Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verslag vaste eommissies voor Justitie en voor Volksgezondheid inzake ket artsen-echtpaar Meulenhelt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verslag vaste eommissies voor Justitie en voor Volksgezondheid inzake ket artsen-echtpaar Meulenhelt

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Ruim vier jaar 'geleden had ©r te Aim-'bem een zaai-droevige gebeui-tends plaalts. Toen toch werd leen artsen-Jeohtpaar, waarvan de man psychiaiter en 'de vrouw internist© is, op het politiebureau te Arnhem, waaibeen zaj zich hadden gewen'd om een aanklacht in t© dienen tegen de voormalige chef van de heer Meulenibelt, na - tussenkom'St van een psyohialber van hun-vrijheid beroofd en naar een krankzinnigengesticht te Wamsveld bij Zutfen vervoerd. Over deze zaak zijn in de pers verscheidene publikaties, er zijn 'Ook vragen over gesteld aan de minisber van Justitie, doch deze antwoordde hierop, dat de Krankziimigenwet juist was toegepast.

Ook weird' deze zaak besprolken dbor de vaste kommissie voor Justitie en voor Volksgezondheid, or> wier verzoeik in ^de gekombineerde vergadering dezer kommissies nadere inlichtingen door 'de minister van Jusibi'öe en van Vo'ücsigezondheid werdten 'gegeven. Bij de behande-Knig der Justitiebegroting weiid andermaal deze kwesitie ter sprake gebracht, waarbij uit hat antwoord van de minis-•ter van Justiü© 'bleek, 'dat het in het voomem'cn lag het onmiddels versohenen verslag dar zo ©ven genoemde kommissies over deze aangelegenheid in het openbaar te doen behandelen.

Dit verslag was echter zeer eenzijdig en daarom hoogst on'bevi'edigend. Op ©en verzoek van de juridisch advisieux van de beide artsen om met hen door de vaste kommissies te worden gehoord, was aanvan'kelij'k zelfs niet eens antwoord ontvangen, tei'wijl een herhaald verzoek even voor de openbare 'behandeling van bet vea-slag, niet inigewilligd werd. Ofschoon er over deze zaak nog heel wat ite schrijven zou zijn, moeten vnj 'het hiebij 'wel laten, daar na de rede nog ©en repliakrede volgt. Wij laten, dius thans die red© volgen, diie namens d© S.G.P.-fraktie door Ir. van DJs gehouden wei-d.

Deze sprak als volgt; De aangelegenihei'd, waaiiop het verslaig van de vaste kommissies voor Justitie en voor de Volksgazondhedd beili-ekking heeft, is ongetwijfeld van zeer onaangename aard. Zij is onaangenaam voor de ministers, die hierbij betrokken zijn, onaangenaam voor db genoemide kommissies, onaangenaam voor de Kamer, die 23ioh ©r na kennisneming van het 'versilag een oordeel over heeft m'O'Sten vormen, doch bovenal hoogst onaangenaam voor de personen, die er bij b©ti-okken zijn, 'inzonderheid wel het artsenechtpaar Meulenhelt, dat ons, evenals au© an'der© bij deze zaak betrokken personen, vO'lkomen onbekend is, terwijl er ook van enige relatie in (godsdienstig of politiek opzicht geen sprake is. Wij wensen deze aan^ gelegenheid 'dan ook louter te 'bezien uit hat oog punt van recht en billijkheid. Na 'dit vooropgesteld te hebben^wens ik thans over te gaan, tot de 'bespreking van het onderhavige verslag en tot wat daarmede in verband staat.

In dit verslag wordt de Kamer onder meei-m'sdegedeeld, 'dat .de heer Meulen-•belt, die in 'het najaar van 1954 tot zenuwarts bij 'de S'tichting , , Groot-Ba't©laar" te Lunteren werd aangesteld, met het 'hoofd van de therapeutiscbe staf van deze inrichtinig. Mr. Arenidsen Hein, in konflikt kwam. Een konfhkt, dat weldra zodanig© afmetingen aannam, dat de heer Meulenibelt, na slechts, korte tijd in dienst 'te zijn geweest, op staande voet ontslagen werd, voor zover de dienstbetrekking tot het hoofd der therapeutische staf persoonlijk betrof, iterwijl door deze bovendien op zo spoedig mogelijke onltruiming van de dienstwoning door het echtpaar Meulenhelt werd aangedrongen. In het verdere verloo'p van zaken, welke in 'hat verslag 'beschreven wordt, ontstond bij de •heer M'eulenbelt eerst verontrusting, daarna nmakte zich angst van hem en ook van zijn vrouw meester, wat er tenslotte toe leidde, dat zij het plan opvatten hun woning te verlaten en zich tot de politie in Am-hem te wenden mat 'het doel daar een aanklacht tegen hun voormalige chef. Mr. Arendsen Hein, in te dienen.

