Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Volkshuisvesting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Volkshuisvesting

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van de heer D. Kodde

II.

Nadat de heer Kodde in het eerste gedeelte van zijn rede bij bovengenoemde begroting er op gewezen had, dat het geen gezonde toestand is, wanneer huwelijken moeten worden uitgesteld, omdat er geen woning beschikbaar is, vestigde hij er ook de aandacht op dat het evenzeer een bedenkelijk verschijnsel is, dat het volk aan overheidsbijdragen wordt gewend, terwijl ieder kan konstateren, dat er in vele gevallen gelden worden besteed voor zaken, die niet alleen gemist kunnen worden, maar die zelfs een verderfelijke invloed op ons volk uitoefenen. Om zich ten deze nader te verklaren, ging de heer Kodde in het vervolg van zijn rede op deze kwestie nog wat nader in, om daarna nog enkele andere facetten van de woningbouw te bespreken.

De heer Kodde vervolgde zijn rede aldus: Mijnheer de voorzitter. De geachte afgevaardigde, de heer Bommer, heeft blijkbaar een voorgevoel gehad van hetgeen ik daarover zeggen zou, maar ik moet zeggen, dat ik daarbij denk aan het bezoeken van bioskopen, het bijwonen van toneel- en andere voorstellingen en ook aan het gebruik van de televisie. Zou het niet meer aan te bevelen zijn, dat ons volk eerst geleerd werd te zorgen voor de primaire levensbehoeften, waartoe een woning behoort en het niet te leiden in een richting, die afleidt van God en Zijn Woord? Ik hei) er begrip voor, dat inzake de bijdrageregeling voor de woningbouw niet alles opeens is om te zetten.

Maar ons streven moet er toch op gericht zijn — en daarin stemmen wij In met het beleid van deze minister en stemmen wij dus ook in met zijn plaimen inzake de verdeling — om tot de meer

gewone toestand terug te keren. Wel heb ik zeer grote vrees, dat een groot deel van ons volk het onderscheid tussen wat nu is en het gewone niet voor ogen staat en dat gemeend wordt, dat wat nu is of geweest is de meest gewone gang van zaken is. Toch acht ik, dat de bemoeiingen van de overheid nog te veel zijn en dat nog met meer kracht naar het vrijere zal moeten worden gestreefd. Er zal wel steeds een deel van ons volk zijn en blijven, dat niet in staat is voor zich zelf te zorgen en dtis ook niet voor een woning.

Hoe moeilijk het ook is — tot het onmogelijke acht ik het niet te behoren — er zal gestreefd moeten worden om die personen meer rechtstreeks te helpen. Een algemene regeling, waardoor ook die personen geholpen zijn, lijkt mij een onmogelijkheid. Er is een te grote verscheidenheid dan dat een algemene regel is te stellen, die voor allen goed is. Wat de

grondkosten

betreft, meen ik, dat het, in het algemeen, juist moet worden geacht, de werkelijke kosten in rekening te brengen.

Toch ben ik van oordeel, dat er wel uitzonderingen zullen moeten worden toegelaten. Er zullen ook wel toestanden zijn, die er toe nopen de kosten van de ontsluiting niet geheel in de grondprijs te doen verrekenen. Daarbij heb ik het oog op aanleg van terreinen, en ook wel uitsparingen in het onteigende of aangekochte terrein voor het algemeen gebruik. Die terreinen zijn dan meestal niet alleen dienstig voor het nieuwe deel, maar ook voor de bestaande kernen.

Ook een meer luxueuze opzet kan de kosten van de grond doen stijgen. Is het dan juist, die kosten te verrekenen in de grondprijs, het rijk te laten betalen in die kosten en voor een hogere bijdrage voor de bouw, de vrije bouwer die algemene lasten te laten betalen ten koste van het onderhoud, en, wat nog meer spreekt, ten koste van een hogere huur? Mèt de minister hoop ik, dat de kolleges van burgemeester en wethouders de hun opgedragen taak inzake het

naar behoren verrichten, maar ik vrees, dat weleens wordt vergeten, dat de welstandskommissies alleen een adviserende taak hebben. Het is toch in de praktijk wel gebleken, dat er wel adviseurs zijn, die op de zetel van de bestuurder gaan zitten, en er zijn helaas ook wel bestuurders, die dat toelaten, en dan gaat het niet goed.

welstandstoezicht

Vooral het begrip „welstand" is een moeilijk onderwerp. Immers, wat de ene mooi acht, vindt de ander lelijk.

