Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NA VIJFTIEN JAREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NA VIJFTIEN JAREN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de Duitse bezetting

Het is nu alweer vijftien jaar geleden dat de besstting van Nederland beëindigd werd. Het kan grotelijks zijn nut hebben om er nog een ogenblik bij stil te staan wat ons volk onder de bezetting doorstaan heeft.

In het eerste jaar er van werden de druk en onderdrukking nog niet zo zeer gevoeld. Doch van jaar tot jaar namen zij in ontstellende mate toe. Tal van Nederlanders werden in de loop van die vijf jaren gedwongen om in Ehiitsland te gaan werken; weer vele anderen van hen hebben in kampen moeten verkeren, waarbij een niet gering getal van hen door esn wrede en hardvochtige behandehng het leven er bij ingeschoten heeft; gelijk ook in het eigen land door de bezetter velen zijn doodgeschoten.

Uiterst zwaar was voor ons volk het laatste jaar der bezetting met zijn vreselijke hongerwinter, waarin velen de schrikkelijke hongerdood zijn gestorven. Het is daarin voorgekomen, dat op één enkele dag in Den Haag dertig mensen als slachtoffers van de honger op straat inéénzakten. En ook al heeft men uit gebrek van het nodige voedsel dit niet met de dood behoeven te bekopen, nochtans is er door tallozen in ons land in die winter een zodanig gebrek geleden, dat het op hun zo sterk vermagerde aangezichten stond te lezen.

Wat al lange en gevaarlijke reizen zijn er toen afgelegd om enig voedsel te bekomen en wat voor voedsel heeft men toen al gegeten om in het leven te blijven!

Had de bezetting ook nog maar enige tijd langer geduurd, het aantal mensen dat alsdan van de honger gestorven zou zijn, zou in de duizenden gelopen hebben!

Om in het kort te gaan, wat al leed is er geleden, wat al tranen zijn er geschreid, wat al bloed is vergoten, wat al angst en verschrikkingen zijn er doorstaan, wat al verwoestingen en vernielingen zijn aangericht in de vijf jaren der bezetting, waarvan in het laatste jaar zo velen zender vuur, zonder licht en met groot gebrek aan voedsel verkeerd hebben.

De oorzaak van die ellende

Het is stelHg zo, dat talrijken in den lande daarover niet gesproken of geschreven willen heibben, andej^ dan dat alleen aan Hitler en de naszi's de schuld wordt toegekend van de tweede wereldoorlog en de bezetting van ons land. Doet men dit niet, dan gaat menigeen hunner zelfs zo ver, dat men iem.and, die zw'lks niet doet als E> uitsgeczindi of als een vriend van het nationaal-socialisme aanmerkt, zelfs hem in partikulier gesprek of bij igesohrifte als een zxDdanige brandmerkt.

Ronduit zij hier dan gezegd, dat wij Hitler, die ons land de oorlog heeft aangedaan, in deze wel zeer schuldig keuren, en dat wij het binnenrukken van de Duitse troepen, op zijn bevel gedaan in ons land, alsook de Nederlanders, die de Duitse bezetting hand-en spandiensten bewezen hebben, veroordelen.

Ook wensen wij een woord van erkentelijkheid jegens degenen, die op de Grebbeberg of elders hun leven voor hun vaderland gegeven hebben, niet achterwege te laten. Tevens gedenken wij de achtergebleven verwanten van de slachtoffers van de oorlog en van de bezetting, die niet alleen zwaar getroffen zijn door de dood van hun verwanten, maar ook somtijds in hun maatschappelijk bestaan, tot zeHs in hun broodwinning toe.

En evenmin willen wij hierbij over het hoofd zien de zo infaam schandelijke en onbeschrijfelijk gruwelijke wijze, waarop zovele Joden door vergassing om het leven zijn gebracht.

