Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

En een zekere vrouw, die twaalf jaren de vloed des bloeds gehad had.... Markus 5 : 25-34

In kaar zegen van Jezus.

Aan Jezus' voeten!

Daar hebben we de vrouw, die twaalf jaar met 'haar kwaal heeft getobd, gevonden. De beste en de schoonste plaats!

Daar gebeuren wonderen! Daar worden de schoonste woorden beluisterd en daar wordt het heerHjkste onderwijs genoten! Dat heeft Maria, de zuster van Martha ondervonden. Welnu, ook deze verachte vrouw heeft dat ervaren!

Jezus gaat tot haar spreken! Hij opent Zijn mond, nee, niet om haar af te stoten of om haar te verwijten, dat zij tegen de wet toch tot Hem is gekomen, neen, maar om haar te verzekeren, dat haar geloofsdaad de hoogste instemming van Hem heeft.

Dochter, uw geloof heeft u behouden".

Wonderlijke uitdrukking! Want naar onze, en ook zeker naar de gedachte van haar, heeft niet haar geloof, maar de almacht des Heeren haar gered.

En toch zegt de Heere met nadruk: „Uw geloof heeft u behouden". Hij prijst dus het geloof, dat als instnunent de middeloorzaak is geweest van haar behoiid. Immers, zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen en wie tot God komt, moet geloven, dat Hij is en een beloner is dergenen, die Hem zoeken.

Welnu, dit geloof heeft zij mogen beoefenen. Door het geloof in Jezus' almacht en gewilligheid is zij gekomen en is zij genezen.

Zeker, dat geloof is een gave Gods en afhankelijk van de bediening des Geestes, maar de Heere prijst die daad des geloofs en daarmee diis Zijn eigen werk, maar dan toeh zo, dat deze vrouw daarvan de rijke vruchten mag ontvangen. Hij rekent het haar toe, alsof het haar eigen werk is geweest. Alsof zij alleen door eigen kracht en gewilligheid was gekomen.

Nee, dat was zo niet! Natuurlijk niet. Ook deze vrouw zou nooit gekomen Eijn, wanneer ze niet was getrokken door de Heere Zelf.

Dit is eohter niet iets om achter weg te schuilen, om er een dekmantel van te maken voor ons ongeloof. O, de Heere is zo waardig om geloofd te worden! Het smart de oprechte in Sion zo, wanneer hij in de banden van het ongeloof gevangen zit.

En daarom is het zo wonder heerHjk, dat de Heere het geloof van deze vrouw prijst en er de vrucht van geeft in haar leven, namelijk door er aan toe te voegen: „Ga heen in vrede!"

„Ga heen in vrede!" Nu kan ze weer naar huis gaan. Vrede is haar deel. D© verachting, de vereenzaming, de verlatenheid heeft een einde genomen; nu niajg ze weer als eohte Israëlietisohe in het midden van haar volk opgenomen worden. Nu is haar pad weer effen. Zijn dit geen heerlijke beelden van geestelijke zaken?

De zondaar aan Jezus' voeten gebracht en uit Zijn mond horende de troostrijke verzekering van vrede, ont\'angt ook vrede.

Vrede! Welk een heerlijk woord!

Vooral daarom, om^dat de ontdekte zondaar weet wat onvrede is. Vrede houdt in: de kloof is gedempt, de gemeenschap is hersteld en nu is er een toestand van ongedwongen liefdesgemeenschap.

Zie, dat is de vrucht van Jezus' spreken door Woord en Geest tot de Zijnen. Dan wordt de büjdsdhap des harten genote», waardoor de ziel in de Heere zich mag verblijden. O, die zoete troost van Jezus' woord.

Hoe hunkert de opreohte er naar. Dat zwijgen van Hem heb ik wel verdiend, •maar het is zo smartehjic voor itiet gewonde en naar God en Zijn gemeenschap dorstende hart.

Daarom, 'wanneer Hij spreekt, laat Hij dit vergezeld gaan met vrede en blijdschap en wordt vervuld, wat David reeds eetijds zong;

Al hetgeen Uw mond aan mij had toegezegd,

Gaf aan mijn hart vertroostinig, geest en leven.

Ja, dat is leven! Bij deze dingen leeft men en is het leven van mijn geest, zo zei Hiskia reeds vroeger. U ook?

En nu gaat de vrouw naar huis. Hoe anders dan ze gekomen was. Nu genezen, toen dodeUjk ziek; nu verbüjd, toen bedrukt en ellendig; nu vrede in haar hart, toen de bange vraag: Zou Hij mij helpen? Nu zingt het in haar ziel: genezen! En toen was het: zou ik ooit hersteld worden?

Zo 'keert de ziel, die met Jezus' almacht en gewilligheid te doen krijgt, naar huis. Zeker, oök later zal bij de vrouw weer strijd zijn gekomen, de moeilijkheden zullen haar in het leven niet bespaard zijn geworden, maar dit was onvergetelijk voor haar geworden. Geen leed 2X)u dit ooit uit haar geheugen kunnen wissen.

Hebben we zo onze zielekwaal leren kermen? Zie, dat is nodig. Velen stemmen dit wel toe, maar het zegt, 'het doet hun verder niets. Ze kennen de smart en de pijn van hun kwaal niet. En als hun geweten dan eens een O'genblik overtuigd is van hun zondig en verdorven bestaan, en als de zonden eens blootgelegd worden voor hun geweten, dan proberen ze hun eigen geweten zo spoedig mogelijk weer te sussen of ze redeneren er zichzelf weer uit.