Voorzichtigheid, hoewel steeds passende, is in dezen bijzonder nodig. Er zal verscheidenheid zijn, maar zij maakt het geheel menigmaal sierlijker.

Geldt dit nu voor de adviezen inzake welstand, het geldt ook voor de ontwerpen van uitbreidingen. Meestal wordt dat als een zuiver technische en deskundige aangelegenheid beschouwd. Wordt echter v/el voldoende rekening geliouden met de praktijk? Wordt

wel de m ge eenvoud en soepelheid '--'-•' •^"'•" betracht? In dit verband wil ik toch ook nog aandacht vragen voor de

waterbeheersing.

In de laatste maanden is wel gebleken, dat deze nog niet is zoals gewenst zou zijn. De minister meent wel, dat er voldoende aandacht aan wordt gegeven, maar het is toch wel gebleken, dat de aandacht van voorheen, zo zij er is geweest, niet heeft geleid tot een goede oplossing.

Interdepartementaal overleg zal daarbij nodig zijn, want het zijn niet alleen de belangen van de bewoners, maar ook die van de agrariërs, die in het gedrang kunnen komen. Waar waterbeheersing in het algemeen een taak is van waterstaat, acht ik het wel nodig, dat ook de minister van verkeer en waterstaat in het overleg wordt betrokken.

Vroeger werd gebouwd op gronden, welke hoger lagen. Thans ziet men overal uitbreidingen, ook in zelfs zeer lage gebieden. Naar mijn mening zal gestreefd moeten worden naar een afzonderlijke, goed gescheiden waterbeheersing, of door ophoging of op andere wijze. Waar onze vaderen de wetenschap hebben vergaard, weet ik niet, maar ik vermoed, dat zij door de praktijk wisten, dat in de lage landen aan de zee met water moest worden rekening gehouden.

Het zou goed zijn, als de planologen daaraan meer aandacht schonken. Het is niet uitgesloten, dat zij zich dan minder zouden bemoeien met zaken, die niets met de bouw hebben te maken. De heer Van der Peijl (C.H.U.): Dat is uw stokpaardje. De heer Kodde (S.G.P.): Ik mag dat ook weleens berijden! Mijnheer de voorzitter. Het is te betreuren, dat nog velen in

krotten

moeten wonen en dat er geen mogelijkheid is, de krotten te doen vervangen door goede woningen. Het lijkt mij, dat het huurbeleid de krotvorming tot op zekere hoogte in de hand werkt, althans kan werken. Immers, als voor de woning niet een huur kan worden verkregen, waardoor behoorlijk onderhoud en het aanbrengen van verbeteringen mogelijk is, zal zulks het verval van de woningen in de hand werken. Er zullen, inderdaad, helaas gevallen zijn, waarin de huiseigenaar zich het lot van zijn huurder niet aantrekt, maar er zullen er ook zijn, voor wie het niet mogelijk is te doen wat zij wel zouden willen doen om het woongerief te verbeteren, omdat de middelen ontbreken.

Het euvel zal moeten worden tegengegaan door het weg te nemen. Zolang er krotten zijn, zullen ze bewoond worden en het zal bezwaarlijk zijn de krotten op te ruimen, ais er geen vervangende woongelegenheid is.

Een huurverhoging is ondubbelzirmig in uitzicht gesteld. Voor het meer aanpassen aan de kosten, welke een behoorlijke exploitatie mogelijk maken, is er aanleiding. Toch zal bij een verhoging der huren naar twee zijden dienen te worden gekeken. Er zal een noodzaak zijn, dat de exploitant er uit kan komen, wat niet

inhoudt, dat hem woekerwinst moet ten deel vallen, doch wel dat goed onderhoud en het aanbrengen van verbeteringen uit de huur betaald kan worden. Van tweeën één: of de staat zal het moeten doen door middel van een bijdrage voor onderhoud, enz. of de kosten zullen door de huren moeten worden gedekt. Anderzijds zal gezien moeten worden op de bewoner. s n nebzdMi

Reeds heb ik gezegd, dat er wel uitgaven worden gedaan voor nutteloze en schadelijke dingen, maar er mag toch ook wel worden gedacht aan de kosten van levensonderhoud, die, voor s p gzid

grote gezinnen

in het bijzonder, zwaar kimnen wegen.

