Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Landbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Landbouw

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van de heer Kodde

Bij die behandieJinig van bovengenoeandie beigroitinig werd door een groot aantail sprekers het woopd gevoerd. Voor de fraikbie der S.G.P. werd dit igedaan door d'e beer Kodde, die in zijn rede verscheidene onderwerpen van uiteenlopende aard ter spralce bracht en tevens er noig eens aiüe nadruk op legde, dat wij in all& s 'diep afbankehjk zijn van Hem, die alte diruren reseert en zonder Wienis zegen niets gedijen kan. Wij laten deze rede thans volgen, opdait de lezer kan kennis nemen van wat door de beer Kodde naar voren wesrd igebracbt.

De beer Kodde sprak als volgt: Ook vorige ja/ren is door ons steeds ^gepledt voor meer vrijheid en meer eenvoud, dois minder binding.

Die wensen zijn naar mijn mening nog niet 'vervuld. Het zal ook niet gemakkelijk zijn om dat doel te bereiken, iais er naar wordt gestreefd, door bet lamdbouwbeleid niet alleen de landbouwers aan een " redelijk bestaan

te helpen, maar ook zorg te dragen dat het levensmiddelenpakket sleabts zoveel kost, dat het uit het ook weer geleide loon kan worden betaald.

Het is te begrijpen, dat bet beleidi niet in eens kan worden orogebo'gen, want dat zou moeilijkheden veroorzaken en dat zou ook niet billijk zijn tegenover ben, die in de jaren, die aohter ons liggen, niet zoveel voor bun produkten hebben kunnen verfcrijigen ak mogelijk zou zijn geweest wiainneer er vrijheid was geweest.

Daarvoor heb ik wel begrip, maar desalniettemin heb (ik tocb wel bezwaren tegten het nu in uitzicht 'gestelde bel'eid. Ik ben van mening, dat ook mu te •weiinig rekeninig wordt gebouden mat 'de - afhankelijkbeid van-de mens en met de (regering Go'ds. Dit jaar is tO'ch weer wel overduidelijk 'gebleken, dat wat wqj als mensen ook streven, ons doen, buiten Gods zegen, niet zal gedijen.

Maar ook geeft de toestand er blijk van, dat bet 'beleiid, dat voorheen is gevoesrd, leidlt tot een afhankélijikheid Vaai idie land'bouwer van de h'uIiD van anidereru Het is toch door het gevoerde beleid niet mogelijk geweest enige reserves te kwekien waairdoor, ook bij minder gunstige resuüibaten, de stoot kon woirden opgevangen.

Daarom meen ik ook te moigen vas.tstellen, .dat het beleid, 'dat 'gevoerd is, niet 'daartO's beeft igeleid, dait de land-'bouiwer heeft gedeeld in de zogeinaaimde gesitagen welvaart.

Het hoeft wel iets aanlokikeiij(ks als prijzen worden 'gegarandeerd, maar die garaii't'ie diende tevens ah prijsistop, waardoor 'het aanil'okkeüj'ke verdween. Het is Vk'el opmerkeHjik, 'dat de kostenfaktor, 2»als op ibladzijcte 11 van 'de meniooie van toelicbting is vermiald, veel sterker Js 'gestegen 'dan - de indexcijfers van de prijzen. Voor 'de veehouderij'pro'iiukten is bet vetrschil wel bijzonder 'groot, maatr ook voor de akkerbouw-en veebofurieirijprodukten tezamen is diat 'toch nog een zeer 'groot 'verschil.

Ook is het wel opmerkenswaard, dat het gemidd'slde arbeidsinkoimen per ha op de gemengde bedrijven van ca 10 ha zoveel hogeir is 'dan op de 'akfcerbouwbedrijven (klain) van 43 ha.

Nu is een bedrijf van 10, ha nog wed ndiat wat 'genO'Smd wordt een j^ein bedrijF' maar door de cijfers wo-rdt tO'ch wel duidebjk aanigetoo'nd, dat bet niet in die grootte zit en dat uit 'de 'kleine bedrijven, zoals ook steeds door mij is betoogd, meer per 'oppervlakte verkregen wordt dan uit 'de groite.

Daarop wil ik nu niet al te di'ep meer ingaan, maar ik wil toob ook niu wear wel pleiten voor de

kleine ondernemer en waarschuwen .tegen een gedachte, het de kleinie 'ondemem'eir onmogelijk te maken zijn bedrijf te voeren. Ook wil ik er noig op wijzen, dat uit de uibkoimisten blij'kt, d'at de boer de 'dupe van 'bet gevoerde beleid dreigt te worden. Nu m-een ik 'het tocb wel zo , te moeten zien, dat 'de Minister van Lan.dbouw en Visserij geroepen is O'm de bedangen van die landbo'uwers en vissers voor te staan.

Of wais voorheen de tO'eigevoogdé naam van „Voedselvoorziening" de oorzaak, diat weJeens te veel gelet ds op van het voedselpakket? de prijs Lag dat 'belang misschien boven het andere?

Dan zou er door de veranderiing van naam meer uitzicht zijn voor de landbouwers en vissers. Ik vrees eobter, dat dit niet het geval is, omdat de geleide ekonomie nog niet is prijsgegeven.

Nu mag daaruit niet worden afgeleid, dat wij op het standpunt sitaan, dat de lan'dbouwer maar mag profiteren van de minder 'gimstige omstandigheden, •waarin anderen verkeren, maar er mag toch wel worden bedacht, da.t in de faktor loon voor de werkman ni'ct alleen tot uitin'g komen de kosten van de voedinig, maar dat daarin ook andere uitgaven zijn verwerkt.

En dian zou ik kunnen vragen of daarin niet veel is verwerkt d'at niet t0(t bet noodzakelijke vöor levensonderhoud behoort, maar dat integendeel wel verderfelijk kan werken doch ook viel iets wat nuttig is en dat de lan'dbouwer missen moet. Daarbij denk ik aan uitga'ven voor pret en afleiding, zoal's 'dat 'genoemd wordt, waardoor 'de mens wondt afgeleid van het leven ter ere Gods.

Uit alles blijkt wel, 'dat wij vrijheid voorstaan, maar ook 'dat •wij niet wensen dat, 'gezien 'het verleden, de bo'er maar aan zichzelf wo^rdt overgelaten en dat, als de toesitand wat ten omgun'ste veram'dert, hij maar mlO'eit zien, 'dat bij er kom't. Ook al' kunnen wij 'er beigrip voor opbrengen, dat er wordt 'gestreefd naar bat voeren van een 'beleid, waarbij de verantwoordelij'khei'd meer 'O'o de ondernemer wo'rdt gelegd, toch menen wij, dat 'daartegen wel 'bezwaren kunnen rijzen. Dit geldt in bet bijzonidier, a.ls de prijzen maar dan voorheen het igeval is geweest W'Oirden bepaald. los van de kosten

Het kan juist zijn, 'dat er een zekere mate van verantwoordebj'kbeid op 'de 'Ondarniemier wo'rdt gelogd. Het is mcigelijk, dat ten 'gevolge van' een vastkoppelen van de igarantiep'rijzen aan de 'kosten, deze kosten op een niet veromtwoorde wijze worden verhoogd, ten einde daardooir een bo'gere igarantiep'rijs te verkrijgen. Er zijn echter 'toch ook wél kosten, waarop de ondeni'emer geen invloed 'kan uitoefenen. Ik 'heb daai-bij op bet oog de lonen. Mag 'de werker in de 'agraiische bedrijven 'Ook geen behoorlijk loon heibben? Naar mijn (meninig wel. Ik' verwacht, dat 'deze lonen, idie in de meeste gevallen nu reeds lager dan de 'lonen 'van anderen 'zijn, todh oo'k zullen worden opgetrokken. Kan de lan'dbouwer dit dan teigenbo'uden? Mag bij idit, gesteld dat bij bat kan, tegenhouden? Neen, want 'dan zou de tegensteHiu'g tiLSsen stad en platteland immers nog 'groter worden. In dit licht is het echter ook wel 'begrijpebjk, 'dat er onrusit heerst over bat garantiebeleid.

Hat gaat er om, of dagenen, 'die met noeste vlijt werken, een redelijk 'bestaan 'kunnen vinden.