Wat esr toem verder op het politiebureau te Arnhem is voorgevallen, wo-rdt ons m het verslag aan d© hand van verklaringen - van treinkond'ukteurs en politieambtenaren medegedeeld. Voorts wordt in het verslag vermeld, dat er des namiddags te 17 uur op het politiebuireau ©en t© Arnhem woonachtige zenuwarts kwam, uit wiens schrijven aan de genees'kundige hoofdinspekteur van de geestelijke volksg'ezan.dhei'd dd. 20 dedember 1957 vsdj onder meer vernemen, dat volgens 'hem zowel Dr. Meulenbelt als diens - vrouw volkomen 'duideüj'ke verschijnselen vea-'toonden, da© hen althans op dat moment 'als g©es> tesziek moesten doen 'beschouwen, en voorts, dait, aangezien zij op 'geen enkele manier vatbaar waren voor overleg en een volkomen vers'toring van 'de openbare orde vormden, hem niets anders resitt© dan een inbewaringstelling. Dit gebeurde idan ook. Beiden werden, nadat hun door een broeder van de gemeenitelijkie geneeskuadiige dienst een verdovende injektie was toegediend, - naar 'de psychiatrische inrichting , , Het Groot Graf fel" 'bij Zutfen vervoerd. Na een verblijf van drie weken werd de inbewaringstelling miet noig drie weken verlengd, waarna zij ontslagen werden. Hierbij .doet zich dus het wel zeer m-erkwaardige geval voor, dat twee pers'O'nen, die op 23 februari 1955 in zO'danige staat werdten bevonden, dat opsluiting in een IcrankzinnigengeS'ticht door - een zenuwarts noodzakehj'k werd geoordeeld, op hetzelfde tijdstip, namelijk op 6 april 1955, als geheel genezen konden worden beschouwd en in •vrijiheid gestel-d.

Dit feit alleen reeds deed bij O'ns 'de zeeiernstige twijfel opkomen, of 'de Meulenbelts werkelijk wel 'krankzinnig waren itoen zij op 23 februari 1955 on 'bewaring wea'den gesteld.

Volgens het vers'lag ibHjkt dit echter ook in het geheel niet nodig te zijn. Iemand behoeft, volgens wat ons in bet verslag wordt medegedeeld, in het geheel niet krankzinnig te zijn om hem volgens art. 14 der Krankzinn'igen'W'et in 'bewiaring te doen stellen. Het was 'de vorige minister van Sociale Zaken, dïe - dit in ©en brief d'd. 11 mei 1957, aan 'de vader van dokter M'Culenbelt venklaairde. In deze brief werd door - genoemde m'inister afwijzend 'beschikt op een 'tot ham gericht ver- zoek om de verWaring, diat 'het echibpaar Meulenbelt terecht in bewarinig was gesteld, in te trekken, en hij voegde daaraan toe:

„1. De wet stelt voor inbewaringstelling als voorwaarde de aanwezigheiid van een spoedeisend geval van 'krankzinnigheid. Maar zij omschrijft dit niet nader — en fcan dat ook niet. Zelfs de meest deskundige kan niet meer •doen, dan te goeder trouw verklafen, dat bepaalde verschijnselen naar zijn overtuiging de aanwezigheid van krankzinnigheid en van een spoedeisend geval aannemelijk maken.

Deze verklaring betelcent echter niet, dat de betrokkene inderdaad kranlczinnig is: na verloop van lijd kan heel wel blijken, dat dit niet bet geval is. Dit maakt dan echter de aanvanlceJijke verklaring van de deskundige omti'ent de waarschijnHjkheid van krankzinnigheid niet onjuist. En omdat voor inbewpaiingstelLing rmi efenmaal genoegfen moet worden genomen mat een dergelijke verklaring, is inbewairingsitelling op grond van een dergehj'kie verklaring niet onrechtmatig.

Het zou slechts andei's zijn, wareneer doiidelijk zou zijn gebleken, dat de deskundige in redelijkheid niet tot 'zijn in de verklairinig uitgedrukte overtuiging had 'kunnen komen. Enige aanr wijzing 'daarvoor ibestaat echter in dit geval niet.