Stelt hen in staat de huur, die voor de exploitatie nodig is, op te brengen, voor zover het middel daartoe voor de hand ligt. Het gaat niet aan de huren maar te verhogen zonder maatregelen te nemen, die het betalen mogelijk maken.

Het gaat niet alleen om de huren van de nog te bouwen woningen, maar om de huren voor alle woningen, dus ook voor de oudere. In dit verband wil ik opmerken, dat er wel klachten zijn, dat de richtlijnen voor de huuradvieskommissies het toestaan van een hogere huur in de weg staan en dat die kommissies te veel gebonden zijn. Doch al wordt toestemming verleend tot enige verhoging, dan nog zal het verschil tussen de huren van een oudere en een nieuwe woning nog wel zo groot zijn, dat de huurder geen pogingen zal aanwenden om een andere duurdere woning te betrekken. De praktijk wijst toch wel uit, dat de goedkope woningen ook worden bewoond door hen, die wel een hogere huur zouden kimnen opbrengen. Voldoet de woning niet aan de eisen en wordt zij deswege verlaten, dan zal het niet juist zijn daar gezinnen heen te zenden of het daarheen zenden van de gezinnen te bevorderen, welke financiële moeilijkheden hebben. Voor die gevallen acht ik individuele hulp alleen het aangewezen middel.

Nadat de minister de sprekers beantwoord had, werd er gerepliceerd. Ook de heer Kodde nam aan de repheken deel, waarbij hij de navolgende in de rechten en was gedurende de laatste jaren van het leven van zijn vader vice-premier, zodat hij niet vreemd tegenover de staatszaken staat. Desniettemin kan hij nog voor menig moeilijk ogenblik komen te staan, want het is van hem bekend, dat hij vrij sterk aan de kant van het westen staat. Met zijn vader was dit de laatste tijd anders, onder invloed van de Frans-Algerijnse politiek. Deze had hem meer en meer in het kielzog van Rusland gebracht, dat er op uit is om de banden, die er nog tussen Afrikaanse landen en het westen bestaan, zo veel mogelijk los te weken. Het was reeds zó ver, dat Rusland aan Marokko de toezegging van de levering van straaljagers deed, waarvan kort geleden de eerste exemplaren in Marokko zijn aangekomen. Verwacht wordt, dat koning Hassan II wat dit betreft een andere koers zal gaan volgen, wat echter de revolutionaire, machtige vakbonden wel niet naar de zin zal zijn. Deze waren sterk gesteld op de overleden koning, die steeds zo wist te maneuvreren, dat hij zowel bij de linkse als bij de religieus-mohammedaanse groepen en de plattelandsbevolking in de pas bleef. Het was ook onder invloed der linkse groepen, dat de overleden koning destijds aan Amerika verzocht de bases, die dit land tot dan toe in Marokko bezat, op te ruimen. Hierna kwam er wel een kentering, doordat de linkse regering door een regering, bestaande uit onafhankelijke konservatieven en gematigde linkse figuren vervangen werd, maar dit neemt niet weg, dat men van de kant van de vakbonden het de nieuwe koning nog zeer moeilijk zal kunnen maken. Dit klemt te meer als bedacht wordt, dat de maatschappelijke en ekonomische toestand in Marokko verre van rooskleurig is. Een aantal werklozen van 500.000 spreekt ten deze reeds genoeg voor zichzelf. Ook het nog steeds niet ingelost zijn van de door de overleden koning gedane belofte, dat de door de verschrikkelijke aardbeving verwoeste stad Agadir binnen een jaar na de ramp weer opgebouwd behoorde te zijn, draagt er toe bij, dat de stemming onder het volk in Marokko niet al te best is. Koning Hassan II heeft dan ook blijkbaar heel goed begrepen, dat hij niet mocht aarzelen onmiddellijk de nodige maatregelen te nemen om eventuele aanslagen te voorkomen. Hij gaf namelijk aan het leger bevel de openbare gebouwen en het radiostation van de residentie Rabat door de troepen te laten bezetten, en ook Casablanca, één der grootste steden van Marokko, te versterken. Algemeen wordt dan ook verwacht dat koning Hassan II de aanknoping van banden met Rusland, waarmede zijn vader begonnen was, niet zal voortzetten.