Arme, dwaze mens! Niet gijzelf, maar Jezus zal uw 'kwaal moeten genezen!

Hem zult ge nodig moeten krijgen voor iiw ongeneeshjke zielekwaal. Houdt dan op om u maar wat gerust te stellen! VVant ge zult er uzelf mee bedriegen, eeuwig mee bedriegen!

Smeek de Heere of Hij uw ogen opene; houdt de Heere Zijn eigen woord maar voor, waar Hij toch igezegd 'heeft: „Ik zal maken, dat gij een walg krijgt van uzelf!" O. leef toch niet zorgeloos, werkeloos en biddeloos voort! Uw schuld zal het zijn, dat ge verloren gaat! Verloren onder de roepstemmen en nodigingen des Heeren!

Wat een voorrecht wanneer onze ogen geopend zijn voor onze zielekwaal en we er werkzaam mee zijn aan de troon der genade. Wanneer onze verzuchting is geworden om genezing van onze kwaal te mogen ontvangen. Wat kan die kwaal dan drukken, wat een inner-Hjke smart veroorzaken. De hoofdzaak is dan: God kwjt en dat door eigen schuld. Nooit meer het vriendelijk aangezicht Gods te mogen ontmoeten en buiten Zijn gemeenschap gesloten te worden.

Wat drukken dan de dadelijke zonden. Met wortel en tak deze uit te roeien is de begeerte der ziel. Wat wordt er ge-^ni'beid nm de - i-nnden ten onder fehrenjren en zo hersteld te mogen worden in Gods gunst. Want dat laatste is het doel. En elke keer als de zondaar aan het eind komt met zijn werk, vertroost de Heere de ziel, laat Hij Zich •uit in Zijn zoete gunst, maar ook elke keer wordt het oude werk weer aangevat om langs de weg van minder zonde te doen en zo lieiH^ger voor God te worden, de volle •ffimst des Heeren deelachtig te worden. Totdat. . . . alles vruchteloos blijkt te zijn! A] groter zondaar te worden en geen 'heiligheid te kunnen vinden. De kwaal ongeneeslijk blijkt te zijn.

Hoe bang kan het dan worden. Alles tevergeefs. Nergens geen baat te vinden. 'O, hoe nu ooit tot God 'bekeerd te worden. Minder zonde te dcen en toch maar steeds meer zonden te zien en steeds groter zondaar te worden.

Zie, dat is nodig! Hoe zal Christus ooit waarde kunnen krijgen? Hoe zou Hij ooit dierbaar worden? Nee, hier baat geen redenering, 'zoals sommigen dat proberen door te zeggen, dat de eerste vertroostingen toch reeds vrucht waren ^'an Christus' verdiensten. Zonden, dagelijkse zonden en bovenal mijn zon­ dige staat voor God kan niet vergeven en verzoend worden met redeneringen als deze. Dat geeft geen vrede en blijdschap des harten.

Hier dient voor het oo.a; des geloofs Christus dierbaar te worden.

En welk een wonder ii het dan ook, wanneer door de Geest des Heeren de ziel onderwezen wordt in de dierbaarheid van Christus. Wanneer Hij door de onderAijzingen uit het Woord gezien mag 'worden in Zijn bereidwilligheid om te 'helpen. Wat wordt het dan groot, dat Hij machtig is om mijn ongenees'lijke kwaal te genezen. O, welk een begeerte wordt er dan in het hart geboren om zulk een Middelaar mi te mo'gen kennen.

De werkzaamheden des geloofs richten zich dan op de persoon van de Middelaar. Hoe kan de ziel zich dan aanbieden aan Hem. Hoe arm, hoe schuldi'g en ontbloot van alles voelt ze zich dan in haar aanbieden aan Hem. En wat kimnen de genegenheden des harben ontbranden, wanneer Hij Zichzelf dan openbaart in Zijn schoonheid en algenoegzaamheid.

Zulk een Middelaar nu te mogen omhelzen. O, dat is dan de werkzaamheid. ^'olffi rak-'R 'k!-jar in .h-.: > karfi«i t'> t . Jezus. Zijn bekeerd met de geloofsopenbaring van Zijn Persoon aan het hart. En kunnen zioh nu al redenerende op de been houden. Kermen dan in de regel ook geen heimwee meer naar Hem. De zonden drukken dan ook niet meer en er wordt dan of wettisöh of slordig geleefd.

Daarom is het zo nodig Christus al meer en meer te leren kennen. Het heimwee naar Zijn verdienste diende veel levendiger te zijn en het zoeken van Zijn gerechtigheid en heiligheid meer beoefend te worden.

Genezing, dat is vergeving, is toch het doel des Heeren.

Welk een voorrecht, wanneer dit geschiedt. Blij'dschap en vrede, verzoening en aanneming zijn dan het deel van Gods kerk. Dit stemt en büjve stemmen tot diepe ootmoed en verwondering, opdat het wonder een wonder mag blijven tot aan de dood.

Dan naar huis. Hier nog de strijd met de smet der zonde. Hier de genezing ten dele, maar straks volkomen, en dan thuis, voor eeu-wig thuis!

Veendaal

Ds, J. Keuning

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's