Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCIX.

Groen's verwachting op steun van, minister Thorbecke voor onparti|dige naleving van de onderwijswet van 1857. Rede van Groen en antwoord van Thorbecke.

Toen mr. Groen van Prinsterer in september 1862 het lidmaatschap der Tweede Kamer na een onderbreking van vijf jaar weer aanvaardde, stond mr. Thorbecke voor de tweede maal aan het hoofd der regering.

Hoewel beide mannen voorheen reeds menigmaal de degen met elkaar gekruist hadden en er tussen hen wat het beginsel betrof, een diepe Moof 'bestond, was Groen toch niet zonder hoop, dat hij thans van Tïhorbecke de voor hem zo zeer gewenste medewerlcinig zou verkrijgen. Het was zelfs deze hoop, die er toe bijdroeg, dat Groen besloot het Kamerlidbnaatschap in 1862 wederom te aanvaarden. Hij meende namöHjk, dat au hij zijn taktiek gewijzigd had door de neutraliteit van de staat en de scheiding van kerk en staat te aanvaarden, liij 'bij de machtige liberale leider meer kans op gehoor zou hebben voor 'het in vervulling doen gaan van zijn wensen. Thorbecke toch had destijds ook jarenüBg het pleit gevoerd voor de vrijheid Van onderwijs, ja, zelfs was 'het vooral san hem' te danken, dat in 1848 de vrijheid van onderwijs in de grondwet was opgenomen. En toen in 1857 het wetsontwerp van het ministerie-Van der Bmgghen in 'de Kamer werd behandeld, had Thorbecke tegenover Groen nog iiitdrukkelijk verklaard, dat als Groen Vrijheid van onderwijs vroeg, hij zijn bondgenoot was. Dat hij zich tegen Groen stelde, was alleen, om, dat Groen »an het onderwijs, zoals dit door hem (Groen) werd voorgestaan, een officieel karakter wenste te geven. Thorbecke ™de dus geen •openbare sohool met de Bijbel, zoals Groen bepleitte, maar wel was hij voor ivrijheid van onderwijs.

Hieraan nu ontleende Groen in 18@2 de verwachting, dat Thorbecke hemt zou steunen, wanneer hij 'bij hem. een eerlijke, onpartijdige naleving van de wet van 1857 zou 'bepleiten. Ja, hij meende zelfs op grond van Thorbecke's •vroegere uitspraken recht te hebben op Thorbecke's steun, daar het er bij hem nu, in 1862, niet meer om ging aan de openbare school een christelijk karakter te geven, maar alleen om de vrijheid van onderwijs. Die "vrijheid, hoewel in de Grondwet vastgelegd en door de wet van 1857 niet uitgesloten, werd namelijk in de praktijk door een partijdige, onrechtvaardige uitvoering van de wet van 1857, sterk beknot. Daar tegen kwam Groen met alle nadruk op. Reeds in september 1862 deed hij dit, gelijk de vorige maal w^erd vermeld, bij de behandeling van het koncept-antwoord op de Troonrede. Hij richtte daarbij tot de Kamer het verwijt, dat zij deed of ze onbekend •was met de moeMijkheden weflce het bijzonder, christehjik onderwijs in de weg werden gelegd. Die onbekendheid was echter volgens Groen niet te verschonen.

Door andere Kamerleden voor hem was reeds meermalen op onderscheidene bezwaren gewezen, zoals op het verstrekken van kosteloos onderwijs op de openbare school door van Lynden, op het vei-plidht 'Stellen van vaccinatie voor kinderen van 'bijzondere sdholen door Elout van Soeterwoude, terwij'l men ook door kennisneming van de puiblikaties in tijdschriften en andere geschriften van voorstanders der 'bijzondere school voldoende op 'de hoogte van één en ander kon zijn. Voorts wees Groen op de officiële verslagen van het schooltoezicht^ waaruit duidelijk de vooringenomenheid tegen het bijzonder onderwijs te bemerken was. Om een voorbeeld hiervan te geven maakte Groen melding van het feit, dat in één dier verslagen werd vermeld, dat de verhouding tussen openbaar en bijzonder onderwijs het .gunstigst was in Friesland, waar nota bene 'bijna geen vrije scholen bestonden! In plaats van bevordering van de individuele vrijlheid viel dan ook, zoals Groen opmerkte, veeleer te konstateren een gaan in de richting van het alvermogen van de staat, waarop hij liet volgen:

„De openbare school is de staatsschool, de gouvemementssdhool, de officiële school, de algemene school, de nationale school misschien wel om de niet genoeg gewaardeerde opleiding tot christelijke deugden: de christeUjk-nationale. Wat is daamevens de bijzondere sohool een lastig ding!"

Vol verontwaardiging sprak Groen hierna het volgende:

„Zo dücwerf een bijzondere school óf niet tot stand komt óf teniet gaat, (hoort men een tnomfkreet. En inderdaa'd, warmeer men zich de kwalifikatie van „goddeloze broeinesten" herinnert, is het zo vreemd niet, dat men op de bijzondere scholen, als op schadelijk gedierte, dat 'uitgeroeid moet worden, jacht maakt. Da vrijhei'd, die de wet geeft, is toch al 'gering en toch worden wij nog met ons eigen geld vervolgd en vernietigd".

Hierna legde Groen er niog eens de nadruk op, dat schatkist en administratief gezag dienstbaar werden gemaakt aan gewetensdwang en dat men zich keerde tegen godsdienstvrijheid.

Groen beëindigde de toelichting van zijn amendement, waarin hij had voorgesteld aan paragraaf 7 van het koncept-antwoord op de Troonrede een 'geheel andere redaktie te geven, met te verklaren, dat hij geen persoonlijke bestrijding van de minister op het oog had, maar dat het voor 'hem uitsluitend een strijd was over beginselen. Voorts deed hij een beroep op minister Thor-'becke als bondgenoot voor de •vrijheid Van onderwijs, waarvoor 'bei'den ongeveer dertig jaren gestreden hadden.

Na Groens rede veriklaarde één der leden van de kommissie, die het konceptantwoord op de Troonrede had opgesteld, dat uit Groens toelichting wel zeer duidelijk bleek, dat Groen het staatsonderwijs zo slecht mogelijk wilde maken om het bijzondere te meer te doen bloeien.

Vervolgens sprak minister Thorbecke. Na het eerst te hebben gezegd, dat het hem genoegen deed, dat hij zich weer in gezelschap van zijn oude vriend mocht bevinden, al was deze ook zijn pohtieke tegenstander, verklaarde hij een vriend te zijn van het bijzonder onderwijs en dat hij ambtenaren, •wier streven het was, het bijzonder onderwijs tegen te gaan, dit zou beletten. Maar, zo vervolgde Thorbecke, om weg te kunnen nemen, wat de vrije ontwikkeling van dit onderwijs tegen staat, moest hij 'weten, wat Groen op het oog had en moest hij hem feiten voorleggen, opdat hij kon handelen.

In het vervolg hopen wij nader stil te staan bij het antwoord, dat Groen op één en ander gaf.

{wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1960

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1960

De Banier | 8 Pagina's