Al heel spoedig werd de 31-jarige vorst betrokken in de kwestie Algerije. Zoals bekend, stelt president De GauUe van Frankrijk alles in het werk om tot een toestand van vrede te komen met de Algerijnse opstandelingen, die in het kort worden aangeduid als de P.L.N. Daartoe heeft hij president Bourguiba van Tunesië in de arm genomen, die bekend staat als de meest gematigde der Noord-Afrikaanse leiders en die ook sympa-

tiek tegenover Frankrijk staat, al liet de verhouding tussen hem en Frankrijk tengevolge van de Algerijnse kwestie de laatste tijd wel veel te wensen over. Na het onlangs plaats gehad hebbend referendum en de tegemoetkomende houding van De Gaulle zijn de banden echter weer aanmerkelijk verstevigd. Bourguiba was ook juist daarom zo zeer de geschikte persoon voor De GauUe, omdat hij in kontakt staat met de leiders der opstandelingen, waarvan Ferhat Abbas de voornaamste is.

Het is dan ook zover gekomen, dat Bourguiba naar Parijs is gekomen en daar in het kasteel Ramboillet op 50 kilometer van Parijs met De Gaulle een onderhoud heeft gehad, dat een zeer gunstig verloop heeft gehad. Volgens het kommuniqué toch, dat na dit onderhoud werd uitgegeven, vielen er mogelijkheden en verwachtingen voor een positieve en snelle ontwikkeling van het Algerijnse vraagstiik te konstateren. De beide staatslieden waren het er over eens geworden, dat de oplossing moet gezocht worden in het vormen van een nauwe verbinding van Marokko, Tunesië, een zelfstandig Algerije en Frankrijk, die dan gezamenlijk de Sahara voor hun rekening moeten nemen.

Over dit plan moet dus onderhandeld worden zowel met Marokko als met de Algerijnse opstandelingengroep, de F.L.N., die volgens Bourguiba vrij veeleisend is onder andere door de Sahara met zijn oliebronnen voor Algerije op te eisen. Reeds had Bour­

guiba kontakt met Ferhat Abbas, die evenals hij naar Rabat was' gekomen om de begrafenis van koning Mohammed V bij te kunnen wonen.

Ook koning Hassan van Marokko nam deel aan de besprekingen, waarvan het resultaat was, dat overeenstemming werd bereikt over hun houding in de Algerijnse kwestie. Ferhat Abbas was het er mee eens, dat er nu niets meer in de weg mag staan van rechtstreekse onderhandelingen tussen Frankrijk en de F.L.N. Afgewacht moet nu echter worden wat hiervan komt, daar Ferhat Abbas eerst nog met de andere leiders der F.L.N. de voorgestelde plannen moet bespreken en onder deze zijn ook extremisten, die het Ferhat Abbas nog zeer moeilijk kunnen maken.

Wat de toestand in de Kongo betreft, zij vermeld, dat de Kongolese leiders Tsjombe, Ileo en Kalondji besloten hebben een topkonferentie te houden om de toekomst van de Kongo te bespreken. Wel zeer merkwaardig is, dat zij daartoe ook Gizenga, die een aanhanger van hun vijand Loemoemba is, hebben uitgenodigd. Verder is de toestand in de Kongo nog erg onoverzichtelijk, alleen staat het vast, dat er weer duchtig gemoord is. Inmiddels is van de zijde van Amerika verklaard, dat de Verenigde Staten geen enkele buitenlandse inmenging in Kongo zullen dulden, dus noch van de Sovjet-Unie noch van enige der andere Afrikaanse staten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1961

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Volkshuisvesting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1961

De Banier | 8 Pagina's