2. Uit het bovenstaande vloeit tevens voort, 'dat de inbewaringstelling van uw zoon en schoondochter op 23 februari 1955 ais. zodanig niet bewijst, dat zij, zelfs op die dag, 'krankTannig

In deze brief van de vorige minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid wordit alzo gesteld, idat ieraand, die niet krankzinnig is, 'toch 'in bewaring 'kan worden g^e'Siteld in leen krankzinnigengesticht.

Een dergelijke steUin'g komt ons toch wel zeer bedenkelijk voor, daar men op die manier ieder, die iwat n'erveus is en wat nerveu'S doet, heel eenvoudig van zijn vrijheid zou kunnen beroven 'door hem in 'bewaning te doen stellen en in een krankzinnigenigesifciciht te laten opnemen. Wij betwijfelen echter sterk of dit een juiste opvatting van de Kjaaikzannigenwet is. Door personen, die krachtens 'hun •beroep met 'deze wet ite maken hebben, wordt hierover dan ook heel anidens gedacht 'dan het in de zoeven genoemde ministeriële brief wordt voorgesteld. Bc mo'ge hiertoe verwijzen naai-de mening van Dr. E. Hoelen, zenuwarts te 's-Gravenihage, die het miat de zoeven gam'emorearde opvatting van de vooge minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid helemaal niet eens is. Dit blijkt overduidelijk uit - diens verklaring welke ons door de raadsman van hat echtpaar Meulenbelt dezer dagen werd toejïezonden en wuarin Dr. Hoelen, na eerst de betreffende passage uit de ministeriële miedédeling van 11 mei 1957 te hebben aangohaal'd, verklaart, dat hij 'daardoor verrast is, omdat hem als arts bekend is, 'dat een verklaring van ka'anlczinaiigheid een konstatering van krankzinnigheid is en niet een konatatering van waarsohijnlijke krankzinnigheid. Anders, aldus vervolgt Dr. Hoelen, zou nam'elijk iedea-e Nederlan'dse burger in bewaring kunnen worden gesteld.

Wij staan dus voor het feit, dat de mogelijkheid bestaat, dat het echtpaar Meulenbelt in ©en psychiatris'che inrichting is opgeborgen, zonder •dat in werkelijkheid bij hen van krankzinnigheid sprake was; dit wil dus volgens de opvatting van een deskundige als Dr. Hoelen alsdan zeggen: zonder d^at aan de eis der Krankzinnigenwet is voldaan.

Wij vragen ons dan ook af, of er in dit geval wel een deugdelij'k medisch onderzoek heeft plaatsgehad naar de geestvermogens van het echtpaar Meulenbek. Door hen zeH is dit en woirdt dit nog steeds ten stelligste ontkend.

Zij hebben zich .dienaangaande uitgesproken op een wijze, die niet voor tweeerlei uitlegging vatbaar is. Om dit nader aan te tonen, vestig ik eerst de aandacht op de 'brief, door het echtpaar Meulenbelt 'dd. 5 oktO'ber 1959, gericht aan de zenuwarts, 'die hun inbewaringsteUinig op 23 februari 1955 bewerkstelligde. Dr. van Erp Taalman Kip, vlak nadat het rapport van de 'eir.eraad, weBce op verzoek van .genoieni'de zenuwai'ts was ingesteld, gepublioeenrd was. In deze brief liet zioh het echtpaar Meulenbek onder meer ab volgt uit:

„Hat zo juist 'gepubliceerde rapport van 'de ereraad (welke op uw vei-zoek werd in'gesteld) voert tot de konklusie, dat u 'aan - de ereraad verklaard hebt, dat u ons ot> 23 febriuari 1955 onderzocht.

Indien u deze verklarinig inderdaad hebt afgelegd, konstateren wij 'hierbij in het 'Openbaar, dat u liegt. En wij dagen u uit deze veaklaring in aan-•wezigheid van onze advokaat en ons vol te houden, U bent kennelij'k vergeten het onderhoud, dat u met ons h'ad op 26 septem'ber 1956, in aanwezigheid van een getuige".

Tussen haakjes zij opgemerkt, dat deae getuige volgens een •mededeling van het dagblad „De Tijd-Maasbode" thans hd van de Hoge Raad as. De 'brief venvo'lgt;

„In dit onderhond bleek uit uw antwoorden op de 'door ons gestelde vragen, dat u ons niet hebt ondarzoobt, dat u zelfs 'geen gesprek met ons hebt gevoejd'".

Toit zover deze brief van het echtpaar Meulenibek aan Dr. van Erp Taalman Kip, waaruit op voor ieder onweerspr©kelij'ke wijze blijkt, dat dit antsenechtpaar h-et 'Ondergaan van een medi'Sch onderzo'sk op 23 februari met zeer grote stelligheid ontkent.

