Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben het; vreest niet.

Markus 6 : 50

IV.

En ziet, Jezus kwam tot hen. Wat een verrassing. Het Is geen wonder, dat ze het niet geloven kunnen, dat dit zou gebeuren. Ze schreeuwen het uit. Ze denken aan een spook. Och, dwazen. Ja, vol met het bijgeloof van die tijd. Ze denken aan een spook. De kerk neemt zoveel over van het bijgeloof van haar eigen tijd.

Het is ook ongeloof. Dat is zeker. En 'ongeloof is zonde. De Heere zegt het straks van hen, dat ze verhard van hart zijn. Ze denken niet meer aan de broden. O, in die vermenigvuldiging van die 5 broden hebben ze zo duidelijk de almacht Gods kunnen bewonderen. Bij Christus zijn alle dingen mogelijk. Maar ze denken er niet meer aan nu. Vol ongeloof en verhard van hart.'

Dat is niet de verharding waar het Woord van spreekt tot oordeel. Dat is vreselijk, als een mens aan die verharding wordt overgegeven. Dat gebeurt als de tijd der genade voor een mens voorbij is. Ja, dat kan hier in het leven. Denk aan de- farao. Maar de Heere bedoelt hier iets anders. Och, juist die discipelen leven het in dat ze een hard hart omdragen. Van nature hebben we er geen erg in, genade doet het ervaren dat ons hart hard is. En hoe meer oefeningen dat de kerk opdoet, hoe meer dit eigen harde hart gekend wordt en hoe meer het uitdrijft tot de Heere, opdat Hij bij de gedurigheid het harde hart wegneme en het hart week make.

De Heere Jezus komt in Goddelijke macht tot hen over het water. Hierin toont Hij Zijn waarachtig God zijn. Alle elementen zijn Hem onderworpen. Hij kan over het water wandelen als over een harde weg. Niets staat Hem in de weg. De kerk heeft een Heiland, Die waarachtig God is. O, daarom ligt ook de verlossing zo vast. „Niemand zal ze uit Mijn hand rukken", zegt Hij ook elders. Maar dit geeft hun hier vrees. Hoe nodig is het dat Hij Zich nader bekend maakt. Hier komt de Goddelijke glans tot hen. En ach, dan verschrikt een mens. Denk maar aan de herders in de Kerstnacht; denk aan al de engelverschijningen, in het Oude en in het Nieuv/e Testament beschreven.

Overal de vrees. Wie kan bestaan voor de heerlijkheid Gods? Dan ervaart een mens wat Mozes ervoer: Heilige grond. En Jesaja: Wee mij, onrein en wonend temidden van een volk, dat onrein van lippen is.

Een mensenkind kan enkel vertroost worden als de Heere in Christus Jezus tot hem of haar komt in gunst. Daartoe is nodig dat de Heere Jezus Zich niet enkel in Zijn Goddelijke majesteit vertoont, maar ook Zich bekend maakt als Degene, Die is afgedaald in onze natuur. Daarom was het nodig dat Hij hen aansprak en zeide: , Jk ben het, vreest niet".

Zien we wel, dat de Heere Zich dient bekend te maken. En dat telkens en telkens weer opnieuw? Wat staat dat ver af van het zogenaamde christendom, dat het maar nemen kan en vasthouden, dat het eens belijdt en het altijd met die belijdenis kan doen. Er is een voortdurende bediening van boven nodig, wil Gods kerk het kunnen geloven en er door vertroost zijn. En dat houdt juist zo laag aan de grond, dat houdt missend en behoeftig. De wetenschap maakt niet zalig, het moet toegepast aan het hart. O, en als Hij het hun toeroept: „Ik ben het!" Wat een vertroosting daalt er dan in hun ziel. Hij is het, Die ze kennen, hunner één, uitgenomen de zonde.

„Ik ben het". Wat ligt daar alles in, in dat „Ik". Ja, Hij is „de Weg", „de Waarheid", „het Lfeven", „het Brood", „de Drank", „de perder", „de Wijnstok". Hij is alles wat Zijn kerk mist en niet missen kan. De discipelen hebben alles mee. Ze hebben dus ook een vertroostende Jezus. Ze hebben een biddende Jezus en een komende Jezus, en ook Eén, Die hen vertroost. Maar op Zijn tijd.

Dat is dan als een mens het met dat eigen „ik" niet meer kan houden. Als ze .aan alle kanten vastlopen en geen raad meer v/eten. Dan is er plek voor die troost, en dan is het enkel meeval. Want nergens recht op, geen verwachting meer. En ziet, dan is Hij er in de vierde nachtwake. Daar ligt een nacht van oefening tussen.

Een nacht, waarin ze van alles afgebracht worden.

Wie in de weg van het Woord mag gaan en geleid wordt met de discipelen, die zal het ervaren dat in die weg van het Woord een mens van alles afgebracht wordt, opdat het enkel genade zij wat er overschiet. Juist als we in de weg van het Woord Gods worden geleid, raken we alles kwijt. Dat is een weg tegen vlees en bloed in. Wij willen met behoud van ons zelf zalig worden. Maar enkel zondaren kunnen zalig worden. Dan houden wij geen godsdienst meer over, ja geen gebed meer. Dan schiet er enkel een zondaar over. En in die weg is het zich afpijnigen.

Kostelijk als dit gevonden wordt. Want waar dit is, daar is niet een meedrijven met de stroom van deze tijd; daar is een worstelen. Want wat waarlijk bekommerd is geraakt over zijn zieletoestand, over zijn zonde, dat vindt nergens anders rust dan in het kruis van Jezus Christus.

lA/'ant alleen zo kan een mens met Gcd verzoend worden en ge­ meenschap met de. Vader leren oefenen. En wij zijn God kwijtgeraakt in het paradijs, we moeten met God weer verzoend. O, waar het echt is, daar kan al het andere ons niet bevredigen, hoe groot het ook is.

En wie er iets van heeft leren smaken, van deze Middelaar, die moet er gedurig maar weer in geoefend om toch buiten dat reini-» gend bloed des Heeren niets te zoeken. Dan schiet er telkens bij vernieuwing weer niets anders over dan een onbekeerd mens, die enkel van genade kan leven. En daar wordt een teer leven gevonden ook in het leven van elke dag. Wat is dat Godeverheerlijkend, en dat is ook zielsvertroostend en zielzaligend. Daar krijgt de Heere de eer en is alles goed wat Hij doet, en mogen Zijn wegen goedgekeurd. Want daar geldt het, tot vertroosting in de ziel toegepast: „Ik ben het". En dat volk mag eeuwig bij Hem zijn. Daar is geen strijd meer, want daar houdt het eigen „ik" op en is God alles en in allen.

Groenekan

Ds. B. Haverkamp

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1961

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1961

De Banier | 8 Pagina's