Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begroting van landbouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begroting van landbouw

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Kreeg minister van Aartsen onlangs heel wat kritiek te horen met betrekking tot het woningbouwbeleid, enige tijd daarvoor had de minister van landbouw. Mr. Marijnen, ook heel wat te verduren vanwege zijn beleid inzake de garantieprijzen. Ook toen werden er zeer harde noten gekraakt, maar daarbij bleef het. Er werd zelfs door de voorstanders van het Landbouwschap, waarvan het antirevolutionaire Kamerlid Bieuwenga voorzitter, en het eveneens antirevolutionaire Kamerlid Mr. Biesheuvel vicevoorzitter is, niet eens een motie ingediend om er de minister op aan te dringen de garantieprijs voor de melk en de maximum hoeveelheid melk, waarvoor de garantieprijs zal gelden, te brengen op de door het Landbouwschap bepleite cijfers.

Afgaande op de felle kritiek, die vooral ook door de heer Biesheuvel op het garantiebeleid van de minister was uitgebracht, had men een dergelijke motie toch zeker mogen verwachten. In plaats hiervan echter werd door de voorstanders van het Landbouwschap volstaan met een motie, waarin over het garantiebeleid met geen woord werd gerept. Zij had enkel en alleen betrekking op de uitvoering van het Europees Ekonomisch Verslag (E.E.G.) met betrekking tot de landbouw en diende uitsluitend om de regering bij haar handelingen in E.E.G.-verband een steun in de rug te geven. Wat dan ook in deze motie werd uitgesproken, was niet meer dan een herhaling van hetgeen de minister reeds in zijn rede aangaande het door hem ter zake te voeren beleid had uiteengezet. Tegen deze motie had de minister dan ook geen enkel bezwaar.

Behalve deze motie was er nog een motie van de heer Egas (P.v.d.A.). Hierin werd wel van de Kamer gevraagd uit te spreken, dat naar haar oordeel het landbouwbeleid te kort doet aan de boeren en landarbeiders, maar zij beperkte zich daarbij niet tot het garantiebeleid. Deze motie had dus een veel wijdere strekking, daar het hele landbouwbeleid er in betrokken werd. Er werd, zo stond in deze motie, voor de oplossing van het agrarisch vraagstuk geen uitzicht geboden. Nu is het wel genoegzaam bekend, wat de P.v.d.A. daaronder onder meer verstaat. Evenals zij voorstaat zoveel mogelijk kleine gemeenten tot grotere gemeenten samen te voegen, zo is het ook haar streven om de kleine boerenbedrijven te doen verdwijnen. Met het oog daarop was het de S.G.P.-fraktie niet mo- gelijk aan deze motie haar stem te geven. En daar ze ook de instemming van de grote partijen niet kon hebben, werd ze verworpen.

Een derde motie was ingediend door de heer Mellema (C.H.). Hierin werd uitgesproken, dat ook na het aanbrengen van de kleine verbeteringen in zijn garantiebeleid door de minister, dit de agrariërs op de zandgronden toch nog onvoldoende soelaas zou bieden, weshalve er bij de regering op aangedrongen werd, het garantiebeleid voor de bedrijven op de zandgronden nogmaals aan ernstige beschouwingen te onderwerpen en de Kamer van het resultaat daarvan op de hoogte te stellen. Met deze motie kon door de fraktie der S.G.P. volledig worden ingestemd. Tot stemming kwam het echter over deze motie niet, omdat zij door de indiener werd ingetrokken, nadat de minister had verklaard, dat hij bereid was deze kwestie nog eens nader te overwegen. Na deze inleiding laten wij thans de rede volgen, welke Ir. Van Dis namens de fraktie der S.G.P. bij de algemene beschouwingen over het eerste gedeelte dezer begroting hield. De heer Kodde, die verhinderd was over dit eerste gedeelte het woord te voeren, deed dit bij de behandeling van het tweede gedeelte. Zijn rede zullen wij dus D.V. de volgende week geven.

Ir. Van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de voorzitter! Aangezien mijn fraktiegenoot, de heer Kodde, die gewoonlijk de landbouwaangelegenheden behandelt, wegens ambtelijke bezigheden elders, heden verhinderd is de vergadering bij te wonen, zie ik mij voor de taak gesteld in zijn plaats enkele opmerkingen te maken over de thans aan de orde gestelde afdelingen van de landbouwbegroting, waarbij ik mij wel zeer moet beperken met het oog op de aan onze fraktie voor het gehele hoofdstuk toegemeten spreektijd. Alvorens dit te doen, achten wij het nodig er op te wijzen, dat in onze samenleving en ook in de gewisselde stukken, maar zeer weinig of niets blijkt van het besef, dat wij in alles

diep afhankelijk

zijn van het Godsbestuur, terwijl het toch zo gesteld is, dat zonder Gods zegen niets gedijen zal. De mens kan wel berekeningen maken, maar er behoeft maar weinig te gebeuren, of het komt heel anders uit dan op grond van de berekeningen wordt verwacht. Daarvan hebben wij verleden jaar een proef ondervonden, toen door de langdurige droogte de opbrengsten veel lager waren dan waarop men gerekend had, met het gevolg, dat voor tientallen miljoenen guldens schade werd geleden'. Dit jaar kenmerkte zich daarentegen door een aanhoudende regenval, waardoor de opbrengst van onderscheidene produkten al evenzeer geducht tegenviel. Zo moet een deel van de aardappelproduktie in de grond blijven zitten, terwijl de kwaliteit van de akkerbouwprodukten minder is en de bedrijfskosten veel hoger zijn, zodat de graanoogst grote schade ondervindt. Ook de veehouderij heeft van de vele regenval schade ondervonden, doordat de koeien vroeger naar stal moesten worden gebracht, waardoor hogere kosten ontstonden.

Elke kostenberekening blijkt hierdoor te falen, wat voor dit jaar in het bijzonder geldt met betrekking tot de suikerbieten. De bedrijfskosten zijn hierbij in sommige gevallen meer dan verdubbeld, terwijl ook van mens en dier veel meer gevergd wordt om er voor te zorgen, dat het produkt toch nog van het land op de plaats van bewerking komt. Gelet op de ondervonden tegenslagen, is het door de minister aangekondigde

garantiebeleid

voor de landbouwers dan ook wel zeer teleurstellend, zozeer zelfs, dat allerwegen in het land grote ontstemming onder de landbouwende bevolking is ontstaan, gelijk wel overduidelijk blijkt uit de bij de Kamer ingekomen adressen en voorts uit de publikaties in diverse landbouwbladen, alsmede uit de verslagen van vergaderingen, welke aan het garantiebeleid waren gewijd, een ontstemming, die zelfs zo groot is, dat er, gelijk door de heer Biesheuvel hedermiiddag werd opgemerkt, van een vertrouwenskrisis moet worden gesproken tussen de landbouw en de minister. Algemeen is men dan ook in de landbouw van oordeel, dat de rechtvaardigheid in het door de minister voorgestelde garantiebeleid ten enenmale ontbreekt, doordat de garantieprijzen door de minister zo laag zijn gesteld, dat slechts onder de gunstigste omstandigheden een lonende opbrengst kan verkregen worden. Om van de vele stemmen, waarin ontevredenheid over het garantiebeleid werd uitgesproken, er maar een paar te noemen, wijs ik op die van het Koninklijk Nederlands Landbouw Komité, dat verklaarde door het aangekondigde beleid hevig geschokt te zijn. De R.-k. Nederlandse Boeren- en Tuindersbond noemde het garantiebeleid voor de melk onbegrijpelijk en onbillijk. Vooral het feit, dat de minister de prijs van slechts vijf miljard kg melk wil garanderen en niet de gehele melkproduktie, heeft grote verontwaardiging gewekt, zoals o.m. blijkt uit de brief van de Friese Maatschappij van Landbouw, die onlangs in Drachten een protestvergadering tegen het garantiebeleid belegde, , welke bezocht werd door ca. 1200 veehouders, en waar grote ontevredenheid over dit beleid werd uitgesproken. Ook over het beleid van het Landbouwschap echter was men niet geheel tevreden. Wel werd instemming betuigd met de door het Landbouwschap uitgeoefende kritiek op de melkprijsgarantie, maar men was er niet over te spreken, dat het Landbouwschap in zijn advies aan de minister niet heeft gepleit voor een garantieprijs voor de totale hoeveelheid afgeleverde melk, die, als zich geen tegenslagen voordoen, naar wordt aangenomen, ten minste 6, 7 miljard kg zal bedragen. De uit de kringen van de landbouw gerezen kritiek tegen het garantiebeleid van de minister, mijnheer de voorzitter, is ons inziens alleszins gegrond. Wan­ neer men toch bedenkt, dat de kostprijs van de melk voor een gebied als de

Friese wouden

met zijn gespeciaUseerd melkveehouderijbedrijf ruim ƒ 31, — per 100 kg bedraagt, dan is het toch duidelijk, dat met een garantieprijs voor de melk, als door de minister wordt voorgesteld, n.l. van ƒ 28, 30, onder de huidige omstandigheden niet kan worden volstaan. Dit klemt te meer, omdat door de beperking van de garantie tot vijf miljard kg de gar rantie over de gehele melkhoeveelheid slechts ƒ 26, — a ƒ 27, — per 100 kg bedraagt. Het komt ons dan ook voor, dat op het nieuwe systeem van kostprijsberekening, dat door de minister in overeenstemming met het Landbouwschap is toegepast, heel wat af te dingen is. Er wordt bij dit systeem maar al te zeer uitgegaan van ideale landbouwbedrijven, terwijl het gemiddelde landbouwbedrijf in de praktijk allerminst ideaal is. Ook met het oog op de

arbeiders,

die in de landbouw werkzaam zijn, is de door de minister aangekondigde garantieregeling wel zeer teleurstellend. In het orgaan van de Nederlandse Christelijke Boeren - en Tuindersbond van 25 november 1.1. werd dienaangaande opgemerkt, dat er bij het lage bedrag van de voorgestelde garantieprijs voor de melk geen rekening is gehouden met een marge van loonsverhoging uit hoofde van een produktiviteitsstijging. De voorzitter van de R.-k. Boerenen Tuindersbond, de heer Mertens heeft eveneens op dit pimt de aandacht gevestigd. In het zoeven door mij genoemde landtaouwblad werd hierover vermeld, dat de heer Mertens betoogde, dat er ook in de wiedegebieden bij een garantieprijs van ƒ 28, 30 geen ruimte is voor loonsverhoging, omdat door de beperking van de garantie voor de melk tot vijf miljard kg deze garantie veel lager ligt dan ƒ 28, 30. Ook voor de lichte zandgronden wordt het beleid uitermate funest geacht. Van de zijde der landbouwers op zandgronden wordt er over geklaagd, dat het bezwaarlijk is, een zaaiplan op te stellen, waarbij met de noodzaak van vruchtwisseling wordt rekening gehouden. Ook is de extra toeslag voor de voergranen op de zandgronden niet toereikend om voor de zandgebieden de aanspraak op behoud van de produktiviteitsruimte te honoreren. Het wordt dan ook in de kringen van de landbouw ten zeerste betreurd, dat van de kant van de minister met betrekking tot de moeilijke positie der

gemengde zandbedrijven

van enige tegemoetkoming geen sprake is. Wij dringen er bij de minister dan ook ten sterkste op aan, te dezen een toeschietelijker houding te willen aannemen. En wat de veenkoloniale boeren betreft, dezen zijn er helemaal niet over te spreken, dat wat zij voor de door hen verbouwde haver en rogge boven de kostprijs ontvangen op de prijs van de fabrieksaardappelen in mindering wordt gebracht. Deze boeren hebben te­ gen een dergelijke regeling allereerst principiële bedenkingen, omdat zij van oordeel zijn, dat, wanneer de prijzen van bepaalde produkten niet lonend zijn en er aanvullende maatregelen moeten genomen worden, deze per produkt getroffen behoren te worden, waardoor het karakter van het garantiebeleid op basis van lonende produktenprijzen zuiverder blijft.

