Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De defensie-nota

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De defensie-nota

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zijn enorme uitgaven, welke in de defensie-nota ter verdediging van ons land gevraagd worden. Zij bedragen voor de komende drie jaren maar eens eventjes 1850 miljoen gulden per jaar. In weerwil van dit hoge bedrag zou het onverantwoord zijn het gevraagde bedrag aan de regering niet toe te staan. iDe verdediging van huis en have is ons todh van Gods wege geboden. Wij kunnen daar niet onder uit en mogen daar dan ook niet op beknibbelen. Al zijn wij er van overtuigd, dat meermalen te roekeloos wordt omgegaan met het gebruik der benodigde materialen. En er op het gebruik er van, dat dan ook nog alleszins deugdelijk kon zijn, nog wel heel wat te besparen viel. (De affaire met de helmen heeft daai-van wel een sterk overtuigend bewijs geleverd. Daarbij zijn nog' ettelijke miljoenen over de balk gesmeten. Wij voeren, gelijk wij dat in het parlement gedurig gedaan hebben, een pleidooi voor een doelmatig gebruik der materialen, opdat er 'bij de zo hoog geklommen uitgaven voor onze defensie geen verdere verkwisting zal plaats vinden.

Ook dient er zorg voor gedragen te worden, dat ons land geen verouderde, in andere landen afgedankte materialen in de handen gestopt zullen worden, gelijk dat ook in het verleden voorgekomen is. Het is wel zaak, waar het hier direkt in de miljoenen loopt, dat er naar gestaan zal worden om de rechte mannen op de rechte plaatsen te bekomen. In dit opzicht rust er een niet geringe verantwoordelijkheid op de regering.

Het heeft ons teleurgesteld, uit de nota te vernemen dat er beslist niet verder toe zal worden overgegaan om de eerste oefentijd te verkorten, alvorens het aantal vrijwilligers en beroepsmilitairen opgevoeM is. 'De eerste oefentijd is in ons land, in vergelijking met andere landen, wel 'zeer lang. Algemeen is men onder de dienstdoende militairen van oordeel, dat deze, zonder dat er enige schade aan de paraatheid der troepen gedaan zal worden, aanmerkelijk verkort zou kunnen worden. Naar hun oordeel wordt er in de militaire dienst zo veel tijd nutteloos zoek gemaakt. iDit is wel heel erg. Het verwekt een sterk antipatie tegen de militaire dienst. Beden'kt men dat in het bedrijfs-en het partikuliere leven zeer velen node gemist kunnen worden, dan is het zeer wel te verstaan, dat 'bij ons volk een .vrij algemeen verlangen bestaat, dat de diensttijd verkort zal worden. Deze is ten onzent, vergeleken bij België, wel extra lang.

De regering streeft er thans naar om hte vrijwillig dienen te bevorderen. Daartoe heeft zij besloten om met ingang van 1 januari 1961 nieuwe salarisschalen in te voeren, welke het dienstnemen als beroepsmilitair of 6-jarige kontraktant aan-Jokkelijk moeten maken.

De sekundaire arbeidsvoorwaarden (gratifikaties, verblijfsvergoedingen, extravergoedingen, vrij verkeer, kleding, huisvesting) zullen verbeterd worden.

Begaafde jonge onderofficieren zullen de kans krijgen op rijkskosten een middelbaar diploma te behalen en vervolgens tot de Köninklijlce Militaire Akademie worden toegelaten.

Dit is door cns in het parlement meermalen bepleit. Wij hebben het immer schadelijk geacht voor ons leger, dat in het verleden de pas was afgesneden aan begaafde militairen om officier te kr..nen worden. Napoleon, wie toch stellig niet ontzegd kan worden dat hij in staat •was om een leger op te 'bouwen, wakkerde zeer terecht bij zijn onderofficieren de lust aan om het tot officier te brengen verklarende dat elke militair in zijn leger de maarschalksstaf in zijn ransel droeg, waarbij hij tevens opmerkte, dat elke militair in zijn leger bet tot maarschalk kon brengen, gelijk ook vele onderofficieren het in zijn leger tot maarschalk gebracht hebben. Waarom moet aan begaafde onderofficieren de mogelijkheid, gelijk dat eens het geval was, onthouden worden om in rang op te klimmen? Zij kunnen door goed gedrag en betoond talent ons leger zeer ten nutte zijn.

