Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Maatschappelijk Werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Maatschappelijk Werk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Republiek der Zuid-Molukken,

ellendig

Laarbrug

Rotterdammers,

De Ambonezen

Rede van van Dis

Bij de behandeling van bovengenoemde begroting kwamen ook de zaken, welke betrekking hebben op de hier te lande verblijvende Ambonezen, in bespreking. Namens de S.G.P.-fraktie werd daarbij het woord gevoerd door Ir. van Dis. Daar diens rede voldoende duidelijk is, kan met deze korte inleiding worden volstaan en laten we de rede hier volgen.

Mijnheer de voorzitter! De behandeling van de afdelingen, betrekking hebbend op de gerepatrieerden en de Ambonezen, konfronteert ons bij vernieuwing met de ontwikkelingen, welke zich in het voormalige Nederlands-Indië na de soevereiniteitsoverdracht hebben voorgedaan.

Om ons bij de afd. betreffende de Ambonezen te bepalen, waarover de diskussies thans gaan, denken wij aan het schenden door Indonesië van de plechtig aangegane akkoorden van de Haagse Ronde-Tafelkonferentie, waarbij de Indische volkeren het zelfbeschikkingsrecht was toegekend. Het gevolg hiervan was, dat Ambon met behulp nog wel van Nederlandse schepen met wapengeweld door de regering van Soekarno werd overmeesterd en in bezit genomen, waardoor een deel van het vaderland der Ambonezen werd bezet. Dat het die kant zou uitgaan, n.l. dat Soekarno en de zijnen alles in het werk zouden stellen om Ambon als een deel van de republiek Indonesië in te lijven, hebben de Ambonezen al spoedig na de soevereiniteitsoverdracht zien aan­ komen. Het is daarom, dat zij reeds in april 1950 er toe over gingen een eigen republiek te stichten, de

Republiek der Zuid-Molukken,

die tot op de dag van heden ondanks veler tegenwerking en ook ondanks het gebrek aan medewerking van de zijde der Nederlandse regering, nog steeds bestaat en voortdurend van zich doet spreken. Het is wel zeer diep te betreuren, dat deze republiek nog steeds niet is erkend, noch door de regering van Nederland, noch door de Verenigde Naties, terwijl zij toch geheel rechtmatig tot stand is gekomen. Deze begroting laat het echter niet toe, op deze zo belangrijke aangelegenheid verder in te gaan, zodat wij ons zullen moeten bepalen tot de Ambonezen, die zich niet onder het bewind van Soekarno wensten te stellen en naar Nederland zijn overgebracht. Hun aantal bedraagt thans — vrouwen en kinderen meegerekend — ca. 21.000, waarvan het merendeel is ondergebracht in verscheidene over het gehele land verspreide woonoorden. Wij zijn het inzake deze woonoorden geheel met de minister eens, dat de Zuid-Molukkers in deze uit houten barakken bestaande en veelal geïsoleerd gelegen woonoorden niet kunnen blijven. De woontoestand in vele van deze woonoorden is beslist zeer slecht te noemen. Het meest onherbergzaam woonoord moet volgens hetgeen mij daarover onder ogen kwam wel het kamp te Geleen in Zuid-Limburg zijn. recht tegenover het stikstofbindingsbedrijf. Ook in het woonoord te Vught moet de toestand zeer veel te wensen overlaten, al wordt dit, zoals mij gisteravond bleek, ook wel betwist. Afgaande echter op een bericht in de pers van een met name genoemde dame uit Velp, die op een vrije zaterdag dit kamp bezocht, zou ook in dit kamp de toestand zelfs

ellendig

moeten worden genoemd, wat zoeven door de geachte afgevaardigde, de heer Scheps, die dit kamp eergisteren heeft bezocht, werd bevestigd.

Hoewel wij gaarne gezien hadden dat dergelijke toestanden voorkomen waren geworden, verheugt het ons, dat de minister voor de over het algemeen slechte toestand der woonoorden een open oog heeft en in de memorie van antwoord verklaart, dat verandering en verbetering van woongelegenheid noodzakelijk is, ja, dat te verwachten is, dat er eind 1960, begin 1961 ongeveer 300 Ambonese gezinnen gehuisvest zullen zijn in stenen woningen, te weten in Winterswijk 71, in Appingedam 50, in Delfzijl 48, in Cuyk 8, in Hoogkerk 25, in Moordrecht 42, in Rijssen 22, in Bameveld 6 en in Waddinxveen 28.

Al is het aannemelijk, dat de bewoners van woonoorden, waar de woonsituatie zoveel minder is dan in het woonoord Laarbrug te Ommen, bij het overbrengen naar andere en betere woongelegenheden moeten voorgaan, toch achten wij het nodig, nog eens met alle nadruk bij de minister te bepleiten, dat ook de bewoners van het woonoord

Laarbrug

zo spoedig mogelijk naar andere woongelegenheden zullen worden overgebracht. De minister rnerkt in de memorie van antwoord wel op, dat de woonsituatie in dit woonoord aan redelijke eisen voldoet en in vergelijking met vele andere woonoorden zelfs gunstig kan worden genoemd, maar wanneer ik afga op wat mij door

