Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Sportnota

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Sportnota

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede en repliekrede van de heer D. Kodde

II

De vorige week gaven wij het eerste gedeelte van de rede, welke de heer Kodde bij de behandehog van de Sportnota door de Tweede Kamer hield. In het slot van dit gedeelte werden enige opmerkingen gemaakt over de vrijheid, zulks naar aanleiding van wat in de Sportnota werd vermeld, namelijk, dat de vrije tijd bij uitstek de mogelijkheid biedt tot een vrije keuze, welke ziöh telkens kan verwezenlijken naar de behoefte en het inzidht van ieder persoonlijk, waardoor de vrijetijdsbesteding een bijzondere rol speelt in de zelfontplooÜAg van de mens.

Terecht merkte de heer Kodde in dit verband op, dat de sportbeoefening in onze tijd maar al te zeer hoofdzaak dreigt te worden tot schade van weA en studie, terwijl ook de vrijheid er door zal kunnen lijden, namelijk in die zin, dat de sportbeoefenaars slaven worden van hun /begeerten om de gevierde ja verafgode man te worden, wat heden ten dage zo veelvuldig voorkomt. Van vrijheid, laat staan van de ware vrijheid zoals ons die in Gods Woord wordt voorgehouden en die bestaat in gebondenheid aan Gods Woord en Wet, is hierbij geen sprake. Wel verre van tot die ware vrijheid te voeren, leidt de sport zijn beoefenaars juist van die ware vrijheid af.

Toch wüde de heer Kodde hiermede niet zeggen, dat nu de jonge mensen maar in de sleur van leren en werken moeten gelaten worden zooder enige afleiding en verpozing, gelijk blijkt uit 'het vervolg van zijn rede, dat wij hier laten volgen.

Mijnheer de Voorzitter!

Nu moet dat niet zo worden verstaan, dat ik de jonge mensen maar in de sleur van leren en werken vnl laten zonder enige verpo2ing. De tegenwoordige werkwijzen en het vele, dat bij studie gevraagd wordt, nopen tot lichaamsbeweging, tot verpozing van de sleur, waarin werk en studie brengen. Ons bezwaar gaat tegen de excessen, waartoe de sport leidt, tegen de

sportvergoding,

tegen het streven om de mens zo te leiden, dat hij de sport als het hoogste ziet, dat er is, en hij meent, dat de prestatie hem in aanzien verhoogt. Nu mis ik juist, dat de bewindslieden streven naar een besteding van de vrije tijd, waarin die euvelen worden tegengegaan. Integendeel, ik ontwaar een toekenoen van een hoge waarde, een te hoge waarde aan de sport. Dus zie ik de taak meer zo, dat de Overheid heeft toe te zien, dat de gevolgen van de vrije tijd, die zich uiten in hetgeen niet geoorloofd is, zal tegengaan.

Dat de niet georganiseerde sportbeoefeniiig, zoals de bewindslieden in titel V, hoofdstuk 2, beschrijven, de mogelijkheid biedt voor het behoud en de versteviging van het gezinsverband en als een waardevol aspekt er van is te böschouwien, kan ik niet onderschrijven. Niet wil ik stellen, dat er geen mogehjkheden zijn, doch ik verwacht het eer andersom.

Dat het hebben van

vrije speelplastsen

word bevorderd, dat gestreefd wordt naar vrije wandelterreinen, ontmoet geen bezwaar voor de oogmerken, waartoe die moeten dienen, alhoewel er wel bezwaar kan zijn, dat zulks meestal inhoudt, dat die grond voor agrarische doeleinden verloren gaat.

In welke richting ons volk geleid wordt, blijkt wel uit wat de bewindslieden op blz. 35 onderaan vermelden, namelijk dat de voor het publiek toegankelijke sportevenementen in 1958 door cirka 15.536.000 toeschouwers werden bijgewoond. Zijn dat nu de doelen, welke moeten worden nagestreefd en door de Overheid bevorderd? Wordt de algemene ontwikkehng van ons volk daardoor bevorderd? Wordt ons volk daardoor geleid om

God te vrezen

en Zijn Naam te verhogen? Is het niet veeleer om de mens te verhogen, omdat hij de krachten, welke God hem schenkt, tot zijn eigen eer aanwendt? En toch wensen de bewindslieden medewerking te geven, want op blz. 2J6 is vermeld:

„Het ligt naar de mening van de ondergetekenden op de weg van de Overheid door het verrichten van adviserende en stimulerende arbeid, alsmede door het verlenen van steun en .diensten, een vooitgezette gunstige ontw& keling van de sportbeweging zoveel mogehjk te bevorderen”.