Nogmaals, ik m'Cen niet, dat "wij als mensen alles 'kunnen geven. Ik •wil juist, dat men er oog voor 'beeft, dat aan Go'ds zagen aill'es is 'gelegen. Als mens heb ik er eobter — en •voor een 'bestuurder igeldt dit toch wel in een versterkte mate — zong 'voor te dragen, dat 'een an'der door mijn daden 'geen schade Hjdt. Om .die retien ben ik er niet gorust op, dat, gezien de stijging van 'de 'lonen, die er, anidadks de leiding, die men in dit opzacht tracht ite, .geven, toch zal pikatsheibben, de 'garantieprijs voca: soiran'ige produ'kten, in bet 'bijzonder ide zuivelprodukten, niet te laag zal zijn. In dit verband wil ik ook vei-zoeken, maatregelen 'te nemen tot afschaffin'g van de omzetbelasting op boter. Ook ben ik er niet 'gerust op, dat de bijslag per ha, die ar vocw 'bet veenkoloniale lan'dbou'w'bedirijf is igedacbt, wel gunstig zal werken. De Minister S'treeft naar bet verkrijgen van een rediSlij.k 'bestaan voor de betrokkenen. Ik 'kan hst met de Minis'ter eens zijn, dat 'het niet mogelijk is, 'dat begrip door middel van norm'en te omschrijven.

Ik erken ook, dat er niet kan warden igesti''eefd naar bet "verkrijgen van een regelinig, waardoor op elk 'bedrijf, welc dan ook, een redelijk beistaan is verzekerd. Dit kan ook daarom niet, oim'dat er wat 'de leiding van de bedrijven 'betreft, verschü bestaat.

Maar al te veel is voorheen ernaar creo streef'd, dat redelij'ke besitaan 'te biu'den laan een zekere bedrij'fsgrootte en, omdat 'gem'eend 'werd, dat er sieohts van een redelijk bestaan srwake kon zijn, als 'bet bedrijf 'Oen 'bepaalde giioott© had, 'lag 'daaiin O'P'geslo'ten, 'dat de 'kl'eine bo­

drijven maar rn'O'esten vei'dwijnen. Ik hoop nu maar, dat zulk een streven •er niet meer zal zijn. Geheel duidelij'k is •mij dat echter no'g niet. Gaarne zal ik noig vem'emen, 'boe 'de Minister denkt

over de kleine bedrijven. In aanm'erkio'g nemende, dat de Minister de •veran'twooirdelijkbeid meer op de bedrijfsvoerder wil leggen, meen ik te mO'gen verwachten, 'dat ook bij daarbij de verantwoordeHjkbeid 'daar zal 'laten, waar zij behoort 'te zijn.

In idat verban'd en mede naar aanleidinig van het an'twoord op •vraag 26 - wil ik de •vraag stellen, wat 'de M'inister 'denkt te doen, als de export niet 'de ongesitooade vooTitzetting beeft, die de Mkiis'ber door zijn 'beled'd 'wil waarborgen. Aan 'de •wü toit het geven van die waaiibong twijfel ik niat, maar "wel aan de imogelijikbeid om •die wil in een daad om te zetten. Immeirs, dlaarbij zijn wij afhaidcelijk van de medewerking van anderen en, evenals vooiheen, blijkt toob wel, dat daarin nog wel moeilijikheden sch'uilen. Helt an'twooiid op •vraag 178 heeft bij mij nog niet d'at vertro-uwen gewiekt, dat de Minister blijkbaar wel heeft. In dat antwoord S'ch'uiilen nogal wat reserves: „zeikere 'berei'dheid", „indien 'bereidheid aanwezig is". Maar, als die beiteidheid er nu eens niet is? Kan dian bet „redelijk bestaan" van die bedrij'ven niet ernstig in 'bet gedrang 'komen?

