Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moeten er nog meer slachtoffers vallen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moeten er nog meer slachtoffers vallen?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kort op elkander zijn er nu drie mensen onder moordenaarshanden gevallen. Zij zijn alle .drie op een afgrijselijke wijze vermoord. Bij gesn van de drie daders was er ook maar een grein van spijt of berouw te bekennen over de afschuwelijke daad, welke zij bij het plegen van hun moord bedreven hadden.

Geef mij maar een flesje limonade en leen mij even een schop. Ik moet een kuil diohtgooien! — Dat waren de weinige woorden, welke de 26-jarige psycho­

paat W.v.Z. sprak, tosn hij het stoffelijk overschot van een door hem vermooi'de weduwe uit Krommenie begroef in dezelfde kuil, welke zij vijf dagen tevoren in haar eigen achtertuin hielp graven. Haar schoonzoon groef de vermoorde op. Dr. J. Zeldenrust konstateerde bij de sektie, dat de vrouw was doodgestoken met vijf messteken in borst en Ihals, waarvan twee van dodelijke aard waren.

De vrouw had jaren geleden W.v.Z. in Bakkum leren kennen, een ter beschik- lang van de regering gestelde, die onder meer in ihet psychopatenliuis St. Paulus te 'Heilo was opgenomen.

Betretkkelijk kort tevoren had W.a'.Z. enige tijd in de gevangenis gezeten vanwege een door hem gepleegd zedendelóikt, maar hij vei^keerde de laatste weken weer op vrije voeten, hoewel hij een gevaarlijke en misfdadige persoon was, en was bij een sdhoenmaker te Amsterdam werkzaam.

Hij werd aldaar ook gearresteei'd en bekende idat hij de moordenaar was van de vrouw, met wie hij in een ongeoorloofde betrekking had gestaan. Deze vrouw had een erfenis van ƒ 1400.bekomen, welke de belangstelling van W.v.Z. voor haar weer opgewekt had. 'Het geld van de erfenis was grotendeels opgemaakt.

Op de middag van 12 mei zagen de buren op 152, dat de moordenaar in de achtertuin van de vermoorde een grote reöh-Öioekige kuil aan het graven was. Aan de aiyond van die dag gingen beiden uit. 's Nadhts om half twee brandde nog licht in de kleine woning, 's Morgens waren de gordijnen dioht.

De dochter van de vermoorde'betoonde zich ongerust over haar moeder. Zij zond in de morgen van 23 mei haar man er op uit om te onderzoeken hoe het met baar moeder was. Deze keerde aanvankelijk spoedig in de morgen terug met de verklaring, dat hij niets gevonden had. Bij een nader ingesteld onderzoek bleeik de moeder om het leven gebracht te zijn. De man had met een schop op een jutezak gestoten. Toen (hij een stukje had opengesneden, kwam hij tot de vreselijke ontdekking, dat 'zijn sdhoonm'oeder op een afgrijselijke wijze om het leven gebradht was, wat niet eerder ontdekt was omdat de familie een week in Aerdenhout vertoefd had.

Dit is nu de derde, welke in zulk een betrekkelijk korte tijd vermoord is. Men mag ziah wel afvTagen of dit nu zo maar door heeft te gaan. Om bij Gods Woord te rade te gaan en zich daarnaar te richten, daarvoor aobt coze tijdgeest zidh veel te wijs, dat wil hij overlaten aan lieden, die hij achterlijk, bekrompen en ouderwets vindt. Dan geeft men maar veel liever de mensen aan moord en doodslag prijs, dan vindt men ook allicht een woord ter verontschuldiging van de gruwzaamste misdrijven. Zo is het toc'h in werkelijkheid gesteld. Er wordt igeen zonde zelfs meer van de ergste aarïd bedreven, of men heeft daarvoor nog wel een verontsdiuldigeriid woord. Dat de Heere een grimmig Wreker is van het kwaad, daarover moet men alstublieft geen woord spreken. Bij de moderne redhtspraak is dat een onding. Nochtans laat de Heere van Zijn redht geen tittel of jota ter aarde vallen. Zijn eis is en blijft, dat het kwaad naar behoren gestraft dient te worden. 'Dat wil allerminst zeggen dat wij een wrdde rechtspleging voorstaan. Daarvan zijn vrij met Calvijn en onze gereformeerde voorouders besliste telgenstanders. Doch het is de dure plicht van de overheid, dat zij haar onderdanen 'beschermt tegen misdaad; wat in onze dagen maar veel, zelfs heel veel te wensen overlaat. Men kan en mag maar niet ongestraft en ongehinderd aan misdadigers de vrijheid verlenen om slachtoffer na slachtoffer te maken.

Er is een tijd geweest, dat de overheid er bezorgd voor geweest is, dat niet bloedschuld op bloedschuld op het land zou komen, hetgeen de ouden immer een vreselij'ke zaak gevonden hebl> en. Tegenwoordig echter neemt men het zo nauw niet daarmede, hetgeen wel het verval van onze tijd ten voeten uit tekent. Het is toch in brede kringen van ons volk - aldus gesteld: „Wie is de Heere, dat wij Hem zouden vrezen? "

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's

Moeten er nog meer slachtoffers vallen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's