Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Spelling - Schipperskinderen - Homeopathie

Rede van Ir. van Dis

II.

De vorige week gaven wij het eerste gedeelte van de rede, door Ir. van Dis namens de S.G.P.fraktie bij de algemene beschouwingen over de begroting van onderwijs gehouden. Hieronder volgt thans het vervolg dezer rede. Is. van Dis sprak aldus:

Mijnhesr de voorzitter. Door de geachte afgevaardigde, de heer Kleijwegt is zoeven de

spelling

onzer taal ter sprake gebracdit, een punt, dat helemaal niet in de stiikken wordt genoemd. U hebt dit ook toegelaten, mijnheer de voorzitter, dus ik wil er ook heel kort iets over zeggen. Ook ik wil verklaren, dat de huidige spelling ons in het geheel niet kan bevre­ digen. Door de laatste spellingsregeling is er een grote verwarring ontstaan, waardoor aan de Nederlandse taal allerminst een goede dienst is bewezen. Ook hier is het gezegde van toepassing, dat alle verandering nog geen verbetering is.

Wat voorts de salarissen van de leraren bij het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs betreft, is men dan eindelijk tot overeenstemming gekomen, al heeft het zeer lang geduurd voor het zover was. Bevredigend is de toestand echter nog allerminst, wanneer ten eerste wordt gelet op het feit, dat hoofden van lagere scholen, die leraar aan een kweekschool worden, in salaris aanmerkelijk achteruitgaan, en ten tweede gelet wordt op het geringe verschil tussen de salarissen der direkteuren en rektoren en die van de leraren, terwijl de eerstgenoemden toch een grotere verantwoordelijkheid hebben dan de laatsten. Voorts is ook het salaris der inspekteurs, zoals uit de memorie van antwoord blijkt, lager dan dat van de direkteuren van grote en middelgrote scholen. Ook dit achten wij een ongewenste verhouding. Waar de minister aangaande een en ander mededeelt, dat hij er zich zorgen over maakt, waaruit blijkt, dat ook hem de hier gesignaleerde toestand niet bevredigt, bepleiten wij bij hem, zijn invloed aan te wenden om te dezer zake betere verhoudingen te verkrijgen. Inzake de

scholenbouw

is het wel zeer teleurstellend, dat zovele aanvragen om bouwvergunning van schoolbesturen, vooral in de provincies Zuidholland, Noordholland en Utrecht, moesten worden afgewezen met het oog op de spanningen op de bouvimiarkt. Aangezien gebleken is, dat de ervaringen met de systeembouw gimstig zijn en het voordeel van deze bouw is, dat met minder arbeidskrachten kan worden gewerkt en de bouwtijd korter is, komt het ons voor, dat hiermede moet worden voortgegaan om in de grote behoefte aan schoolruimte te kunnen voorzien. Mijnheer de voorzitter. Ten aanzien van het onderwijs aan

schipperskinderen

zouden wij er bij de minister en de desbetreffende staatssekretaris ten sterkste op willen aandringen, dit onderwijs zoveel mogelijk te steunen, ook financieel. Voorts zouden wij bij de minister willen bepleiten, alsnog terug te komen op de afwijzende beschikking inzake het verlenen van sub- sidie voor de stichting van een protestants-christelijke h.b.s. te Axel. Een dergelijke school wordt door de protestants-christelijke bewoners in Zeeuws-Vlaanderen als een grote behoefte aangemerkt. Zeeuws-Vlaanderen gevoelt zich toch steeds al in menig opzicht achteruitgesteld. Het is wel zeer wenselijk, dat de minister alsnog zijn medewerking verleent aan het stichten van deze streek-h.b.s.

Mijnheer de voorzitter. Het antwoord van de minister op de in het voorlopig verslag gestelde vraag, of hij het niet van groot belang voor de algemene vorming der medische studenten acht, dat zij ook onderricht ontvangen in de

homeopathische en vivisectievrije

geneeskunde, ongeacht of zij hiervan later al dan niet gebruik zullen maken, is wel zeer teleurstellend. De minister toch antwoordt, dat hij het bezwaarlijk vindt stelling te nemen ten opzichte van een voor deskimdigen zo kontroversieel gebied als dat van de homeopathische en vivisectievrije geneeskunde, waarbij volgens hem bovendien niet alleen vragen op wetenschappelijk terrein in het geding zijn. Derhalve meent de minister zich voorshands van de op dit punt gevraagde uitspraak te moeten onthouden. Dit antwoord van de minister, mijnheer de voorzitter, heeft ons er niet toe kunnen brengen deze zo gewichtige aangelegenheid maar verder te laten rusten. Het is toch een onomstotelijk feit, dat tal van artsen in ons land de homeopathische geneeswijze toepassen, en ook, dat er in Utrecht zelfs sedert tientallen jaren een ziekenhuis bestaat, waar de homeopathische geneeskunde wordt toegepast. Ook zijn er versdieidene artsen hier te lande, die naast de allopathie van de homeopathie gebruik maken. Al deze artsen wordt geen strobreed in de weg gelegd. Nooit is een hunner geverbaliseerd wegens het toepassen van de homeopathische methode, wat toch op zichzelf reeds een bewijs is, dat het toepassen van de homeopathische geneeswijze door de medische dienst van de volksgezondheid volkomen verantwoord wordt geacht. Ware dit niet zo, dan zouden er toch reeds lang maatregelen zijn genomen, waarbij het toepassen van de homeopathische geneeswijze verboden werd. Hiervan is echter geen sprake. Het toepassen van de homeopathische geneeswijze is in ons land evenals in andere landen volkomen geoorloofd. Waar het zo gesteld is, is het toch alleszins redelijk, ja zelfs