De Minister stelt in zijn antwoord op vraag 29, dat hij een redelijke ibeJioninig nd'et los 'wil zien van de welvaartsontwfldceling in de gehele volkshuisboudinig,

Voilkomen juist, wil ik zeggen, Hiaar ik kan ni'ct ontkom'en aan de •vrees, d'at 'de 'wil sterker is 'dan 'het •vermogen. Meerm'alen heb ik er op gewezen, dat het hiet aangaat, deze nijvere, bard werkende 'bevolking door allerlei maatreigelen als het ware te 'laten tobben, althans een mindere bestaanismio'gelij'kbeid te bieden dan. anderen, die dan nog meestal van zijn igoedkoop 'werken genieten en - uitga-ven te laten doen, die kunnen worden nagelaten en eigenlijk moesten •womten nagelaten omdat sse niet tot ere Gods worden gedaan.

Steeds li©b ik getoonid, dat wij vota^ ftander zijn van óen iielpen op meier indirekte wijze, door de mogelijkheden te verigroten, en die belemmeringen weg te nemen. Als 'een dea-middelen, die daartfle dden-»tig zouden kunnen zijn, is een hiilp bij de veoibefcerinig, die aanpassing van de gebouwen voor een totere en goedkopere bedrijfsvoering, zeker aan te bevelen.

Er wordt nu subsidiie verleend, als gebouwwen, uit hoofde van algemeen ruilverkaveliinigsbelang, m'oeten worden verplaatst. Uiteraard, wil ik zeggen. Het zou tooh ook wel bar zijn, als verplaatsen werd opgelegd of dat anderszins daarop werd aangedronigen en er wetrd geen bijdraige verleend.

Maar, kan de Minister, die 2iegt igpote aandacht te geven aan nieuwbouw en-verbouw van landbouwtbedrijfsgebooiwen en andere gevallen, dat niet verder uitstrekken dan tot aJieen het geven van aandacht? Is het niet mogelijk bijdraigen te geven? Nu stelt de Minister terecht, dat de verbetering een taaik is, die primair op de scho'uders van de ondeimemers, c.q. eigenajen-verpachters rust, Diaair zijn die ook werkelijk daartoe irn staat? Zijn de pachten 'daarop ingesteld? Of wondt verwacht, dat een eigenaar 'dat zal doen, a: ls er schade 'door geleden wordt? De eigenaren zullen het welzijn van 'de gebruikers willen ibevordeireii, dooh ik meen, dat wij toch ook zu'Hen moeten begrijpen, dat er grenzen zijn en 'dat ook zij — namehjik de eigenaren — wei recht op een „redelij'k ibestaan" 'hebben.

Toch Tal een goed ingericht gebou'w de bedrijfskosten ku'nnen doen verlaigen en zaïl dus eeideir door 'de geboiuiker ©en redïhjik bestaan kunnen woTden bereifct dan m'et minder 'goede gebouwen.

Hierbij wü ik ook nog de aandacht vragen voor de kosten van waterleiding en de aanl'gg van ©lektriciteibsileidingen. Het is van 'groot belang, dat de boerderijen en de weilanden daar, 'waar geen goed water is, aan de waterleiding kunnen worden aangesiloten. De afgelopen zomer heeft 't grO'te nut van diie aanslnitingen wel getoomd. Ook is het van belang, dat de gebouwen elektrisch verlicht kunnen worden en 'dat elektrische stroom ook als „kraoht" kan woiden gebiruikt.

Beide zaken zijn niet alleen van groot belang voor 'de bedrijfsvoering, maar ook voor de bewoonbaarheid van het platteland. N'U komt bet platteland daarmede weleens in bet gedrang. De bedrijven, 'die water en stroom leveren, zijn meestal overheidis-of semioverbeidsbedrij'ven. Er is van uitge'gaan, dat 'die noitsbedrijven een monopolistisch karakter heibben en dat daarom de Overheid ze 'dient te beheren of, door middel van een opgeriohte naamioze vennoot-Bchap, eien grote medezeggenschap daarin moet heibben. Maair wordt het doel, namieüjk het ooenen van d© mogelijikheid er gebruik van 'te maken, bereikt, als de kosten voor de aansluitinigen zodanig boog zijn, dat ze ischier niet eijn te beta'len?

