Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij (Isaak) had haar (Rebekka) lief! Genesis 24 : 67m

Voor een laatste maal, en dan in de dagen vlak voor het Kerstfeest, houdt ons het huwelijk van Izaak en Rebekka bezig. Het adventslicht is gaan schijnen in de tent, waar tevoren vader Abraham en Sara samenwoonden.

We herinneren ons het verhaal nog?

Hoogbejaard is moeder Sara gestorven en Abraham is bedacht op het welzijn, het geluk en de toekomst van zijn zoon. En dat niet alleen. Hij denkt ook aan de waarachtigheid van 's Heeren belofte. Vandaar dat Eliëzer een bruid moet werven in Mesopotamië ten behoeve van Izaak.

In Abraham hebben we een type en afschaduwing mogen zien van de hemelse Vader der lichten; in Izaak een voorafbeelding van de Christus Gods. Denk slechts aan zijn wondere geboorte en aan zijn bestemming om op Moria geofferd te worden

In Rebekka herkent men terecht de bruid van het geslachte en op; gestane Lam, de Kerk (met eeri hoofdletter K), en in Eliëzer enerzijds de dienaren en gezanten van Christus' wege, en anderzijds — maar in feite staat dit niet in tegenstelling tot het eerstgenoemde — de toebrenging en bearbeiding van de bruid in haar gang tot de Christus, als Borg en Zaligmaker, door de Heilige Geest.

Het was een blijde tocht terug voor Eliëzer. En in spanning wacht Rebekka het tijdstip af, dat zij haar nieuwe woning zal betrekken en aan haar aanstaande man ten huwelijk wordt gegeven. Als dat tijdstip aanbreekt, o, dan weet zij zich niet langer overeind te houden op haar kameel: zij valt er af, en zij trekt in zedige beschaamdheid de sluier voor het gelaat.

Eliëzer legt dan rekenschap af van de door hem met takt en beleid gevoerde „zaken" (zie vers 66). De werving is geschied en door Rebekka's familie betiteld als een „zaak des Heeren". Wie is graag in deze zaken, in deze hemelse huishoudkunde bezig en er bij betrokken? En Izaak bevindt alles in orde. Hij neemt Rebekka in zijn tent; zij wordt hem tot vrouw, en hij had haar lief.

Nog een korte tijd en de kerstklokken gaan luiden; over de lage landen en door de bergen, ja overal ter wereld wordt het gepredikt: Christus, de Zaligmaker der wereld, is geboren! Elk jaar wordt de christenheid er toe opgeroepen als het ware een geestelijke pelgrimstocht te maken naar de stal te Bethlehem, waar het grote heilsmysterie zich voltrok: Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond; en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, als van de Eengeborene van de Vader, vol van genade en waarheid (Joh. 1).

Gelet op onze meditatietekst, wil dit heilsfeit zeggen: de meerdere Izaak komt Zijn bruid vertroosten; opzoeken in haar schamele laagte, in haar diepe val, in haar verlorenheid voor God. In een kribbe van een beestenstal wilde Christus Zich laten zoeken en vinden door de heilbegerige zielen van de in adventsverwachting levende. Hem verbeidende kerk.

Nu daagt het in het oosten; het Licht schijnt overal: God komt Zijn volk vertroosten.

Christus, de Izaak in de allesovertreffende maat en trap, komt in de weg van Zijn wondere geboorte een begin maken met de eeuwige prijs te brengen, waarvoor Hij Zijn kerk eeuwig bij Zich mag houden. Het is een lange, bange weg van kribbe naar kruis. Door diep, zowel lichamelijk als geestelijk, lijden heen wacht Hem de overwinning en de gloriekroon.

Vernedering, ontluistering, dienstknechtsgestalte, dat alles was de inzet, de prijs om Zich die van God afgekeerde, nochtans door Hem eeuwig beminde kerk tot een wettig eigendom te maken. Zijn eigen hartebloed moest deze gevloekte aardbodem doordrenken, zou aan het heilig, geschonden recht Gods voldoening zijn gegeven. Zo bewondert Rebekka in deze Lachverwekker — dit dierbaar Kind in de voederbak, deze Stof van vreugde, het Geschenk van het Goddelijk alvermogen — én Cïods zoekende zondaarsliefde, én Zijn Goddelijk recht, waarvan Hij geen afstand kan doen. En de ziel valt van haar voetstuk, steeds lager en dieper gaat zij bukken voor haar Rechter en Koning, want daar bij de kribbe, ja in dat kribbe-Kindeke wil Hij haar Redder en Behouder zijn.

Is dat geen Kerstnacht, schoner dan de dagen?

Is dat geen ochtendgloren van een nieuwe hoop, die doorbreekt in vertwijfelde harten?

Is dus het slot van (3tenesis 24 een huwelijksidylle gelijk, waar dit deel van Gods Woord ons het geluk van twee jongemensen beschrijft, die elkaar in Gods weg — en Gods voorzienigheidslicht behoren we ook te erkennen en te zien stralen over het huwelijk — hebben mogen vinden, en in waarachtige liefde en trouw zich aan elkaar hebben mogen wegschenken, voor de meerdere Izaak is het niet zo'n eenvoudige, geringe zaak om Zijn Rebekka gelukkig en zalig te maken.

Maar reeds bij Christus' geboorte, reeds wanneer we op Hem in geloofsaanbidding staren, zoals Hij daar ligt in de kribbe, weten we: Hij heeft Zijn bruid lief en zal haar niet loslaten, in der 'leuwigheid niet; maar haar red-'len van de verdervende machten van zonde, satan en een drievoudige dood. Zie, hoe grote liefde de Bruidegom aan Zijn bruid wil betonen. Verwondert u hierover, mensen van stof en as, van vlees en bloed, vol zonde en schuld. Zijn hemelse majesteit en heerlijkheid laat Hij enigermate los, geeft Hij tijdelijk prijs. Ja, zelfs Zijn Goddelijke natuur wil Hij doen schuilgaan achter onze ontluisterde menselijke natuur. God wordt mens. Opdat de mens God zou worden? Allerminst! Maar opdat de gevallen mens, de in zichzelf verloren, maar door God in Christus van eeuwigheid verkoren mensheid weer in Gods herstelde gemeenschap zou verkeren. Daartoe woont het vleesgeworden Woord van God onder ons, mensen — een boos en overspelig geslacht ! — opdat Gods tabernakel, Zijn woonplaats in de eeuwigheid bij Zijn volk zou kunnen zijn; in een verzoende betrekking met dat volk levende.

U gevoelt het wel: wij zien de Kerstnacht en de kribbe en het Kindeke niet op zichzelf. We laten er ons niet een ogenblik door vervoeren of ontroeren in een romantische „stemming". Maar voor het geloofsoog doemt achter de kribbe het kruis van Golgotha omhoog, maar ook het ledige graf. Christus blijft de Zijnen liefhebben door dood en graf heen tot in het eeuwige leven. Hij rust niet alvorens de laatste verkorene is toegebracht tot de gemeente, die zalig wordt.

Mijn lezer (es), hoe staat gij tegenover dit heilsfeit? Sterker nog: tegenover deze geboren Koning van Jood en heiden? Is Hij u alles geworden, en zijt gij als niets voor Hem? Zijn armoede uw rijkdom? Verlangt ge er naar om in uw schamelheid te worden bekleed met Zijn Middelaarsgerechtigheid? O, de feestklokken luiden straks: Christus is geboren! Zij het door genade: ja, ook in mijn hart!

St. Maartensdijk

Ds. J. v. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1960

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1960

De Banier | 8 Pagina's