Wel maken zij enige reseives, dodh uit hetgeen gesteld is, blijken wel de opvatting en de richting, in welke de bewindslieden leiden willen. Daartegen bebbea wij

ernstige bezwaren,

noals uit het voorgaande reeds genoegaaam zal zijn gebleken.

Op blz. 30 wordt nogmaals niet alles uit handen gegeven en is gesteld, dat partikuJiere personen een taak hebben en de Overheid slechts zeer zijdelings bemoeiingen dient te hebben m-et de akkommodaties, doch vei-moedeHjk zal de uitko^mst leren, dat ook hier eeldt, dat wie eenmaal a heeft gezegd ook b zal moeten zeggen.

Het is weleens moeiHjfcer voor een overheidspersoon om iets te weigeren dan toe te staan. En vooral als een zodanig gewicht aan de sport wordt toegekend als in deze nota wordt eedaan, zal het wel bijzonder moeilijk zijn om een medewerking te weigeren. De mening, dat de

gemeentebesturen

dan maar de beslissing ziuillen moeten nemen betreffende de hulp, zal de Regering niet ontlasten. Niet ontlasten van de verantwoordelijkheid, maar ook niet van de financiële lasten. De gemeenten hebben geen middelen en dus bhjft uiteindelijk het Rijk toch weer, ook voor die uitgaven, verantwoordelijk en zal de belastingbetaler ook die maar weer hebben op te brengen. Op blz. 33 onderaan wordt wel gesteld, dat bij een geleidelijke voortgang van rijkswege aan de gemeentebesturen geen daartoe strekkende

extra geldmiddelen

zullen 'behoeven te worden gegeven, doch een gemeentebestuur kan een gulden ook maar éénmaal uitgeven en als het dan niet dadelijk voor dat doel wordt besteed of gevi-aagd, dan zal voor een ander doel wel een beroep op de rijkskas gedaan moeten worden.

De bewindslieden willen de Nederlandse Sport Federatie steunen en indien binnen afzienbare tijd mocht bhjken, dat de voor de stichting en exi> loitatie van het daardoor op te richten proefstation nodige gelden niet op andere wijze zul­ len kunnen worden gevonden, zijn aj bereid hunnerzijds de totstandJcotning daarvan te bevorderen. Naar mijin m©. ning is door het zo te stellen reeds aoveel toegezegd, dat onthouden vaa medewerking, ook financiële, wel zogj bezwaarlijk zal zijn.

Ook in punt 10 op blz. 42 wordt dat nog eens onderstreept.

Het kan onze instemming hebben, dra* ten b^oeve van de organisatie vaa het

sportwedstrijdwezen

geen subsidie in uitizicht wordt gesteld. Doch wel rijst de vraag of, gezien het gestelde op blz. 36, namelijk:

„Hoewel zij overtuigd zijn, dat de organisatie van de v/edstrijdsportl: )eoefening en wat daarmede sameiiliangt als een waardevolle en tevens een der meest wezenlijke aktivibeiten der sportbonden moet worden beschouwd, menen zij met de subsidieadvieskommissie, dat in dit stadruia niet tot subsidiëring van de wedstrijdsportbeoefening moet wordea overgegaan”.

niet reeds een mogelijkheid wordt ontsloten, waarop gewezen kan wordea door hen, die wel snibsidie wensen. Het is op die wijze wel zwak gesteld, zeer zwak, als het niet de bedoeling is subsidie te geven.

Het is onze wens, dat de ontwikkeling, zoals op blz. 38, onderaan, gesteld is, niet zal doorgaan, doch dat de Overheid nauwlettend aoht zal geven op haar taak als zijnde

Gods dienares.

Het is niet onize bedoeling, dat de jeugd in het geheel geen lichaamsbeweging zou mogen hebben, maar wel dat gewaakt moet worden, dat die gelegenheid niet leidt tot een opwekken vaa de lusten om vermaard te worden door het kimnen en dat die niet mag leiden tot sportverdtwazing en mensvergoding. Gaarne wü flc nog de aandacht vragen voor d© noodzaak om de

ontheiling van Gods dag

door de sportlbeoefeninig tegen te gaan. De mening, dat de mens vrij is die dag te besteden zoals hij dat wil en dat txk wel door het beoefenen van de sport God geëerd en gediend kan worden, onderschrijven wij niet. Gods dag moet worden geëerbiedigd; de mens moet niet worden geprikkeld tot'n zich verheffen; de Overheid heeft de taak het kwaad, welk ook, tegen te gaan.