De nota verschaft voorts gegevens over de reorganisatie van de opleiding tot beroepsofficier aan het Koninklijk Instituut voor de Marine en de Koninklijke Militaire Akademie.

Ook op de Koninklijke Militaire Akademie zal het onderwijs, wat metodiek en leerstof betreft, meer op universitaire leest worden geschoeid. De toelatingseisen worden verzwaard en de studie gaat een jaar langer duren. Het motief voor deze maatregelen is de verwachting, dat een op hoog peil staande opleiding in het bijzander de bekwame jongeren zal aantrekken.

Naar verkorting van de diensttijd zal worden gestreefd, al hebben wij daarvan geen goede verwachting na hetgeen de regering tevoren heeft verklaard: door vergroting van het jaarlijks kontingent dienstplichtigen bij land-en luchtmacht, door beperking van het aantal vrijstellingen, en door het aanwerven van vrijwilligers op 6-jarige kontrakten, de zogenaamde kontraktanten.

Voor indienstneming als kontraktant komen in de eerste plaats in aanmerking jongelieden, die nog niet als dienstplichtige in dienst zijn geweest. Daarnaast zal, vooral in de eerste jaren, een beroep •worden gedaan op dienstplidhtigen, die voor de eerste oefening onder de wapenen zijn of niet langer dan enkele maanden tevoren met groot (c.q. klein verlof) zijn vertrokken. De kontraktant kan niet overgaan in beroepsdienst.

De minimum leeftijd voor 'het sluiten van de verbintenis is 18 jaar (in bijzondere gevallen 17 jaar), de maximum leeftijd 24 (zo nodig zal deze tot uiterlijk 28 jaar kunnen worden verhoogd). Bij het verlaten van de dienst zal de kontraktant een aantal faciliteiten genieten om een nieuw bestaan in de burgermaatschappij op te bouwen.

De benaming „kontraktant" die in navolging van het rapport van de kommissie-van Voorst tot Voorst is gebruikt, zal worden vervangen door de naam , , kortverband-vrijwilliger".

Het plafondbedrag van 1850 miljoen gulden per jaar zal moeten wordsn, verhoogd met de kosten, verbonden aan de algemene regeringsmaatregelen met betrekking tot de salarissen, pensioenen en dergelijke van het rijkspersoneel, die na 1959 werden of zullen worden verhoogd. De verdeling van het door de regering toelaatbaar geachte def«nsieplafoiid over de drie krijgsmachten is als volgt: Aan de verdeling liggen mede de verwachtingen ten aanzien van de voor ieder der krijgsmachtdelen te verkrijgen Amerikaanse hulp ten grondslag. Deze verwachtingen .steunen enerzijds op bet vertrouwen, dat in de vorige jaren verkregen hulp zal worden voortgezet, anderzijds op de belangstelling voor bepaalde objekten, waarvan de Amerikaanse autoriteiten in besprekingen blijk hebben gegeven. Nadrukkehjk dient echter te worden gesteld, dat te dezer zake generlei definitieve toezegging is gedaan, aldus verklaart de nota.

Het is inderdaad een formidabel bedrag, dat er ter verdediging van ons land opgebracht behoort te worden. Een nadere verklaring waarom juist dit bedrag noodzakelijk is om aan onze militaire verplichtingen te blijven voldoen, wordt ons ia de nota niet gegeven. Wel verklaart de nota uitdrukkelijk, dat de jaarlijks voor ieder krijgsmachtsdeel uitgetrokken bedragen onvoldoende zijn, tenzij hulp door de Amerikaanse regering, wordt geboden.

