Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ADVENT

En zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: , onze zuster, word gij tot duizenden miljoenen, en uw zaad bezitte de poort zijner haters! Genesis 24 : 60

Misschien hebben we wel eens gehoord van een „geschaakte" bruid. Daarin zit de willekeur, geheel en al tegen de zin en wil van een bepaalde familie in doorgedreven. In het huwelijk tussen Izaak en Rebekka, en in wat daaraan voorafging, zit totaal niets van die willekeur; het is alles recht en ordelijk, zoals dat ook behoort.

In vorige meditaties hebben we er op mogen letten hoe Abraham voor zijn zoon Izaak een vrouw zocht, en hoe, vervolgens, de bruidwerver Eliëzer in Rebekka de gezochte bruid vond. Dit keer staan we bij deze geworven bruid nader stil, om in eer» laatste overdenking over deze stof te zien hoe de bruidegom, Izaak, zijn bruid ontving.

Wie Genesis 24 oppervlakkig leest, vindt het waarschijnlijk tamelijk saai en ietwat „burgerlijk". Wie echter nader leest, herleest wat zoal in dit hoofdstuk ons wordt beschreven, komt steeds dieper onder de indruk er van. De kleine en fijne trekjes spreken dan ook mee. De schrijver moet een uitnemend stylist geweest zijn. En we willen bovenal vragen en zoeken naar de zin en mening des Heiligen Geestes, Die ook in dit hoofdstuk van Christus en Zijn kerk wil getuigen.

Wie was deze Rebekka?

Een jong meisje, zeer schoon van gezicht; een maagd, ongerept en zuiver. Waarachtig is dit getuigenis, gegrond als het mag zijn op Gods eigen Woord. Dat het van alle jonge meisjes, die ten huwelijk worden gevraagd, gezegd moge zijn! Want uiterlijk schone mensen zijn daarom altijd nog niet bescheiden, behulpzame en ootmoedige mensen. Daar is een innerlijke schoonheid der ziel toe vereist. Deze kan zeer wel samengaan met uitwendige mismaaktheid, of met een weinig innemend uiterlijk. En dat irmerlijk schone kan daarentegen heel wel ontbreken bij iemand, die schoon van gezicht is. Maar bij Rebekka mag zowel het één als het ander gevonden worden. Een lief, innemend, godvrezend meisje.

Behulpzaam en vriendelijk tegen­ over een oudere man. Dat is ook zeldzaam tegenwoordig. Aan het ouderlijk gezag tomen vele jongeren, daarin soms gesteund door ouderen. Het moge, ook onder ons, beteren en veranderen.

Neen, zij, Rebekka, laat — volgens vers 18 — niet het werk verrichten door de oudere, maar zij, als jongere, is één en al behulpzaamheid en vriendelijkheid. Deze eigenschappen verraden iets van haar innerlijk, van haar edele karakter; meer nog: van haar deemoedige zielehouding. Dat laatste sproot uit genade. Vreze Gods was haar deel. O, dat alle jongemannen en - vrouwen daarnaar meer stonden! Wat zouden er de verhoudingen in kerk en maatschappij en op de verenigingen door geadeld worden. Niet „bazen", niet bedillen of het beter willen weten dan de anderen, en zeker niet ouderen de les te lezen.

Eerbied, ontzag, ootmoedige onderwerping, ziedaar wat de houding van Rebekka tegenover Eliëzer, de bruidwerver, kenmerkt. Hij mag er Gods goede hand, die met hem is, in opmerken.

Rebekka blijkt uit Abrahams familie te zijn. Hoewel nog niet geworven, schenkt Eliëzer haar schone versierselen van zuiver goud. Ook de bruid van Christus mag vooruit al wel eens van de weldaden van de Zielebruidegom genieten en zich daarin verlustigen, om later het alles te zien overglansd en overkoepeld door de heerlijkheid van Hem Zelf. Maar wanneer Zijn geschenken al zo voortreffelijk zijn, hoedanig moet dan de Schenker er van Zelf niet wezen! Laban noemt Eliëzer dan ook: de gezegende des Heeren. Bij de Eliëzers is er de aanbidding, vers 26, wanneer zij iemand mogen treffen, in wie voorbereidend genadewerk de trekkende liefde van Vader en Zoon doet uitblinken. Het is Eliëzers begeerte, deze bruid zo snel mogelijk zijn oude heer Abraham voor te stellen, opdat zij in Sara's tent aan Izaak tot vruw kan worden geschonken.

En Rebekka is bereid mee te trekken (vers 58). De Heere bewerkt haar hart daartoe. Denk in dit verband aan een Ruth, die — in te­ genstelling met haar zuster Orpa — met Naomi opgaat naar Bethlehem. Herinner u voorts de bede van Sulammith, om getrokken te worden, teneinde de Bruidegom na te gaan. In één woord: oe wordt in dit stuk heilsgeschiedenis de waarheid van het Woord bewezen, dat Gods volk en Christus' bruidsgemeente gans gewillig is op de dag van Zijn heilkracht, in heilige sieradiën. De sieraden van Izaak nemen Rebekka al geheel en al in ten gunste van haar toekomstige bruidegom. Ze wordt, mede daardoor, losgemaakt van het huis van haar vader. Ze mag, als de bruid uit Psalm 45, dit huis vergeten, „zo zal de Koning (= Izaak, de Lachverwekker: ezus Christus) lust hebben aan uw schoonheid" (Ps. 45 : 12). En straks, warmeer zij haar heer ziet, haar man, biddende op het veld, valt zij van haar kernel af, en gaat ook de tweede helft van Psalm 45 : 12 aan Rebekka in vervulling: dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder!'

Wondere gangen. Een oude man, Eliëzer, na volbrachte bruidwerving, gaat terug met zijn karavaan uit Haran naar Kanaan. Maar met een diepe juichtoon in het hart. Dankbaarheid overweldigt hem; het „Ere zij God!" doordrenkt hem, wanneer hij in zijn geleide de lieflijke bruid voor Izaak opmerkt. En deze, Rebekka, is gegaan op paden, door haar niet gekend, nochtans haar bruidegom tegemoet. Zo wordt het einde zoet en goed! Een diepe vrede doorstraalt haar innerlijk. Omhuld als zij zich weet door de heilwensen van haar familie: zij zal worden tot duizenden miljoenen, zij, de onvruchtbare, en haar zaad zal de vijanden verdrijven en overwinnen; ja, het aardrijk erfelijk bezitten.

Schone profetie van een luisterrijke toekomst. Rebekka: de stammoeder van het bondsvolk Israël uit wie de zaligheid zou verschijnen aan alle volken: de meerdere Izaak, bij Wie verzadiging van vreugde is; lief lijkheden voor eeuwig!

St. Maartensdijk

Ds. J. v. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1960

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1960

De Banier | 8 Pagina's