Rotterdammers,

die het woonoord Laarbrug kort geleden bezochten, dienaangaande werd medegedeeld, dan is het toch ook in dat woonoord allerminst rooskleurig gesteld. De toestand moge er dan niet zo zijn, als b.v. in het zoeven door mij genoemde woonoord Geleen, dat er ook voor de bewoners van het kamp Laarbrug een betere woongelegenheid behoort te worden bewerkstelligd, staat voor ons vast. Behalve voor het verkrijgen van een betere woonsituatie, achten wij dit ook nodig met het oog op de onaangename toestand, dat deze kampbewoners zo ver van hun werk verwijderd wonen, waardoor zij genoopt worden elke dag, ook bij ongunstige weersgesteldheid, vroeg van huis te gaan en uren in de bus te zitten, o.m. naar Almelo en Deventer. Ook met het oog op het bewerken van een nauwer kontakt met de Nederlandse bevolking, is het noodzakelijk, dat de Zuid- Molukkers uit de woonoorden naar woningen in diverse ge- Barneveld

hygiënische en medische

Indonesiër

roeenten worden overgebracht. Over het al of niet stichten van woonwijken is in deze Kamer reeds menig woord gezegd. Voor de assimilatie onder de Neder landse bevolking ware het ongetwijfeld te verkiezen, wanneer zij konden worden ondergebracht niet in woonwijken, die min of meer op getto's gaan gelijken, maar in woningen, die gelegen zijn tussen de door Nederlanders bewoonde woningen. Dit zou beslist bevorderlijk zijn voor een nauwer kontakt met de Nederlandse bevolking. Deze zaak echter is niet eenvoudig. De minister zelf deelt ons dienaangaande in de memorie van antwoord mede, dat de Ambonezen voor het merendeel niet bereid zijn te midden der Nederlanders te wonen, doch de voorkeur geven aan het naast en bij elkaar blijven wonen. Voor dit standpunt der Ambonezen kunnen wij ook wel begrip hebben, wanneer wij bedenken, dat dit verband houdt met de door hen gekoesterde hoop, dat voor hen op de een of andere tijd het ogenblik zal aanbreken, dat zij naar hun vaderland kunnen terugkeren. Het beste zou dan ook zijn, dat beide manieren worden gekombineerd, zodat er in een stad of groot dorp een woonwijk komt als kern, en dat Ambonezen, die op enige afstand daarvan verspreid wensen te wonen, daartoe in de gelegenheid worden ge­ steld, zoals dit te

Barneveld

reeds het geval is. Het voordeel van deze methode is, dat dan toch het groepsverband behouden blijft.

Voorts zal bij het overplaatsen naar andere woongebieden rekening dienen te worden gehouden met de godsdienstige overtuiging zodat bijvoorbeeld Zuid-Molukkers, die de christelijke belijdenis zijn toegedaan, worden overgebracht naar gemeenten, waar zij in godsdienstig opzicht aanslmting vinden. Wij dringen er ten sterkste bij de minister op aan, hiermede terdege rekening te houden. Allerlei moeilijkheden zullen dan zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen en bestaande moeilijkheden uit de weg worden geruimd.

Wat het kleuteronderwijs betreft, komt het ons wenselijk voor, dat de Ambonese kleuters tezamen met de Nederlandse kleuters dit onderwijs ontvangen. Dit zal er ongetwijfeld toe medewerken, de band tussen Nederlandse en Ambonese kinderen te versterken zolang deze nog hier te lande moeten blijven, indien onverhoopt het tijdstip, waarop de Ambonezen naar hun eigen land, naar de republiek der Zuid-Molukken zullen kunnen terugkeren, nog in een ver verschiet mocht liggen. Slechts in gevallen van uiterste noöSzüK zal dèrnaive tot het bouwen van eigen kleuterscholen voor de Ambonezen behoren te worden overgegaan.

Met de minister zijn wij het eens, dat de stichting van een woonwijk niet afhankelijk mag worden gesteld van de vraag of er op de kleuterscholen in de plaats van vestiging al dan niet plaats is of kan worden gemaakt voor de Ambonese kleuters. De beslissende faktor zal hierbij moeten zijn of er in die plaats werkgelegenheid is voor de Ambonezen. Mijnheer de voorzitter. Voorts zou ik de minister willen verzoeken op de

hygiënische en medische

toestanden in de woonoorden, maar ook op de scholen voortdurend het oog te doen houden. Ten slotte wil ik nog enige opmerkingen maken over het feit, dat het in bepaalde woonoorden Ambonezen, die voorstanders zijn van de republiek der Zuid- Molukken, moeilijk wordt gemaakt door hen, die Indonesisch georiënteerd zijn en het liefst zo spoedig mogelijk naar Indonesië zouden gaan. De minister merkt in de memorie van antwoord op, dat haar deze situatie niet bekend is, maar ik zou dan toch de aandacht van de minister willen vestigen op de officiële publikatie van de voorlichtingsdienst der republiek der Zuid-Molukken, genaamd „Nieuws in het kort over de republiek Zuid-Molukken", en wel op nummer 11, van 25 september 1960. Hierin wordt medegedeeld, dat in sommige Ambonezenkampen in Nederland de kampbewoners in het geheel niet vrij zijn in hun politieke opvattingen. Deze toestanden treft men niet aan in de B.P.R.M.S.-kampen, dit zijn de kampen, die worden bewoond door leden van de grootste en belangrijkste organi satie onder de Ambonezen in Nederland. De Ambonezen in deze kampen zijn eenparig vóór het terugkeren naar een vrije en onafhankelijke republiek der Zuid- Molukken. Er zijn echter ook enkele kampen, zoals de Crams, de K.R.P.P.T.- en G.O.S.M.-kampen, waarvan een deel der bewoners zich geen Ambonees of Zuid-Molukker noemt, maar zich als

Indonesiër

beschouwt. Het is echter gebleken, dat er onder hen ook zijn, die het op dit punt met de kampleiding niet eens zijn. De betrokkenen durven van hun afwijkende opvatting echter niets te laten blijken, omdat de kampleiding er niet voor zou terugdeinzen, het leven van deze mensen zuur te maken en zelfs vergaande represailles te nemen. Dat is men te weten gekomen doordat het is

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Maatschappelijk Werk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1961

De Banier | 8 Pagina's