Wat zij daarin Dr. van, Erp Taalman Kip toevoegen, is wel zeer ernstig. Wanneer zij zich ten onrechte tegenovea' deze zenuwarts op die wijze hebben uitgelaten, zou dit iniderdaad wel hoogst laakbaar zijn, ja, dan zou 'de igeno'cmde arts een aanklacht kunnen indienen wegens opzettelijke belediging. Ook 'ZOU 'de president van het gerechtshof, die deel van de genoemde ereraad uitmaakte, een veivolging tegen d© Meulenbelts 'hebben 'kunnen 'doen instel-'len, doch dit heeft, voor zover mij bekend, mooit plaatsgehad.

Terugfcomenide op de brief van de M'eulenibelts aan Dr. van Erp Taalman Kip, wil ik ei-or> wijzen, 'dat daarin - voorts nog eens verklaard woirdt, dat op 23 februari 1955, O'ok 'geen oniderzO'cfc is onr gesibeld nas.r de achtergronden, welke oorzaak waren, dat bet echtpaar zich tot de politie wendde.

Na 'de verschijning van het verslag, 'dat de Kamer thans in 'behandeling heeft, heeft het echtpaar Meulenbelt zich andermaal in het openbaar verweerd. En wel tegen het gedeelte uit het verslag, dat ontleend is aan 'het zoeven door mij reeds gememoreemde schrijven van Dr. •"an Eqp Taalman Kip aan de genees-'kundige hoofdinspekteur 'der Volksgezondhei'd te 's-Gravenhage, 'dd. 20 december 1957. Ook in dit verweer ontkent het echtpaar met beslistheid, dat er O'p 23 februari 1955 bij hen een geneeskunidig onderzoek beeft plaategevonden.

•De verklaring van Dr. van Erp Taalman Kip, dat de kiiankzinnigheid zich 'bij hen onder meer openbaaide door waandenkbeelden, berust dan ook volgens het echtpaar helemaal niet 'O'P een geneeskimdiig onderzoek, omdat het met waandenkbeelden zo gesteld is, dat - deze alleen geko'nstateerd kunnen worden door met de patiënt te spreken. Aangezien 'dit 'niat heeft plaatsge'had, was het konstatei^en van waandenkbeeldien op 23 februari 1955 volgens hen dus onveramtwoond.

Zij schreven dienaangaande dan ook woordelijk, dat de •verklaring van de heer van E'rp Taalm'an Kip, i^t zij niet met hem wilden praten '(dat dus geen gesprek met 'hem heeft plaatsigevonden), dus zijn ondubbelzininige erkenning inh'Oudt, dat hij niet gerechtigd was te verklaren, dat zij lijdende •waren aan waandenkbeelden. Het echtpaar heeft in dit verw.eer nog rneer naar voren 'g|ebracht, waardoor O'P de 'hele zaak en op wat in het vers'lag 'hierover wordt •varmeld, toch wel een heel andier licht valt. Daarom be'fireuren wij het ten zeers; te, 'dat aan het echtpaar Meulenbelt en diens 'raadsman niet de gelegenheid is geboden zich voor de kommissies voor Justitie en Volksgezondheid nader uit te spreken. De Kamer moet nu UxÈi lAslimtend afgaan op een onvolledig eenzijdig - verslag, wat •wij in hoge mate onbevredigend \'iryden.

Wij erkennen ten voMe, dat het 'hiear geen eenvoudige kwestie betreft. Er zitten vei^ïcheidene kanten aan, juri'dische, medische en ethische kanten. Vandaar dat wij er verre de voorkeur aan zouden gegeven beb'ben, wanneer de minister een garechtehjk onderzoek naar deze zaak in volle omvang had 'doen instellen. In' het voorlop'ig verslag bij de justitiebegroting is dit onzerzijds dan ook aan de minister gevraagd, doch Zijne ExoeUentue wees dit - vei-zoek af m'et de miediedeling, dat de Kran'kzinnigenwet in het geval van-de in'bewaringstelling - van het echtpaar Meulenbelt naar zijn oordeel juist is 'toegepast.