Doch dit alles neemt niet weg, dat wij, op gevaar in weerwil van de even tevoren gedane verklaringen als duitsgezind of als geen Nederlander beschouwd te worden, dat wij Hitler en de zijnen niet alleen als de schuldigen van de oorlog en de bezetting wülen aangemerkt zien. Ook wij zelf en alle Nederlanders met cns zijn medeschuldigen. En dit in gelijke mate als het volk van Israël dat eertijds was. Het waren toch naar het getuigenis der profeten Israels zonden, waardoor de Heere het door de Assyriërs met de oorlog tuchtigde. En gelijk ook in latere eeuwen Hieronymus verklaarde: , , Nostris pectatis fortes sunt barbari". wat in het Nederlands overgezet zijud< . inheeft: het zijn de zonden der christenen, waardoor de heidenen hebben kunnen overwinnen. Terwijl ten onzent Da Costa dichtte: „God riep Napoleon", en dit naar zijn oordeel om ons vanwege de zonde te tuchtigen.

En stellig is ook de zonde de oorzaak, dat de Heere onze nationale zonden met een nationale straf bezocht heeft.

De miskenning, verachting en verzaking van God en Zijn Woord hebben de oorlog en de bezetting als het ware van de hemel afgesmeekt. Altijd wordt het toch bewaarheid, dat wat de mens zaait, hij dat ook zal maaien, en dat wie vsdnd zaait, storm zal oogsten.

En wat dit alles zo erg maakt, is dat ten onzent zo vaak en zo schrikbarend ontbreekt wat bij Daniël aanwezig was toen hij zeide: „Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid des aangezichts, omdat wij tegen U hebben gezondigd".

Ach, ach, hoe indroevig is het toch, waar heel ons volk, en daarbij geen enkele Nederlander uitgezonderd, het oordeel van de oorlog en de bezetting over zich heeft ingeroepen, daarvan zo bitter weinig kennis, zo weinig hartelijk leedwezen, zo weinig waar schuldbesef bij hen is, terwijl de Heere belooft, dat als Zijn volk Zich schuldig verklaart. Hij tot hetzelve zal wederkeren.

Op de veelheid en gruwelijkheid der zonde lettend, hoe groot is dan Gods goedertierenheid, welke Hij jegens ons volk betoond heeft, dat Hij het niet overgegeven heeft in de hand van zijn vijand! Dit had toch ook het geval kunnen zijn. En wie zou, ziende op de zonde van ons volk, met enig recht hebben kunnen beweren dat dit niet verdiend was? En wat zou dan het lot van ons volk geweest zijn? iNiemand had het behoeven te bevreemden, wanneer alsdan wij allen uit cns land met achterlating van huis en have naar een vreemd land verbaimen zouden geworden zijn.

Voorzeker, het is het ten volle waard, dat op 5 mei herdacht wordt dat Nederland zijn volksbestaan terug kreeg en dat het niet voorgoed in de hand van de overweldiger, die ons land vijf lange en bange jaren bezet hield, werd overgegeven.

Hoe echter te gedenken?

Het staat bij deze herdenking weer zeer te duchten, dat de Heere, Die alleen alle eer en lof toekomt, deze als zovele keren tevoren bij de herdenking onthouden zal worden, en dat deze weder aan de mensen zal worden toegekend.

Het ligt allerminst in onze bedoeling om degenen, die aan de bevrijding van ons land een werkzaam aandeel hebben gehad, te kleineren. De Amerikanen, Canadezen en Engelsen en zovele anderen, onder wie ook Nederlanders, die mede gestreden hebben, is oas volk, naat de mens gesproken, dank verschuldigd. Zij hebben daarvoor hun leven ingezet en zich voor het behalen der overwinning grote offers getroost. Velen hebben daarbij hun leven verloren. De kerkhoven in ons land en daarbuiten zijn daarvan de sprekende bewijzen. Daarop Hggen zovelen begraven, wier dood voor hun verwanten een zwaar verhes is.

Ook wensen wij niet tekort te doen aan het regeringsbeleid onzer bondgenoten, en niet het minst aan de zo standvastige houding, welke onze voormalige Koningin en Haar regering te Londen aan de dag gelegd hebben.

Dit neemt echter niet weg, dat wij scherp protest aantekenen tegen de wijze waarop tot dusver de bevrijding van ons land ten onzent is herdacüt geworden, waarbij de mens op de troon der eer geplaatst werd en de Heere en Diens besturende leiding maar al te zeer miskend zijn geworden.