Nadat alle sprekers het hunne over de Sportnota hadden gezegd en hun^ wensen dienaangaande hadden kenbaar gemaakt, waarbij van de zijde der antirevolutionairen en christehjk-historischen er sterk op werd aangedrongen 001 aan de dusgenaamde christelijke sportorganisaties subsidie uit de rijkskas te verstrekken, omdat deze organisaties te kennen hebben gegeven, dat zij geen geld van de voetbalpools wensen te ontvangen, waardoor zij tea achter komen bij de andere sportorganisaties, kwam de regering aan het woord.

Eerst sprak minister Cals (R.K.) zelf, daarna staatssekretaris Mr. Soholten (C.H.) en vervolgens staatssekretaris Drs. Stubenrouch (R.K.) Uit de rede van minister.

Cals

bleek wel duidelij'k en klaar, dat hij niet van plan is aan het zoeven genoemde verzoek om christelijke sportorganisatie extra te gaan subsidiëren, te voldoen. Hij verklaarde onder meer, dat het rijk ten opeichte vaa de sport goen rechtstreekse taak heeft en voorts, Jat ook de charitatieve of liefdadigheidsorganisaties, die geen gelden •van voetbalpools wensten te aanvaarden en ook niet van loterijen gebruik wensten te maken, nimmer om extra suibsidie uit de pubheke kas hebben gevraagd. Voorts merkte de minister nog op, dat als er voor de 'voetbaltoto 2.5 miljoen kon worden opgebracht, het ook mogelijk moet zijn, dat de leden en begunstigers van sportorganisaties een dergelijk bedrag opbrengen ter bevordering van het doel, dat 'hen lief is, namelijk de sport. Bovendien zou het geven van subsidies voor al datgene, wat goed en wenselijk geacht wordt er toe leiden, (lat er van verlaging van 'belasting nim-Bjer sprake zou kunnen zijn, doch veeleer dat deze verdubbeld zou moeten worden. Op zichzelf is hetgeen de minister te dien aanzien opmerkte, zeer juist, alleen is het wel zeer te betreuren, dat ei' van overheidswege uit de publieke 'kas zoveel geld versmeten wordt (lan allerlei vermaak, zoals toneel, opera en dans, waarvan men met ©venveel recht z»u kunnen zeggen, dat het niet tot de taak der Overheid behoort, daaraan de gelden der belastingbetalers te verspillen. Wanneer edhter daarop van de zijde der S.G.P. wordt aangedrongen, dan wordt daaraan geen geboor gegeven. Dan wordt niet van achter de regeringstafel gezegd, dat degenen, die aan dans, toneel en opera wiUen doen, dit zelf maar geheel moeten bekostigen. Neen, dan worden de miljoenen, alsof ze maar voor 'het opscheppen liggen, met kwistige hand uit de publieke kas beschikbaar gesteld, evenals dit ook het geval is ten aanzien van de Olympische Spelen, welke dit jaar te Rome worden gehouden. Ook hieraan wordt door de Regering subsidie gegeven, waartegen de beer Kodde terecht bezwaar heeft gemaakt.

Na de minister kwam staatssekretaris

Scholten

aan het w'oord. Deze konstateerde onder meer, dat het 'beleid ten aanzien van de Olympische Spelen, dat een voortzetting van dit ibeleid uit het 'V'erleden in enigszins versterkte mate is, door niemand 'behalve door de heer Kodde bekritiseerd was. Voorts richtte hij zich ook nog tot de heer Kodde in verban'd met diens opmerking, dat de Regering in bet bevorderen van de sport te ver ging. Ten einde alle misverstand weg te nemen, vroeg de heer Kodde bij de replieken het woord ora zich hieromtrent nog wat nader te verklaren.

De heer Kodde hield 'hierbij de volgende

REPLIEKREDE

Mijnheer de Voorzitter!

Omdat ik vrees, dat er enig misverstand zou kunnen zijn ontstaan omtrent ons standpunt, wil ik toch nog trachten in het 'koirt iets daaromtrent mede te delen.

Mijn bezwaar tegen het in de nota gestelde betreft in de eerste plaats de te hoge waarde, welke daarin aan de sport en de hcha'melijke vorming wordt toegekend.