Is het juist een beleid te voeren, waarbij de beste delen worden aangesloten en de andeire als „'Onrendabel" m'OgeJijk wel worden geholpen, maair dan ibegen een zwaire last? Is niet hier een mogeJijkheid om de betrokkenen aan een redelij'k bestaan te helpen zonder persioonhj'ke steun en zonder dat de eigen verantwoordehjkheid teloorgaat? Vooral in de gebieden, welike door rampen zijn getroffen en nu varkaveiH zijn igeworden, 2iullen de lasten van de aansluitingen zeer zwaair gaan •druikken. Het is toch wel een Vi-aag, of 'bij heft herstellen van de gevoilgen van de ramp oo'k dat niet mo'est zijn inbegrepen, zodat die aansluitingen van rijkswege werden ibeko'stigd. Hier iHigt een plicht voor allen.

Ik weet wel, dat de Minister van Landbouw en Visserij niet bel'ast is met het beleid, dat ik noem'de, maar ik zal het toöh op prijs stellen, als hij 'de noden van het platteland bij de veraoit'woordeHjke ambtgenoten wil bekendmaiken en de 'leniging •wil bevO'pderen.

Zo is 'het ook gesteld met de overfast, Avelke van het water, uit Duitsland af-^koms'tig, wordt ondervonden; zo is het oO'k met de hoge kosten van de zeeweringen, welke kosten nu wel zeer ongelij'k 'druikken. Ho'C lean riaar ©en redehjk bestaan worden gestreefd, als er zon grote verscheidenheid is?

Door de antwooid'en oo d© vragen nrs. 309 en 310 ben ik niet geheel gerustgesteld. Met een verwijzing naar an'der© verantwoordelijkheid of taak zijn de betrokkenen niet geholpen; het igaat eatooh om hen te helpen. Dus wil ik ©en berO'ep doen op deze Minister.

InzaJce d© kosten van d© verkaveling in Waarde wil ik 't vo& gende opmerken.

Het is mij wel bekend, dat de kosten bij een iberverkaveiiing door het Rij'k wofden 'gedragen en dat de eigenaren de zogenaamde meerwaarde als rente hebben op te 'brengen. Zo gesteld, zou ge^ zegd 'kunnen •wo-rden, 'dat de kosten van geen invloed zijn. Inderdaad, die kosten zouden van goen in-i'loed mogen zijn, maar er zijn ervaringen, die in 'die richting wijzen, dait de kosten toch wel van invlo'ed zijn. Uit ervaring W'eet ik, dat eir vvel 'op wordt aangedronigen om een bepaald bedrag, waarbij m'et de gemaaibte kosten wordt gerekend, mede ails ro.'aatstaf te nemen voor d© waardering •bij 'de tweede schatting. Het is dan ook wel te begrijpen, dat de eigenaren niet 'aMieen denken 'aan de rekening, die 'hun zal worden gepresenteerd op het .gewone belastingbiljet, maar ook aan de mogelij-kheid, 'dat het bedrag zal zijn naar ge^'ang de 'kosten van 'de verkaveling ho'ger uitkomen, waardo'or ook zij daarvan een deel betalen.

Ooik de hoge kosten van de zeeweringen kmmen het 'bestaan bedreigen. Er zijn pol'ders, waarin nu reeds m'et een bedrag van ƒ 70 per 'ha per jaar aan grond-en dijiklasten moet worden gereikend. De waarde van 'de 'grond dreigt wel zeer laag te worden, ak 'daar nu nog op 'komt ©en 'herverkavelinigsrente en een rente voor 'de aanleg van •waterleiding en - elektri'Ci'teit. Op een bedrijf van 10 ha zal die laatste rente in Zeeland op weer ƒ 9 per ha komen. Dus 'dan wordt het daardoor ongeveer ƒ 80 per ha.

In 'dit verband wil ik ook iets zeggen over de paobtnormen voor d© gebouwen en de afschrijving op de geibouiwen. Het lijkt mij onjuist de afschrijving te ibaseren op een gebruiksduur van 100 jaar en ©en herbouw^vaarde volgens de fcradiitionele 'bouw.

De gebruiksduur acht ik te lang, alhoe-•wel mij wel bekend is, dat er gebouwen zijn, welke reeds meer dan 100 jaren igeleden zijn gebouwd.

