DUIZEND DIENSTPLICHTIGE MILITAIREN OP BEDEVAART NAAR LOURDES?

Vragen v. d. heren Ir. v. Dis en Kodde aan de Min. van Defensie

In enkele bladen, zoals , , De Volkskrant", „De Protestant", „De Zendingsbode", uitgaande van 'de Stichting „De Spaanse Evangelische Zendiog", het officieel orgaan van de 'Gereformeerde Kerk te Terneuzen , , Meeleven", werd er m'elding van 'gemaakt, dat op 9 juni a.s. ongeveer duizend Nederlandse mMitairen in twee treinen uit Roosendaal zullen vertrekken om 'deel te nemen aan de 'derde internationale militaire bedevaart naar, wat Rome zo noemt, het genade-oord Lourdes, alwaar 'de verering en aanroeping van Maria booigtij viert.

Daarbij werd vermeld, dat dienstp'lichtige militairen voor 'deze «gelegenheid zes dagen buitengewoon verlof krijigen, wat wil zeggen, dat ze om aan deze bedevaart 'te kunnen deelnemen, geen eigen vakantiedagen hiervoor behoeven op te nemen. Voorts 'werd in 'die berichten medegedeeld, dat het ministeri'e van Defensie aan de organisatoren er van veel medewerking heeft gegeven.

Er gaat een eigen militaire kantine mee, het Nederlan'dse detachement krijgt de beschikking over de m'odernste sptdlen, alsof het om een belangrijke oefening gaat. Ook werd in de betreffende berichten nog vermeld, dat de soldaten slaapzak en 'dekens meenemen, omidat zij in Lourdes in tenten slapen!

Naar aanleiding van deze in de pers verschenen berichten hebben de Kamerleden 'der S.G.P., de heren Ir. van Dis en Kodde aan de minister van Defensie de 'navo'lgende vragen gesteld:

1. Is het waar, dat aan ongeveer duizend rooms^ka'tholieke 'dienstplichtige militairen vanaf 9 juni 1960 zes dagen buitengewoon verlof wordt gegeven 'om te kunnen deelnemen aan 'de derde internationale mMitaire bedevaart naar Lourdes?

2. Is het waar, dat hierbij 'door het ministerie van Defensie aan de organisatoren dezer bedevaart medewerking wordt gegeven, o.a. door het beschikbaar stellen van een militaire kantine, tenten, dekens enz.?

3. Indien het in de eerste vraag gestelde door de minister bevestigend beantwoord moet worden, moet hij dan niet erkennen, dat de redhtvaardi'gheid eist, 'dat ook aan niet-rooms-katholieke militairen, zij het op versch'il'lende tijdstippen, zes dagen buitengewoon verlof wordt gegeven?

4. Indien het in de tweede vraag gestelde bevestigend beantwoord moet warden, aoht de minister het dan w©l verantwoord, dat vanwege zijn 'departement op de in deze vraag aangegeven wijze ten behoeve van een specifiek rdoms-katholieke aangelegenheid medewerking wordt verleend?

5. Wanneer het dienstbelang het toelaat aan duizend rooms^katholieke dienstplichtige militairen zes dagen buitengewoon verlof te geven voor een — naar rooms-katholieke opvatting — g'odsdiensti'g doeleinde, moet 'de minister dan niet toestemmen, dat het mterst grievend en onbillijk is aan militairen, 'die om gO'dsdien'stige redenen des zonda'gs niet reizen, het mogen terugkeren op maandagmorgen van kort verlof te weigeren?

6. Wanneer de minister het in de vijfde vraag 'gestelde bevestigend moet beantwoorden, wil hij dan bevorderen dat militairen, die om goids'dienstige redenen 'des zondags geen gebruik van openbare middelen van vervoer •maken, verlof gegeven wordt op maandag van hun kort verlof te mogen teru'gkeren, zo, dat zij zioh met de eerste reisgelegenheid naar hun garnizoensplaats begeven?

De antwoorden van de minister op de 'bovengenoemde vraigen zullen m , , De Banier" bekend gemaakt worden zodra zij bekend zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen