Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

want de geest der dieren was in de raderen. Esechiël 1 : 21b

Het leven is vaak één groot vraagteken.

Een moeder verliest haar kind, en ze vraagt: v^raarom? Een kind verliest vader of moeder, en dat kind vraagt: waarom? Ge hebt een weg van moeite, druk, zorg en lijden, en ook gij vraagt: waarom? « De psalmdichter kende deze „waaroms" ook iu zijn leven. Hoort u maar:

En mijn ziel doorzocht de reden waarom God die tegenheden mij in zulk een mate zond, en wat mij te duchten stond.

Zo zouden wij deze „waaroms" kunnen uitbreiden tot alle terreinen van het leven. Tot het persoonlijk leven, het gezinsleven, het geestelijk leven, het kerkelijk leven, het maatschappelijk leven, het grote volkerenleven. Op al deze terreinen beluisteren wij telkens weer de vraag: waarom?

Heel het leven is vaak een samenloop van allerlei onbegrijpelijke wegen, en de vorst der duisternis maakt er gebruik van om zelfs een kind van God zó in de war te brengen, dat de vraag gaat leven in de ziel: zou er wel een God bestaan?

Bovenstaand tekstwoord roept ons echter op om al die vraagtekens van het leven eens te zien bij hemels licht.

Het was voor Ezechiël ook niet zo gemakkelijk toen hij toefde bij de rivier de Chebar. Volgens Ezech. 3 : 15 verkeerde hij daar met zijn volk te Tel-Abib. Die naam Tel- Abib betekent: zandheuvel. Het was daar dus geen vruchtbare vlakte, neen, het was daar een kale, dorre wildernis. Kanaan met zijn vruchtbare vlakte had hij moeten verlaten. Jeruzalem, de tempel was aan de vijand prijs gegeven ; de Heere was in twist met zijn volk en zo werd die dorre kale zandvlakte te Tel-Abib een prediking van het oordeel Gods! Had de Heere dan Zijn volk verstoten?

Had de Heere dan vergeten genadig te zijn?

Tal van vraagtekenen kwamen er op in Ezechiëls hart. En wat heeft de Heere toen gedaan? De Heere liet over al die vraagtekenen het licht des hemels schijnen. „De hemelen werden geopend", zo lezen wij in vers 1. En wat zag Ezechiël toen?

Hij zag een stormwind komen van het noorden af, een grote wolk, en een vuur daarin vervangen, en een glans was rondom die wolk; en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs.

Dit merkwaardige gezicht betekende voor Ezechiël het komen van de heerlijkheid des Heeren tot die dorre zandvlakte Tel-Abib aan de rivier de Chebar.

Straalde deze heerlijkheid des Heeren voorheen uit boven de ark des verbonds in Jeruzalems tempel, deze heerlijkheid wilde de Heere thans laten uitstralen ook over die dorre zandvlakte Tel- Abib. En in dat komen van de heerlijkheid des Heeren werd Ezechiël gepredikt:

Ezechiël! nu heb Ik Jeruzalem wel verlaten, Jeruzalem ligt onder het oordeel, en nu zullen er wel allerlei vragen in uw hart opkomen, maar nu zal Ik u hier laten zien, hoe Ik ondanks alles Mijn kerk, ja heel de wereld regeer! En toen heeft Ezechiël nog meer gezien.

Hij zag vier wonderlijke dieren. Hij zag wonderlijke raderen, die met die dieren in nauw verband bleken te staan.

Hij zag ook de gelijkenis van een soort kristallen troon. Voor het oog van Ezechiël werd die troon in beweging gebracht door die vier dieren en door die raderen.

Ezechiël zag een bliksemsnelle beweging, vooruit, achteruit, omlaag, omhoog. „De dieren nu liepen — zo staat in vers 14 — en keerden weder als de gedaante van een weerlicht". En in vers 19 lezen wij: „Als nu de dieren gingen, gingen de raderen bij hen, en als de dieren van de aarde werden opgeheven, werden de raderen opgeheven".

Wat was de betekenis daar nu van?

Calvijn heeft gezegd: die levende wezens, die vier dieren met hun vier aangezichten, moeten wij zien als vertegenwoordigers van heel de schepselenwereld, zowel van de mensen- als van de dierenwereld. En deze vertegenwoordigers van heel de schepselenwereld moeten wij hier zien als de dragers van Gods troon, d.w.z. dat God door middel van de schepselen, door middel van de mens vooral, heel de wereld regeert. In die dieren immers was een geest, de geest Gods!

En die geest der dieren, die geest Gods was ook in de raderen, d.w.z. al de raderen van het wereldbestel, de kleinste, de allerkleinste dingen, worden dus door de Geest bestuurd.

Zo lezen wij in vers 12: „waarheen de geest was om te gaan, gingen zij, zij keerden niet om als zij gingen".

Niets geschiedt er dus bij geval, maar alles gaat langs vaste lijnen. Het kan voor ons oog wel eens schijnen: alles gaat verkeerd, alles loopt in de war. Ezechiël zag ook die raderen zó door elkaar gaan, „alsof het ware een rad in het midden van een rad", vers 16. Allerlei omstandigheden kunnen vaak zo op elkaar ingrijpen, dat wij de vaste lijn niet meer zien, maar hoe die raderen van het wereldbestel, van uw geestelijk leven, van uw gezinsleven, van het maatschappelijk leven, ook wentelen en keren, de geest der dieren, de geest Gods is in die raderen.

Ziet, daar ligt troost in. Neen, niet voor de wereld, maar wel voor de in Christus levendgemaakte kerk. Dan is de legerplaats der kerk ook nu nog vaak: Tel-Abib, een dorre zandvlakte. Wegen van druk, moeite, zorg, tranen, lijden, beproeving, doorkruisen dan vaak uw levensweg. Ge weet het vaak niet meer, en ge ziet maar op al die vraagtekenen: waarom? waarom? Maar nu prediken die als maar wentelende raderen de majesteit van Hem, de Koning der koningen en Heere der heren. Die dwars door al de beroeringen van het grote wereldgebeuren heen Zijn Koninkrijk doet komen. Dan blijft er ook in het persoonlijk leven en in het geestelijk leven wel veel onbegrijpelijk, onverklaarbaar, zodat ge uit gaat roepen: „Zou de Heere het weten? Zou er wetenschap zijn bij de Allerhoogste? " Maar in die alsmaar wentelende wielen staat dan voor Gods kerk geschreven, dat alle dingen moeten medewerken ten goede voor degenen, die God liefhebben, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Ezechiël zag de velgen aan die vier raderen vol ogen van rondom. Zo zijn de ogen des Heeren dag en nacht geopend over het grote wereldgebeuren, en in bijzondere zin over degenen, die Hem vrezen. Nu komt het er maar op aan, dat wij die ogen door het geloof leren zien. Buiten Christus zijn die ogen vlammende ogen, ogen vol vuurs. In Christus zijn die ogen Vaderlijk ontfermende ogen.

Zalig de mens, die onder die Vaderlijke ontfermende ogen hier mag leven, straks mag sterven, straks boven alle strijd verheven, mag komen in het eeuwig Vaderhuis.

Dordrecht

Ds. M. Baan

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's