Daarbij moet ik denken aan di'e weduwe, die zich er op beroemd©, dat haar zoon al 20 jaren dezelfde biro'eik dro^eg, doch ©erst vernieuwde ze het voorste en varvolCTens het aohtetrste deeJ, enz. Is het ook zo niet met de gebo'uwen?

De Miinister zal oog - willen hebben voor een redehjloe ibelcninig •van d© p'restatie boer en lanidarbeMer maar door de ongeBjIkheid in kosten en de onjuiste normen voor afschrijving - van gebouwen dreigt 'de gehjkheid in het gedrang te komen.

Het overzttch't, dat de Minister geeft naar aanleiding van •waag 107, geeft aan, dat de boer in zijn inkomen veel is achteruiligegaan. Het loon van de landairbeider is — terecht — verbeterd. Het moet echter toch wel schrijnend worden 'geacht, als de bo'cr ©en z.g. negatief inkomen heeft. Van tekort kan een parriculier niet leven. Er dareigt 'dus nood en het is nog niet 'd'ui'delijk, hoe die nood zal worden gelenigd. Dus dat alles dringt eir wel tO'C de voorwaarden zo gunstig m'Ogelijik te maken. Juist in het igunstiger maken van de voorwaarden zie ik go'ede mogehjikheden om te helpen, zon'dsr 'dat ingrijpen in het b'eleid van de 'boier nodig is. Dat kan zijn. algemene hulp

Aligeimene hulp 'acht ik al'tijd te veriki©zen boven meer persoonJij'ke hulp of een garantie voor 'bepaalde piroidukten, want ~ en dait beeft ons nu in de m'oedlijlcheden gebracht — 'die garanties waien ook prijsstoppen.

Nu 'gaat het niet aan om, waaa-de mogelijikheid tot het vormen van reserves ontnomen is 'geweest, maar te zagigen „'ga heen en word warm".

'Daarom acht ik hulp nO'dig, maar O'p een andere wijze 'dan is - verleend. Toch wü ik wel de aarndacht - vragen voor de verbouw \-an koolzaad, nodüa voor dö vrudhtverwisselma; . Ook daarm'ede zal toch rekening m'Oeten - worden gehouden, want 'dat zijn 'kosten. Al - wil de Minister de garan'ties wat meer losmaken van de kosten, hij zal toch 'die kosten niet geheel buiten beschouwing kunnen laten, hij wil dat blij'kbaar ook niet.

Over de mogelij'kheid tO't beloning van de 'landarbeider ben ik niet helemaal gerust.

In nauw - verband met het loon stoat ook de werkduur.

Bij het 'S'tre-ven, tot een verkorting van de werkduur te geraJcen, is het des te meer nodig, 'dait - de voorwaarden voor de bedrijfsvoering en voor het werk gunstig zijn. Daarom moet 'ds helpende hanid worden gebo'den bij het aansluiten van 'boerderijen aan de waterleiding en het elektriciteitsnet en bij heit tot stand brengen - van betere gebouwen.

Er kan dan in een kortere arbeidsdu'ur eenzelfde hoeveelheid werk worden verzet, miaar dan m'oet dit werk ook rendabel zijn. Daarop zal ik nu niet meer inn-aan.

Wel wil ik er de aandacht - voor •vragen, dat, hoe welikom ook de mogelijkheid voor verkorting van d© werkduur zal zijn, toch gewaakt zal moeten worden tegen het opleggen daarvan. In ander© bedrij-ven heeft dat ook well bezwairen gegeven, maar in het aigramscihe bedrijf acht ik dit inzondei^heid ibetawaarhjk.

Het antwoord' op vraag 207 veirwekit 'bij mij wat ongerustheid. lic "vrees, diat door het regelen van de publiekrechtelijke bedrijfslichamen de vrijhei'd - vvel wat beknot kan - worden. De Minister meent wel — dit is 'het antwoord op - vraag 208 — „de bewerinig, dat het Landbouwschap niet het vertrouwen van vele landbouwers zcu genieten, te moeten laten voor rekenü-ig van de - vraaigstellers", maar ik vermoed, dai hat hier enkei gaat over de betekenis van „vele". Het is toch moeüijik aan te nemen, dat de Minister niet weet, dat het vertrouwen niet aigemeen is. Nu eifcen ik, diait „vele" een uitdruJckinG is, waardoor men de zaak niet precies bepaalt, maar het is toch wel ver gaand, ak maar worft gehandeid 'alsof .dat vertrounven bestaat, terwijl het er niet is.

