Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Provinciale Staten van Zeeland

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(vervolg)

Mijnhjeer de voorzitter!

Wanneer dan ook Ged. Staten sterk d» fodruk wekken - en ik twijfel er geen ogenblik aan of zij zullen dit doen - dat zij de ontwikkeltog van' Zeeland 2»veel mogelijk willen bevordeien, 'dan vraag ik mij wel eens af of de wil hier niet sterker is 'dan d© mogelij'kheden die ontsloten zijn. Toch \vil ik daarmee het kollege niet van die wil afbrengen, maar wens ik slechts te wijzen op de afhankelijke positie waarto 'wij ftoancieel in bijna ieder opzicht terecht zijn gekomen. Daarom^ mijnhieer d© voorzitter,

Rede van de heer D. Kodde ik moeilijk in ail© opzachten de rfibeie to™i ^^'^ optimisme, die uit de jttilclcen spreekt, aanvaarden en de juistlieid daarvan geloven.

Ik wil niet zeggen, dat Gedieputeeirde Staten zi^h """ ^° optimisitisch hebben mto-elaten, maar een xiitdrukkinig zoaJs m\ op 'bladz. 31 vinden, dat zij .geloof , „ vertrouwen hebben in de toekomst (, an Zeeland, wijst toch wel naar een Ijepaald optimisme, waarvan de grond , oor mij niet duidehjk is. Ik heb, en jifcchien is dat door anderen ook geiiaagd geïnformeerd waarop dit inzicht berust. Een duidelijk anitwoord heb ik ijiet kunnen lezen, ik heb het althans jiet kunnen vinden. De woorden „geloof en vertrouwen" doen mij in dit yerbaiid wat vreemd aan. In wat gelooft men, waarop vertrouwt men? S'aar mijn mening moet er toch een wond zijn en zo die 'er is vrees ik wel eens, dat die grond niet hecht genoeg Veel is er in de .tijd na de bevrijdinig anders uitgekomen dan verwacht werd.

Er was toen ook een - groot vertrouwen, de mensen door de omstandigheden veel geleend zouden hebben en het nu ft-el zoveel beter zouden doen da.n .-oorheen, m'aar het is toch wel enigszins andea-s uitgelopen als men verwachtte.

Daarom, mijnheer de voorzitten-, 2MU ik op willen vsajzen, dat het steunen op de mens altijd tot teleurstelling zal leiden. Alleen .wie op God vertrouwt heeft zijn huis niet op zandgrond gebouwd. ET is bij mij vrees, want er heerst veel optimisme, dat 'ik ongegrond vind. Hoog wordt opgegeven, niet direkt door Gedeputeerd© Staten, maar in het aJtgemeen, van de welvaart, maar hoe moet ik dat dan begrijpen als bhjkt dat de toestand zo is, dat een werkman nog door de ovei-heid moet wor.den geholpen om te kminen wonen. Is dat een bewijs van welvaart? Dan vind ik het toch wel een bedenkeHjke welvaart.

Mijnheer de voorzitter! Gedeputeerde Staten schrijven, dat de behoefte aan gdd groot is en zij wijzen daarbij ook op de vele subsidieaanvragen. Maar geeft juist dat niet aan waar de schoen wringt? Schier alles mo& t door de overheid worden gedaan, zij moet bij aiLtes maar holpen en maar al te gemakkelijk wordt gedacht, dat de overheid alles kan en men beseft niet, dat de .bevolking het aUemaal moet opbrengen. Zij moet eerst geven om iets teruig te kiinnen krijgen. Is het igevoierde beleid dan wel vol te houden? Leidt het niet tot een toestand, dat ook de onderdaan niet meer .geven kan? Er wordt 'wel eens gedacht, dat wij staatkun'dig gereformeerden in dat opzicht altijd maar in het negatieve zijn, maar zo is het nu juist niet. Wij wiïïerv dat de overheid de efconomische ontwikkeling en ook verschillende andere ontwikkelingen begunstigt en bevordert. Wij willen, idat de overtód 'de mogeHj'kheden schept waardoor de ondernemers zullen kunnen gaani beginnen.