Voorts bestaan er uit praktisch oogpunt ernstige bezwaren tegen de voormelde regeling met het oog op de uitvoeringsmogelijkheden. Het geheel overziende, mijnheer de voorzitter, behoeft het dan ook niet te verwonderen, dat men over het algemeen in de kringen der landbouwers het gevoel krijgt, dat hun wel zeer moeizame arbeid, waarvoor het bij velen der niet-agrariërs maar al te zeer aan de toch noodzakelijke waardering ontbreekt, ten dele wordt gebruikt om de levensstandaard voor anderen te verbeteren. Terwijl toch ons land thans een tijd van hoogkonjunktuur, van welvaart doormaakt, kan de landbouw zich slechts met zeer grote inspanning staande houden. De minister beoogt blijkbaar door zijn beleid het opvoeren van de produktie te stimuleren, maar het komt ons voor, dat het garantiebeleid, door de geachte bewindsman voorgesteld, veeleer tot verlaging der produktie zal leiden, daar slechts de prijzen voor bepaalde kwantums, zoals bij de melk en suikerbieten, gegarandeerd worden. In vroeger jaren is de landbouwer en veehouder voorgehouden, dat hij door onderscheidene maatregelen de produktie kon opvoeren. Nu hij dit gedaan heeft en de produktie sterk is toegenomen, wil de minister slechts garantie geven voor een

bepaald kwantum,

dat ver onder de geproduceerde hoeveelheid ligt.

Hierdoor kan de een dus minder ontvangen, omdat de ander meer opbrengst verkrijgt. Immers, als de totaliteit maar niet hoger komt, geldt de volledige garantie. Dus heeft de ene agrariër er belang bij, dat een ander maar minder produceert. Vooral dit jaar zijn de bezwaren tegen de maximumgarantie wel zeer sterk. De opbrengst van suikerbieten is groot, de onkosten zijn zeer hoog en houden nauw verband met de grootte van de opbrengst, want het vervoer kost veel geld en het resultaat is, dat de fabrieken, omdat de opbrengst zo groot is, slechts een laag voorschot durven geven, want het kan zijn, dat door de hoge opbrengst de algehele prijs sterk wordt gedrukt. Stonden hier nu maar andere produkten tegenover, die het bedrijf goed maakten, maar dat is niet het geval. De door de minister voorgestelde garantieregeling kan dan ook onze instemming niet hebben. Wij achten het noodzakelijk, dat de garantie voor

melk en suikerbieten

wordt verhoogd en dat de beperkingen weggenomen worden. Het gaat o.i. niet aan, de agrarische sektor de moeilijkheden te laten opvangen, die eigenlijk uit de gehele beleidsvoering voortsprui- ten, ten einde anderen te helpen. Wij staan ook zeer gereserveerd ten opzichte van de samenwerking in de E.E.G. Het is te vrezen, dat de Nederlandse agrariër de dupe gaat worden van die samenwerking en dat nog dieper ingrijpende maatregelen nodig zullen zijn, naarmate die samenwerking al meer voortschrijdt. Het doel: daar produceren, waar dat het beste en goedkoopste kan, mag een mooi ideaal zijn, maar wij vrezen, dat zulks niet zal zijn te bereiken en dat onze agrariërs de nadelige gevolgen er van zullen ondervinden. De verklaring van de minister, inhoudende, dat de maatregelen, die sommige landen van de E.E.G. ter bescherming van hun eigen landbouwkundige belangen nemen, door hem met

groeiende ongerustheid worden bezien, is te dezer zake wel veelzeggend. Ook wij zouden, evenals dit gedaan is door de sprekers, die mij zijn voorafgegaan, de minister willen vragen wat de regering van plan is te doen, als met die landen geen overeenstemming zal kunnen worden bereikt. Zal de regering zich dan van de E.E.G. distanciëren of zal zij door de knieën gaan en zich bij de mening van de regeringen der betreffende landen neerleggen?

Met het oog op de tijd zal ik op dit onderwerp niet verder ingaan en wil ik besluiten met te verklaren, dat wij ons met het beleid betreffende de garantieprijzen niet kunnen verenigen en derhalve bij de minister ten sterkste bepleiten de garantieprijzen alsnog te verhogen en de beperking tot bepaalde maxima op te heffen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's

De begroting van landbouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's