Dit uu bezwaart ons ten zeerste, alsmede dat de herdenkingsdag menigwerf op zulk een ijdele, lichtzinnige, zondige wijze wordt doorgebracht en gevierd. Vijr jaar geleden toch heeft het initiatief komitee Amsterdam op 5 mei een groot bevrijdingsbal georganiseerd, waarbij onder meer het dansorkest The Ramblera van 's avonds negen uur tot vier uur is opgetreden en het bevrijdingsbal voor een ieder toegaakehjk was. De zaal werd toen, gehjk aangekondigd was, passend versierd en behalve The Ramblers is er ook een draaiorgel aanwezig geweest. Daarenboven zijn er allerlei attrakties aan het pubhek aangeboden en was er een dansvloer waarop 50(X) tot 6000 paren konden dansen.

Het komitee Amsterdam had voor deze aangelegenheid van het gemeentebestuur een subsidie gekregen, terwijl alle baten zouden worden afgedragen aan de Stichting 1940-1945.

Dat zo iets ook thans weder zal plaats vinden, daarover is, zo ver ons bekend is, tot nu toe nog eiiets gepubliceerd.

Maar toch staat het wel vast, dat de herdenkingsdag ook nu weer op 5 mei door velen in allerlei ijdel, lichtzinnig, zondig vermaak zal worden doorgebracht en daarop Gode tergend wel gezondigd staat te worden.

Het is hierbij wel heel anders gesteld dan bij het ontzet van Leiden, toen in heel die stad het geroep weerklonk: „Leyde, Leyde is ontzet, Gode lof in der eeuwigheid!"

Het heden

Voorzeker, het is in onze dagen gans anders gesteld met ons volk dan dat het daarmede in de gouden eeuw onz? volkshistorie gesteld was. In dit opzigu is er een vreseUjk verval te konstateren Heden ten dage valt er helaas bij een groot deel van ons volk een terugwee tot het heidendom waar te nemen, iv ontkerstening neemt zowel in onze ste. den als in onze dorpen een steeds grotp. omvang aan. Het verval in de religie waarover Ds. van Lodensteijn zicti iii zijn geschriften en predikaties verontrust betoonde, en het atheïsme, welks on komst Ds. van der Groe in zijn biddags predikaties met grote zorg voor de toekomst vervulde, zijn sindsdien nog on een ontzettende wijze toegenomen,

Hoe zouden dezen en met hen andere godvrezende predikanten uit \'roetrere eeuwen, indien zij hun ogen nog eens konden openslaan, zich over het huidjm Nederlandse volk bedroeven. Kenden zij aanschouwen hoe thans onder toelatitij zelfs met medewerking van de regerinj en verreweg het grootste deel \-an ons parlement de dag des Heeren met rijdjn en rossen, met sport en spel ontheiligd wordt, dan kan het niet anders of zij zouden woorden tekort komen om hun grote ontsteltenis en droefheid daarover uit te spreken. Evenzeer zou het hen met grote ontsteltenis en droefheid vervuUgn alj zij kenden zien dat een groot deel van ons volk geheel opgaat in een materialistische levenswijze, waarin brood en spelen bij hen de hoofdzaak des levens uitmaken.

Hoe ontzaggelijk groot is toch het verval van onze dagen, vergeleken met de jaren waarin zij geleefd hebben, ook op het gebied van de zeden! Knoeierijen en verduisteringen komen thans aan de lopende band voor; men kan schier geen dagblad meer lezen of daar wordt van het één of ander geval van zodanige aard daarin melding gemaakt. Aanrandingen van vrouwen, gelijk er kort geleden zulk een opzienbarende aanranding in het Amsterdamse bos plaats gegrepen heeft, en moordpartijen op vrouwen en meisjes, gehjk deze in Amsterdam en Den Haag zijn voorgekomen, en onlangs nog in Amsterdam een zeventienjarig meisje vermoord is, komen thans gedurig voor. Hoe wordt het toch bewaarheid, dat wie vati de hoge God afvalt, zekerlijk moet vallen. Ook in de geschiedenis van oos volk, dat steeds dieper wegzakt in verharding des harten, ongeloof en bijgeloof. ,

Hierbij is het dan ook nog feest op feest festival op festival, wordt er nog in tal van steden en dorpen kermis gehouden, zelfs op de dag des Heeren. En dit in een tijd waarin er nog zulk een hooggespannen verhouding tussen de westelijke en de oostelijke mogendheden, Israël en de Arabische volken, India en het kommunistische China, Nederland en Indonesië bestaat, de wedloop in de bewapening nog steeds gaande is en er nog altijd een derde wereldoorlog kan plaats grijpen.