Het is •wel moeilijk - voor de landlbou^vs^rs, zich te moeten ridïten naar - wat woi'dt voorgesohreven door een instelling die niet woirdt b'ageerd. Ik steil niet, dat het Landbouwschap tegen de wet is inigestel'd, maar wel meen ik, dat tO'oh wel weinig gelegenheid is gegeven aan de bedrijfsgenoten om zich uit te spreken. De S.E.R. heeft gea'dviseerd, 'dus de top beeft het wel goedgevonden, maar zij, die de lasten moeten 'dragen en 'de sevolgen ondervinden. Staan er wel anders tegenover, getuige de omstandigheid, dat er deurwaarders aan te pas moeten komen.

Naar aan-leidinig van 'de antW'Oorden op de vragen 265 en 267 •wil ik beginnen met ©r mijn 'erkenteliji]< hei'd voor uit te spreken, dat de Minister de - termijn van 16 maanden tot 28 maanden wil verlengen. Het is een verzachting, zoals terecht is opgemerkt, maar geen tegemoetkoming, 'die alie beswaren do'Ct verval'len.

Een termijn van 28 maanden is •toch zo kort, dat het, a/l lijkt bet theoirelisch m'Ogelijk, praktis'oh niet m'Ogelijk is gebruiksvee, dus melkkoeien, aan te houden. Het voortdurend 'Omwisselen maakt bet houden onrendabel. Het is tO'ch wel wat veel gevraagd, maar vee te houden, als ©r geen voordeel uit wondt 'getrO'kken, do'ch wel verlies wordt geleden.

Indien het vee niet is behandeld tegen mond-en klauwzeer, gelden 'bepal.ingen, die niet alleen het houden van melkkoeien schier 'Onmo'gehj'k maken, maar die ook het houden van vee voor 'de vleesproduktie tot 'de onmo'gelijikheden doen behoren.

NOigmaals, •theoretisoh kan het, maar in ds praktijk niet. Volgens mij verschafte inlichtingen moet voor het vervoer van elk niet behandeld dier over de open^ bare - weg ©en vervoerbewijs - worden gevraagd. Dit vervo'erbewijs mo-et voor bewoners van het eMand Schouwen en Duiveland uit 's-Hertogenbosch komen. Gezien de afstand is het onmogelijk zo tijdig over ©en vervoarbewijs te beschikken, dat men een koe, wanneer zi-ch daarvoor een gelegenhed'd voordoet, naar een stier kan 'brengen voor bet paren. Is het dan mogehjk vee te houiden? Neen! Maar ook voor slachtvee gelden ibepalingen, die het toch wel zeer moei'hjik, ao niet onm'Ogelijk maken, uit bet 'houden daarvan nog enige winst t© trekken. Het niet tegen mon'd-en klauwzeer behandelde •vee mag niet op de markt komen. Het m'oet recht< tre©ks aan ©en slager worden verkocht. Het mag in Zedland maeit tegelijk met anideo: vee warden vervoerd. Boven de rivieren mag het niet vervoerd wordeni. Uiteraard zal de geringe mogelijikheid tot verfcoop op de prijs idmkken.

Daarbij komt eohter nog, da"-Sbet vervoer duurder is en dat de buid weer afzondeiilijk moet worden vervoerd. Is er, onder 'die voorwaajden, ©en redelijke mogelijkheid om vee te houden, of geilden dii© ibepalinigen niet voor ihet gehele land? Als dit bet geval is, vraag ik de Minister, of hij dan zodanige voorsohriften wil geven, dat niet op de een of andere wijize door die een of ander de moeiUj'kheden worden vergroot. Indien die bepaiüngen voor het gehele land gelden, wol de Minister alsdan verandering daarin aanbrengen, of moeten 'die personen maax woirden uitgesloten van het bejio^ep, dat zij wensen uit te oefenen?