Mijnibear de Voorzitter! Er zijn er velen in ons land, die hiervan niet overtuigd zijn en dia zelfs een tegenovergestelde mening zijn toegedaan, onder - wie zicht ook medici en juris'ten bevinden. Behalve toch, dat 'bet 'konstateren van verschijnselen van kran'kzinnigheid in dit geval niet op een geneeskundig onderzoek berus'tte — volgens de vorige minister 'van Jus'titie beeft Dr. van Erp Taalman Kip het echtpaar op 23 februari 1955 zelfs maar hooguit één minuut gezien, laat staan, dat er in 'die tijd een onderzoek heeft kunnen plaa'ts.hebben! — is ook nog op andere wijze niet gehandeld overeenkomstig de Krankzinnigenwat. Volgens deze wet toch moeit door de overheid een kontrakt geslo'ten wordten met de inrichtin'g, waarin 'de krankzinnige 'wordt opgenomen, onder mesir betreffende de kosten, met het oog op het verhaal van de overheid op de patiënt. In hat ondarha-vige geval is er echter volgens de ons verstrekte • in'Mchtingen van de zijde van de raadsman van de Meulenbelts, van een konfcrakt van de overheid m^et de irurichtinig „Het Groot Graffel" te Wamsveld 'geen spa-ake geweest, 'De voormalige chef van dokter Meulenbek 'heeft in dit geval de overeenkomist inzake de verpleginig en de kosten m'et de genoem'de inaiichting gesloten, waarbij hij het bo'vendien nog deed voorkomen, alsof hij de behandelende genees'hear van het echtpaar Meulenbelt was en namens hen op'ti'ad. Dit wondt zwaat op •wit venu'eld in het situk, dat Mr. Kokosky, de raadsman van het echtpaar Meulenbek, dezer dagen aan de leden van 'deze Kamer toiezonid.

Voorts woirdt daaiin verrmöld, dat 'bet echtpaar werd ingesohre'ven bij de genoem'de psychiatrische inrichting en ook bij het verlaten er van werd ui'tgeboekt als pei-sonen, die op liun eigen verzoek naar „Het Groot Graffel" kwamen, wat al evenzeeii-in strijd' met de waanhcid wa-s.

Het hele geval draagt dan ook veel m-ear de kentekenien van een ontvO'exing d.an, van een inbewaringsitelling. Dit blijkt wel zeer duidelijk - uit het 'kontrakt en de registratie, zoidat de Ki-ankzinnigenwet eigenlijk 'helemaal niet is toegepast. Er zouden no'g wel meer duistere pimten aan te voei'en zijn 'tegen de hele gang van zaken in 'dit uitermate tragisiche geval, zoals bijv. het fei't, dat niet de offi-. der van justitie te Arnhem van de inbewairinigstelling in kennis werd .gaste'ld, zoals volgens artikel 14 der Ki'ankzinnigenwet vereist wordt, maar de officier van Justitie te Zutfen.

Wij zullen het echter hi'erbij laten na nogmaals onderstiieept te hebben, 'dat het •verslag ons allerminst bevredigen) kan en dait wij met het oog op de rechtszekerheid noodzakelijk achten, d'at ar in deze zaak een 'deugdelijk, grondig onderzoek wondt ingesiteld, waarbij voor de hierbij betrokken partijen bet hoor en wederhoor •wondt 'toegepast. Daartoe zal het no'd'ig zij'n, 'dat aan het echtpaar Meulenljelt en zijn raadsman de 'gelegenheid geboden wordt voUedige inzage te vea-krijgen van alle stukken, die op hun zaak b-etrekking hebben.

Wij beslui'ten derhalve miet de i^geaing te verzoiek'en daartO'e te willen overgaan. Wanneer de ministers er zozeer van overtuigd zijn, dat er in 'deze zaak ten aanzien van de Meulenbelts alleszins juist gahamideld is, dan behoeft daartegen hunnerzijds onzes inziens toch geen enkel bezwaar te bestaan.

In zijn antwoond bleef de mini-jter van Justitie er bij, dat de Kran'kzinnigenwet puist was toegepast. Het was echter wel zeer opmerkelijk, dat hij een paar door Ir. van Dis 'gestelde vragen geheel onbeanitwoord liet. Daarom maakte deze van de replieken gebruik om onder meer hierop terug te komen en deze vragen opnieuw onder de aandacht van 'de minister te brengen. Oo'k nu echter liet de minister ze onbeantwoord. De juridische ad'viseur van 'dokter Meulenbek schreef naar aanleiding hiervan een paar dagen later in „De Telegraaf: „Had de minisiter antwoord gegeven, dan had Zijne ExoeUenitie alleen maar Icuiniien erioenoen, dat d© RrankziniügerDwet niet en zeker niet juist was toegepast". We (laiten. nu de

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1959

De Banier | 8 Pagina's

Verslag vaste eommissies voor Justitie en voor Volksgezondheid inzake ket artsen-echtpaar Meulenhelt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1959

De Banier | 8 Pagina's