noodzakelijk,

dat de medische studenten ook inzake de homeopathie het nodige onderricht ontvangen. Dit is zo logisch, dat het gereserveerde standpunt van de minister, dat noch vlees, noch vis is, ons ten zeerste verbaast. Wanneer de minister de homeopathie als een soort van kwakzalverij zou beschouwen en hij zou de toepassing er van verbieden, dan was hij konsekwent. Men zou het dan te dezen met hem niet eens kunnen zijn, maar wij zouden dan weten waarom het instellen van een homeopathische leerstoel door hem wordt afgewezen. Nu door hem de homeopathie blijkbaar niet als kwakzalverij, doch als een toelaatbare, volkomen geoorloofde geneesmethode wordt beschouwd, zou het toch op zijn weg liggen de medische studenten ook inzake de homeopathie ondenvijs te doen geven.

De afwerende houding van de minister is bovendien zo vreemd, omdat destijds van de zijde der Pieter-Pijl-Stichting is aangeboden, dat men de kosten aan de stichting van zulk een leerstoel verbonden, op zich zou nemen. Van het rijk werden dus geen nieuwe uitgaven gevraagd, maar toch werd de instelling van de desbetreffende leerstoel geweigerd. Wij hebben dit steeds als een groot onrecht aangemerkt en zo denken wij er nog over.

De minister heeft voorts in de memorie van antwoord verwezen naar wat door hem voorheen over deze materie is gezegd, wat hierop neerkomt, dat~ hij subsidies wilde geven voor

wetenschappelijke studies

op het gebied der homeopathie. De minister heeft echter de indruk, zo staat in de memorie van antwoord, dat van homeopathische zijde wordt verzuimd van de geboden mogelijkheden gebruik te maken.

Mijnheer de voorzitter, ook dit antwoord van de minister kan ons allenninst bevredigen. Gtezien het feit, dat artsen vrijelijk de homeopathische geneeskimde mogen toepassen; voorts het feit, dat in landen als de Verenigde Staten, Zwitserland, Duitsland ei', andere landen al jarenlang onderwijs in de homeopathie in universitair verband wordt gegeven, komt het ons onjuist voor het instellen van een desbetreffende leerstoel hier te lande te weigeren. Wat in andere landen — en de door mij genoemde landen zijn toch op medisch gebied allerminst als onderontwikkeld te beschouwen — wel kan, behoeft, ja beter nog, behoort toch in ons land niet geweerd te worden. Een andere kwestie, die wij bij deze afdeling wensen te bespreken, heeft betrekking op de verlaging van de bijdrage ten behoeve van de

studenteneettafels

Het komt ons voor, dat deze maatregel beter achterwege zou kunnen worden gelaten. Het gaat nu om een dubbeltje minder subsidie, maar daarbij zal het niet blijven, aangezien de minister tot algehele afschaffing van de subsidie wil komen. In plaats hiervan wil de minister een groter bedrag besteden ten behoeve van de investering voor de studenteneettafels, n.l. ƒ 800.000, — in plaats van ƒ 300.000, —. Het is echter te vrezen, dat er ten gevolge van de maatregel, die de minister wil nemen en in het vervolg nog van plan is te nemen, steeds minder studenten van de eettafels gebruik zullen gaan maken, wat uit gezondheidsoogpunt wel zeer ongunstig zou kunnen werken. In plaats van het investeringsbedrag met ƒ 500.000, — te verhogen, wat toch voorwaar geen gering bedrag is, komt het ons dan ook veel juister voor de subsidie te brengen op het bedrag van 1957 voordat dit met het oog op de bestedingsbeperking met 10 cent werd verlaagd.

Ten slotte zouden wij de minister met alle nadruk willen verzoeken om het schoolprogramma voor de

Papoealeerlingen,

die het Baudartius-Lyceum te Zutphen bezoeken, te willen vereenvoudigen. Uit de brief, welke wij van een drietal dezer leerlingen namens hen allen ontvingen — de heer Tilanus heeft deze brief geheel voorgelezen — blijkt wel overduidelijk voor welke grote moeilijkheden deze leerlingen staan, doordat zij de Nederlandse taal niet volledig beheersen en dan stukken uit het Frans, Duits en Engels in het Nederlands moeten vertalen.

Wij zijn van oordeel, dat aan de ernstige bezwaren van deze jonge Papoea's, welke bezwaren door de rektor van het lyceum ten volle worden gedeeld, behoort te worden tegemoet gekomen door voor hen het programma te verUchten.

Nadat de minister de sprekers beantwoord had, werd gerepliceerd. Hierbij hield Ir. van Dis de navolgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1961

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1961

De Banier | 8 Pagina's