Ontzetting mag ons hierbij wel vemillen, want het is in de loop der eemvea steds bewaarheid en zal ook in de ooze bewaarheid worden, dat Gods toom wordt geopenbaard van de hemel ov« alle goddeloosheid en ongerechtiglieiii der mensen.

Deze wordt helaas echter niet gevrees» door onze achtereenvolgende regeringe»; die er naar staan om de meerderheid van ons volk met hun maatregelen en wette» te bevredigen, waarop al hun maatregelen en wetten gericht zijn, waarmede zi] dan ons volk wanen tè dienen, terwijl * uitkomst toont dat dit steeds verder i» ontkerstening en in materialistische stoivergoding wegzakt. Daarbij wordt dan tevens wel hoog opgegeven over bereikte resultaten, over vernieuwing en Be' stel, maar verzwijgt men daarbij vea^ dat Indië in die vijftien jaren voor oas verloren ging en dat onze regeringen en een groot deel van ons parlement Ambon jatninerliik in de steek gelaten hebben (joor het niet het zelfbeschikkingsrecht toe te kennen, waarop het door de overeenkomst van de Haagse Rondetafeikonferentie het volste recht had, en de trouw der Ambonezen beloond hebben met hen 0aar al te meedogenloos en verraderhjjc aao een gewelddadige overheersing prijs te geven.

In de loop der vijftien jaren is ons volk oeregeerd geworden eerst enige jaren ioor een regering, waarin leden van de IC.V.P-en de P.v.d.A. als ministers zdt-(irig hadden, en later, omdat dit de X.V.P. niet beviel, uit is gebreid met ministers van Christehjk-'Historischen huize, en nog weer later met twee ministers van de C.H.U. en de A.R.P. Zulk een ministerie Vv'as er tot in het laatst van 1958 toe, waarin het aftrad, gevolgd door een ontbinding van de Tweede Kanier, waarvoor de verkiezingen in maart 1959 hebben plaats gevonden, met gevolg dat het kabinet De Quay aan het bewind gekomen is; een kabinet van diverse pluimage, bestaande uit K.V.P.-ers, liberalen, Christelijk-Historischen en Anti-Revolutionairen, waarin voor het eerst na de beëindiging van de bezetting geen socialistische ministers zitting hebben. Of dit echter lange tijd zal blijven, staat zeer te bezien, want van de zijde van de K.V.P. heeft men bij herhaling verklaard, dat men de afwezigheid van socialistische ministers betreurt.

Van het kabinet De Quay is niet te verwachten dat het het dirigisme, de veelvuldige staatsbemoeienissen nog verder zal uitbreiden; het heeft zelfs een verlaging van belasting aangekondigd, waarvoor het de voorstellen van wet in het begin van het volgende jaar heeft aangekondigd, hetwelk dringend nodig js, want de huidige zware belastingen zijn van die aard, dat zij esn zware druk op menig partikulier en bedrijf leggen, waarbij bovendien nog te vrezen staat, dat het leven voor velen nog al benarder zal worden, omdat er geen ingrijpende maatregelen door het kabinet worden genomen om de verlaging van de waarde van onze munt, de gulden, tegen te gaan.

Ook bestaat er niet de minste reden voor om aan te nemen, dat het kabinet De Quay ooit te eniger tijd Gods Woord en wet tot richtsnoer van zijn regeringsbeleid zal verkiezen. Er werd bij dit kabinet al evenzeer aan dovemansoren geklopt als bij de voorafgaande ministeries, wanneer het door de S.G.P.-Kamerleden verzocht werd ons volk aan te manen om zich voor God te verootmoedigen en het pad der zonde te verlaten.

