefd de werken zo veel mogelijk te beperken tot algemene voorzieningen, en de verbeteringen, welke in het bijzonder de kavels van individuele 'boeren betreffen, aan hen over te laten.

Ten aanzien van de zogenaamde boerenwerken heeft de minister nog geen definitief standpunt bepaald. Aangaande de visserij rekent de minister het tot zijn taak de visserij bij haar pogingen het bedrijf sterker te maken, te steunen.

Hij is dan ook van plan de door zijn voorganger aangekondigde kommissie, die zal worden 'belast met de bestudering van de problemen^ waarvoor de visserij zich gesteld ziet, en het uitbrengen van advies omtrent eventueel te nemen maatregelen, zo spoedig mogelijk in te stellen.

Pe voorbereiding van een nieuwe visserijwet is 250 ver gevorderd, dat het ontwerp van wet vermoedelijk nog in dit jaar aan de daarbij betrokken kolleges en organisaties om advies kan worden voorgelegd.

In verband met het feit, dat Nederland het verdrag tot regeling van de walvisvangst heeft opgezegd, is in voorbereiding een wetsontwerp tot intrekking van de wet op de walvisvangst. De opzegging van het verdrag is niet een gevolg van de opvatting van de regering, dat zij de daarin neergelegde beginselen niet langer coderschrijft. Daarom overweegt de minister van Landbouw en Visserij in hoeverre toch nog behoefte kan bestaan aan een dergelijke wet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

De Banier | 8 Pagina's

De begroting van landbouw en visserij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

De Banier | 8 Pagina's