Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXCVIII.

Verzoek aan Groen zich weer als kandidaat voor de Tweede Kamer beschikbaar te steUen, door hem afgewezen. Brief van Groen aan kiesvereniging te Leiden.

Direkt nadat de Tweede Kamer op 20 uni 1857 het wetsontwerp van het miisterie-Van der Brugghen inzake het ager onderwijs met 47 tegen 13 stemen had aangenomen, verliet mr. Groen an Prinsterer het gebouw der Tweede Kamer met achterlating van een briefje aan de voorzitter, waarin hij deze meedeelde, dat hij met smart, doch uit ersoonlijk plichtsbesef en na rijp beraad, zijn ontslag nam als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. oor de geestverwanten van Groen, die hem trouw gebleven waren en zijn bezwaren tegen de wet van 1857 deelden, was deze stap van Groen een grote tegenslag. Die stap toch was niet op hun advies en zelfs niet met hun voorkennis gedaan. Dit blijkt wel zeer duideUjk uit et feit, dat de kiesvereniging „Nederand en Oranje" te Leiden, voor welk istrikt Groen in de Kamer zitting had, em opnieuw kandidaat wilde stellen. roen wees dit echter van de hand in een brief, waarin hij volle opening van zaken geeft over het door hem genoen ontslag als lid der Tweede Kamer. In deze brief begint hij met de vraag te stellen, of van hem het blijven in de vergadering kon worden gevergd en of em dit vergrmd was nadat de Kamer aar zegel had gehecht aan een openaar schoolwezen, waarbij noch de Heiige Schrift, noch iets dat met het kenerkende der christelijke waarheid in erband is, geduld wordt en toen aldus, door ongedachte tussenkomst van één ijner bijzonderste vrienden het stelsel an de heer Thorbecke, jaar op jaar oor hem bestreden, zuiver in de regeling van het onderwijs geformuleerd was.

Op deze vraag gaf hij in zijn brief het navolgende antwoord: „

Neen!, dit was niet in overeenstemming geweest met < ie ernst van het gewicht der mij opgedragen taak. Wat verder in de Kamer was te verrichten, kon door menig ander even goed en beter worden verricht. Mij betaamde het te gevoelen, dat het aangewezen werk met de eindstemming afgedaan was of laat mij juister zeggen, door een ontslag, waarvan de betekenis niet tNvijfelachtig kon zijn, afgedaan werd. Daarom was het, dat ik, zodra de voorzitter de stemming bekend maakte, de zaal verliet.

Daarom was het, dat de onmiddelMjk voorgelezen brief de wet op het onderwijs als oorzaak aanwees met een met smart, doch uit plichtsbesef en na rijp beraad voorgenomen besluit.

Het ontslag is in mijn bedoeling, een daad, die aan elk gesproken of geschreven woord klem geeft. Een getuigenis, dat een reeks van getuigenissen met een onmisbare schakel besluit.

Een kreet der smart, wegens de ramp door toegeeflijkheid aan wanbegrippen over het vaderland gebracht.

Een protest tegen beginselen van wetgeving en bestuur, waarbij noch op volksgeloof, noch op volksrecht, noch op volksbehoefte, noch op de enige grondslag van ware volksverhchting, noch op de voorwaarde van volkszegen, mag worden gelet.

Een verklaring, dat, waar regering en Kamer aldus eensgezind zijn, voor de hoogste belangen van het vaderland op parlementair terrein niets te doen valt. Een betoon van die plichtmatige fierbeid welke, bij ootmoedig bewustzijn der gezindheid van eigen kracht en waarde, met de verhevenheid der roeping, die ons ten deel valt, in verband is.

En vraagt ge waarom niet insgelijks ontslag genomen werd door mijn vrienden, die met zoveel bekwaamheid en trouw en volharding in de strijd hebben gedeeld? Omdat we allen over-tuigd waren, dat hetgeen ik niet mocht nalaten, aan hen niet vrij stond.

Een samenloop van omstandigheden had mij, ook bij onze eendrachtige weerstand, tegen de wet en tegen het ministerie in exceptionele verhouding gebracht.

Na nauwgezet overleg - werd, èn mijn aftreden, als genoegzaam ter openbaring van aller smartehjke weerzin, èn hun blijven, als teken van aller nog niet verloren vertrouwen op betere toekomst, wensehjk gekeurd.

Ziedaar de reden van mijn ontslag voor u en de natie opengelegd. Mij dunkt, ik behoef nauwelijks er bij te voegen waarom ik geen verkiezing verlang.

Uw aanbod is mij welkom geweest, omdat daarin de goedkeuring van mijn gedrag ligt; doch mijnerzijds was ik tot weigeren verplicht. Herkiezing, zo ik mij die had laten welgevallen, zou een uitwissen geweest zijn van de indruk, die ik bedoel.

Dat is bij mij ontwijfelbaar.

Voor hem, die er aan twijfelt, voeg ik er bij: onmiddeUijk terugkeren in de Tweede Kamer zou mij niet mogelijk zijn.

Rust, verandering van strijdperk althans, is mij onmisbaar na deze moeitevclle en pijnlijke strijd.

Ik heb behoefte aan een tijd van nadenken en overleg. Het is immers niet onbillijk wat ik gezegd heb: Men spreekt van tijdverdubbeling in een veldtocht; deze kampagne mag wel voor een dubbel dienstjaar worden geteld.

Misschien is er later wederom een distrikt, dat mij met het vertrouwen der kiezers vereert. Zo niet, zo het einde der parlementaire baan en wellicht spoedig der levensbaan daar is, het zal mij, ook bij veel dat teleurstelt en grieft, een onwaardeerbaar voorrecht geweest zijn, in naam van godsdienst en gewetensvrijheid, te hebben mogen opkomen tegen een stelsel, dat uit de openbare instellingen van het Nederlandse volk het ene nodige verbant.

Daarbij, wat verder geberue, zal ik mij steeds gelukwensen afgevaardigde ook van het distrikt Leiden te zijn geweest. Omdat, zeide men, een ministerie in mijn zin en geest optrad, te 's-Gra-'venhage gevallen, werd ik te Leiden weder opgericht; te Leiden, dat door mij, aan vaderlMidse roem en wetenschappelijke luister en aan de jaren mijner jeugdige vorming gedachtig, niet zonder eerbied en aandoening genoemd wordt".

Tot hier het antwoord, door Groen gegeven op het hem gedane verzoek zich opnieuw voor een kandidatuur te willen geven. Zijn antwoord was afwijzend. Het zou nog vijf jaren duren voordat hij zich hiervoor weer beschikbaar stelde. Eerst in 1862 toch aanvaardde Groen wederom het lidmaatschap der Tweede Kamer.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's