Het is in deze zo gesteld, dat als het Noord-Atlantisohe pakt in oorlog komt, wij geen maritieme strijdkrachten beschikbaar zullen hebben voor de overzeese gebieden, want die liggen buiten het NATO-gebied. De Antillen zullen het in oorlogstijd dus zonder Nederlandse oorlogsschepen moeten stellen. Zelfs de drukke lokale scheepvaart in dat belangrijke zeegebied zal door anderen moeten worden beschermd. Ook westelijk Nieuw-Guinea zal in geval van oorlog in hetzelfde geval verkeren.

Wij gaan dit artikel beëindigen. Voor het debat zijn drie dagen beschikbaar gesteld. Daarvan zal wel een druk gebruik worden gemaakt. De regering zal allicht tal van vragen te beantwoorden hebben, want de nota is vaag gesteld.

Wij wensen echter tenslotte een aangelegenheid te bespreken, waarin tal van lezers van „De Banier" ongetwijfeld belangstelling zullen hebben. Wij hebben 'hierbij het oog op de vragen, welke door Ir. van Dis en de heer Kodde zeer terecht zijn gesteld naar aanleiding van berichten in de pers, waarin vermeld is geworden dat aan ongeveer duizend roomskatholieke dienstplichtige militairen vanaf 9 juni zes dagen buitengewoon verlof wordt gegeven om te kunnen deelnemen aan de derde internationale bedevaart naar Lourdes, en tevens gevraagd is of het waar is, dat hierbij door het ministerie van Defensie aan de organisatoren dezer bedevaart medewerking wordt gegeven, onder andere door het beschikbaar stellen van een militaire kantine, tenten, dekens enz. Als derde vraag is tevens gesteld: Indien het in de eerste vraag gestelde door de minister bevestigend beantwoord moet worden, moet hij dan niet erkennen, dat de rechtvaardigheid eist, dat ook aan niet-rooms-katholieke militairen, zij het op verschillende tijdstippen, zes dagen buitengewoon verlof wordt gegeven? En verder werd als vierde vraag gesteld: Indien het in de tweede vraag gestelde bevestigend beantwoord moet worden, acht de minister het dan verantwoord, dat vanwege zijn departement op de in deze vraag aangegeven wijze ten 'behoeve van een speci-'fiek rooms-katholieke aangelegenheid medewerking wordt verleend? En als vijfde vraag werd gesteld: wanneer het dienstbelang het toelaat aan duizend rooms-katholieke dienstplichtige militairen zes dagen buitengewoon verlof te geven voor een — naar rooms-katholieke opvatting — godsdienstig doeleinde; moet de minister dan niet toestemmen, dat het uiterst grievend en onbillijk is aan militairen, die om godsdienstige redenen des zondags niet reizen, het mogen terugkeren op maandagmorgen te weigeren? En als aesde vraag wwd gesteld: Wanneer de minister het in de vijfde vraag gestelde beslissend moet beantwoorden, vsdl hij dan bevorderen dat militairen, die om godsdienstige redenen des zondags geen gebruik van openbare middelen van vervoer maken, verlof gegeven wordt op maandag van hun kort verlof te mogen terugkeren, zó, dat zij zich met de eerste reisgelegenheid naar hun garnizoenen begeven?

Jaren aaneen is er door de afgevaardigden van de S.G.P. in de Tweede Kamer 'krachtig op aangedrongen, dat de gewe­ tensbezwaarde militairen toegestaan zou worden des maandagmorgens met d» eerste reisgelegenheid naar hun gamizo*. nen terug te keren. Zeer te wensen is het dat er na zo vele jaren eindelijk aan dezó wens voldaan zal worden, die bij velen leeft. Als reden, waarom niet aan de wens voldaan werd, werd steeds weer het dienstbelang opgegeven, ofschoon et korpskommandanten zijn geweest, die dit bezwaar niet deelden en aan militairen verlof hebben gegeven des maandagmorgens met de eerste reisgelegenheid naar hun garnizoen terug te keren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's

De defensie-nota

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's