De toekomst

Om de toekomst van ons eigen land donker in te zien, daarvoor bestaat alle reden. Het verval wordt nog maar steeds groter. Wat zijn er al een woningen, waarin geen Bijbel meer te vinden is, nimmer daarin gelezen wordt en waarin de jeugd opgroeit zonder enig onderwijs in de Heilige Schrift! Wat ook keren tal van jonge mannen en vrouwen, die nog Wel zulk een onderwijs in hun jeugd hebten gehad, zich van alle godsdienst af en gaan openlijk de wereld dienen! Jakob is dun geworden en Sion gaat in ons land onder een wolk, zodat er van hen niet die invloed uitgaat als weleer het geval was. Rome zoekt haar macht en invloed op allerlei wijze uit te oefenen en te vergroten en is er op uit om ons land te verroomsen.

De doorbraak in de P.v.d.A. is er één, die niet uitgaat naar God en Zijn geboden, maar wel naar de wereld en haar begeerlijkheden. Het christendom onzer dagen Is maar al te vaak en al te zeer een godsdienst zender God en een christendom zonder Christus, dat aan grote wereldgeüjkvormigheid mank gaat. Kortom, zowel op geestelijk als op zedelijk gebied ziet het er donker 'uit in ons land. Men handelt en regeert in ons land naar de stelregel, welke de revolutionair Rousseau aangaf, namelijk dat alles met menselijk overleg geregeld kan en moet worden, zender dat men daarbij Gods waarheid en licht van node heeft, waarom al de bijbelheiligen in geest en waarheid hebben gebeden.

En wat het buitenland betreft, daarin handelen velen, ook de machtigen der aarde, al even dwaas. En dat in weerw] van de vele teleurstellingen, welke zij daarbij opgedaan hebben. De Volken-bond is als een tweede toren van Babel in puin temeergestort. De Organisatie der Verenigde Naties is als vredesinstituut al kort na haar oprichting failliet geslagen. En thans is bij de machteloosheid van deze Organisatie de aangelegenheid van de verde en de vermindering en verdwijning van de hooggeklommen spanningen onder de volken in de handen van de grote mogendheden gelegd, onder wie zich de kommunistische en atheïstische regering van Rusland bevindt. Wat al nota's zijn er door hen verzonden, wat al brieven gewisseld, wat al samensprekingen gevoerd, wat al konferenties gehouden, en het is tot dusver op niets dan op teleurstellingen uitgelopen, getuige de laatst gehouden ontwapeningskonferentie te Geneve: men is geen stap nader tot het doel van het verkrijgen van de vrede en vermindering en verdwijning van de bestaande spanningen gekomen. Nu is de hoop dan op de top'konferentie, welke in mei staat gehouden te worden, gevestigd. Doch de regeringshoofden, die daarop samen zullen komen en besprekingen zullen voeren, zijn er zelf zo weinig van overtuigd, dat daarop enig resultaat zal verkregen worden, dat zij getuigen, dat er een tweede en een derde en mogehjk nog wel meer topkonferenties zullen gehouden moeten worden om enig resultaat te bereiken.

Inmiddels leven wij op een vulkaan, die op het alleronverwachtst tot een uitbarsting kan komen; een uitbarsting, welke bij de vernielende en dodelijke wapens, welke er thans reeds zijn, en, naar de voorzegging van de mannen der wetenschap, in nog veel ergere vorm en gedaante zullen komenj onbeschrijfelijk zal zijn in haar verwoestende uitwerking. Dit alles wijst ons er wel op, dat wij de verbranding dezer wereld en de wederkomst van Christus tegemoet gaan. Hoe zien wij hierbij toch in alles Gods Woord bewaarheid, dat ons leert: „Tot de wet en tot de getuigenis! zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben".

Welgelukzalig is degene, die in de dag van Christus' wederkomst wakende en biddende bevonden mag worden en onder Gods Woord en wet zo heeft mogen buigen, dat hem zijn zonde en schuld tot zonde en schuld voor en onder God is geworden, en die zijn ziel als een kostbare buit uit deze zo donkere dagen mag wegdragen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1960

De Banier | 8 Pagina's

NA VIJFTIEN JAREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1960

De Banier | 8 Pagina's