Noi zal wei gesteld wo'pden: ja, maar de niet behandelde dieren zijn een gevaar voor andere.

Maar, Mijnheer de Voorzitter, hos moet dan worden geoordeeld over het feit, dat een veestapel van een persoon, idie wel zijn vee had laten behandelen tegen het mond-en klauwzeer, •wegens het vooirkomen van die ziieikte daaronder, moest 'woirden 'afgeslacht, terwijl het vee, 'dat niet was behandeld en op een 'afstand van 200 n3'©ter daarvan in een weiland liep, vrij bleef van die ziekte?

Bewijst 'dat niet, 'dat het een ijdel vertrouwen is, dat wij 'de ziekten \veil taullen beheersen door onze middalen?

Het mag id'et zo woirden opgevat, dait wij 'de valse lijdelijkheid voorstaan, maar het is toch wed nodig, Over 'die feiten eens in het 'openbaar te spraken, want daarover zullen varm'oedehjik geen pu'plikaties versiohijnen. Regen en 'droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, 'geïiondheid en 'l< irankheid, het is aiHes in Gods hand en niet in de onze. Di'e op God vertrou'wt, 'heeft zijn hms-op geen zand"grond gebouwd.

Over 'de kosten van verkavelingen heb ïk reeds iets gezegd; ik wü echtar ook nog wel iets zeggen over de procedure, ïn theorie is alles rond. Als esn eigenaar is overleden kunn'Cn - de erfgenamen, met een 'bewijs aan 'de stemming 'deelnemen. Maar als een eigenaar zeer kort vóór het tijdsifip dat voor de stemming is bepaald, ovei^ lijdt, 'kunnen 'dan de erfgenamen zdch. al •van een bewij's voorzien?

H'oe gaat bet, alls het bezit verdeeld staat te worden onder versohillende erfgenamen? Is er 'dan een moigelijkheid, dat zij hun stem uitbrengen met •betrekking tot het noig niet tO'ebedeelde deel? Da, t zal tO'oh w^ moeilijik 'kunii'en. Het zal daarom no-dig zijn, die pro-oediure nog te bezien en ik m'een een beroep op 'de Minister te mogen dosn om daaraan aandacht te geven.

Het antwoord op vraag 298 toomjt wel, dat gebraoht wordt, in het Wo'k vrije grond te kopen: Ik zou de minister wiUen - vragen: Dient niet de gelegenheid te warden geopend, dat zij, die bereid zijn in het blok grondsn af te staian — het is dus grond, die zij zelf gebruiken en 'daardoor dus ook gebiTuiksvrij afleveren — elders grond kopen? Dat was het doeJ van de - vraag.

Toesbanden, zoaJs thans in •vedaa-velde (gebieden bastaan, zouden daardoor ikum-Dien worden •voorkomen.

Immers, er is n-u wel igrond losgelaten^ wat het : gebruik betreft, maar de eigendom is behouden en •dat geeft er wel weer aanleiding toe, dat andfeiren in het 'gedrang 'kom'en.

Ook om 'die reden Ikan het gewenst zijn, grond elders .beschikbaar te stieiHen.

Het hjkt ons ook niet gewenst, dat de gronden in de nieuwe polders in eigendom bij de Staat 'blijven.

Deae week is het op versohiHende plaatsen — en odk in de plaats mijner din-•woning — dank-dag voor heit gewas.

Wordt er nog - wel aan igedachit, dat het Gods algemene goedertierer«heden zijn, dat er nog zaad is voor de zaaier eni brood voor de eter? In •vroegere jaren was het regel, dat de Regering de dankdagen uitschreef en 'het volk maande tot bet erkennen van Gods (w-eldadigheden.

Er 'ligt een verantwoordeJijikheid op de Overheid.

Het zou een middel 'kunnen zijn otn ons volk 'de Godsregerinig niet te doen vergeten.

Daaro'm. wil ik, tot slot, de Minister verzoeken, zijn beleid te richten naar Gods Woord, opdat God de lof en ere woodt toegebracht, die Hij waardnig is toegebracht te worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1959

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Landbouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1959

De Banier | 8 Pagina's