Ook daarvoor is wel geld nodig, maar dat willen wiji igaame belpen beschik-Wr stellen.

In verband met de begroting ds eivenr eens gesproken ovesr de ƒ 300.000, die terugbetaald zullen moeten worden. Ik geloof dat het nog ƒ 8.000 meevalt. Weliswaar is dit nog altijd een meeval-•srtje, m'aar ik erken dat het O'p dit beiraig niu niet zo bar veel zegt. Men wal (ue uit de reserve nemen. Dat üj'kt mij niet juist. Ik zou inderdaad die iieserve liever behouden teneinde verschülende ffloigehjkheden te kiuninen bevomdeiren, Om als het ware nog eens iets acbtea: de "^nd te hebben teigen de tijd waarin grote investeringen moeten plaats vin-'len. Echter, wij zuilen het niet alleen Merbij moeten laten. Ook naar mijn me-"^ig zullen •wij - er bij de regering op "loeten aandringen om iets te doen. Terecht tO'ch wordt op bladz. 33 van bijlage 35j gesteld dat het zien van schorren en slikken de ontwikkeling tegen houdt. Daarom moet er op aangedrongen worden dat ea-wat eebeuTt. Ook ik vrees wel eens dat het tempo te langzaam is.

Komen wij ni-eit reeds te laat? Zal de mogehjkheid dat ook de regerincr iets doet bHjven bestaan? Moeten 'wij daarbij eigenlijk niet sterker nog igaau' wijzen O'P de zeer goede ligging? Thans heb ik wel eens de indruk 'dat men alleen maar stelt: ide regering moet dit doen, de regering moet dat doen, de overheid moet dit doen, de overheid moet dait doen, maar moeten wij er niet 'de aan^ dacht op vestigen dat hier een gebied ligt dat uitermate 'gunsitig gelegen is, alhoewel de medewerking van de overheid nodig zal zijn om te dezen opzichte wat te bereiken?

Daardoor zullen wij misschien niet alleen de regering; maar als het ware ook de ondernemers nog meer aanmoedigen om daar te gaan beginnen. Ged. Staten verwachten ook niet dat all'es geniakkelijk zal gaan, doch spreken wederom van geloof en vertrouwen. Nochtans is mij niet duidelijk waarop dat .geigrond is. Indien gesteld was dat 'de zaken zo duidehjk gunstig liggen dat verwacht kan worden dat zulks ook door anderen zal m'oeten worden erkend, dan zou ik dat een betere uitdrukking hebben - gevonden dan die van geloof en vertrouwen. Dan zou zulks ook beter de werkeüjïkheid tonen, maar ho'c het ook zij, er dient gewerkt te worden. De grootste fout zou stilzitten zijn.

Maar tevens dient onze afhankehjkheid erkend te worden — en dait mis ik in het anitwoord van Ged. Staten — van Gods zegen. Zonder 'dat zal bet niet gelukken en al is het dan ook verblijdend dat Ged. Sitaben in hun onderschirifit van de 'begeleidingsbrief aanvoeren 'dat Goids zegen nodig is, toch vraag ik mij wel eens af of er inderdaad in afhankelijkheid geleefd wordt. Indien die afhankelijkheid niet erkend wordt, kan er naar ik meen ook geen geloof en vertrouwen zijn. Daarom 'vrees ik dat de grond voor dat geloof en dat veitrouwen niet deugdehjk is.

In de stukken is ook geirept over de taak van de adviseur voor de indhstriahsatie. Ik meen, dat Ged. Staten die taak juist zfen. Het gaat 'er om dat wij vertrouwen behoren .te hebben in de kapaciteiten van zijn persoon en in het vertrouwen dat zijn persoon in anderen heeft.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's

Provinciale Staten van Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1960

De Banier | 8 Pagina's