Nu dacht ik, doordat 'wij gesteld heb-'> en, niet geheel afwijzend te staan tegenover elke bevordering van lichaamsbeweging, dat daarover een

misverstand

ontstond.

De mening, dat een te hoge waarde aan ds sport is toegekend, is voor mij door de besprekingen nog versterkt, vooral foen gisteren de minister zinspeelde op de kabinetsposJtie HI verband met de sport, gezien de moeite, < iie er aan de opstelling van de sportnota is gewijd. Mijn standpunt is daardoor zeker niet weerlegd, maar versterkt. Het streven, dat de bewindslieden blijkens de nota voorstaan, acht ik niet te 2djn volgens de taak, die de Overfheid als

Gods dienaresse

heeft.

Het kan bekend zijn, dat wij — in tegenstelling tot anderen — niet op het standptmt ^taan, dat de Overheid heeft te (handelen naar de wil van het volk. Zij, de Overheid, is van God ingesteld om der zonden wil, om de oorzaak van de verdor\'enheid van het menselijk geslacht, zoals artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis leert.

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil, als ik heb gesteld niet alle vormen van lichaamsbeweging, van oefening, van verandering van beweging onjuist te achten en dat de Overiheid dit niet moet tegengaan, hierbij dan nadrukkelijk stellen, dat ik, als ik verandering van beweging, verandering van de houding of van de bewegingen of stilzitten 'wens, door het schoolonderwijs of werk geeist, niet denk aan een

sportoefening of - beoefening,

waarbij het gaat zidi iboven anderen uit te werken, en niet aan een beweging, welke gevaren voor het liohaam kan medebrengen, doordat of woest wordt gespeeld of te veel van de mens wordt gevraagd. Nog minder aciht ik een streven gewenst, dat geestelijke gevaren inhoudt, doch ik wil mij niet onttre'kken aan de medewerking om aan het kind een natuurhjke ibeweging te geven, een beweging, weUce een kind nodig heeft en eigen is, een beweging welke een mens nodig heeft, al wordt hij dan ouder.

Bij (het streven om' beroemd te worden, wat uit het jagen naar topprestaties blijkt, komt mijns inziens een instelling tot uiting, die Gods Woord ons leert, dat een

Lamech,

nakomeling van Kaïn, had, naanelijk om zichzelf te handhaven boven anderen. Gaarne erken ik, dat Lameoh zijn tegenstander doodde, wat zeker niet de bedoeling van de sportmens is, dooh bij beiden acht ik een streven aanwezig om zich boven anderen te stellen.

Nu mag de staatssekretaris zeggen, dat ook moet worden geleerd „winnaar" te zijn, doch ik vi-ees^ dat daarbij niet in aanmerking is genomen, dat de mens in zonden is gevallen en in ongerechtigheid geboren en dat op\'oeding alleen niet in staat is, die toestand te veranderen.

Er wordt te veel van de

mens

vervvadht; er 'wordt, ten onrechte, gedadit — en dat nog wel door te tokkelen op de snaren van hoogmoed — dat de mens te verbeteren is. Laat er dus geen misverstand zijn. Mijnheer de Voonzitter. De taak, die de Overfiei'd heeft zie ik geheel anders dan de bewindslieden. Nu wil de staatssekretaris, dat wij de sportprestaties niet alleen afmeten aan de maandagmorgenberiohten, doch dat beeld alleen moest ons tot nadenken brengen. In die berichten mag dan het streven naar de sportprestaties te sterk getekend 2djn en al moet er wat af 'Worden gedaan, dit neemt toch niet weg, dat het streven naar

mensverheerlijking

— het teken van de sportverdwazing — er zeker in zit. Het element van spanning, dat in de massa wordt gebracht, openbaart zich; het ijdele, waartoe wordt opgewekt, blijkt er duideKj'k uit. Ook al zijn 'wij d'us niet tegen elke voim van lichaamsbeweging, het getekende doel komnen wij eohter niet voorstaan. Het moet niet aldus zijn, dat de zogenaamde ontspanning weer • spanningen verwekt, spanningen, die zeer fataal zijn en moeilijk op te heffen, spanningen, die dus moeten 'worden tegengegaan.

Ik ben de staatssekretaris dankbaar voor zijn duidelijke uitspraak over d© taak van de inspekties. Gaarne hoop ik, dat die uitspraak de moeilijkheden zal voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1960

De Banier | 8 Pagina's

De Sportnota

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1960

De Banier | 8 Pagina's