Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch Hij f Jezus Christus) antwoordde en seide: Het is niet "betamelijk het brood der kinderen te nemen en de hondekens voor te werpen. En zij geide: Ja Heere, doch de hondekens eten ook van de brokskens, die daar vallen van de tafel hunner heren! Mattheüs 15 : 26-27

I.

In de voorbereiding op het te vieren Heilig Avondmaal staan we, hebben we dat althans te doen, altijd weer stil bij de kenmerken van de ware disgenoot, meer dan als het de bediening zijn mag. Terwijl ook bij de dankzegging als een laatste waarschuwing mag worden herzegd wat reeds in de voorbereidingspreek ter onderscheiding en beproeving der geesten is uitgesproken.

Aan deze dingen werd ik eens, alweer jaren geleden, in sterke .mate herinnerd. Des morgens mocht het Avondmaal worden bediend, en des avonds de zogenaamde nabetraohting. Een blik terug én vooruit mocht worden geworpen in verband met de toegerichte dis van 's Heefen genadeverbcnd. Maar toen iemand later opmerkte, dat bij de dankzegging nog scherper had kunnen uitkomen wie al dan niet 'n waardig disgenoot mag heten, moest het antwoord klinken: da.t kan en mag dan zeker gebeuren, maar in de voorbereiding heeft hierop wel het zwaarste aksent en de meeste nadruk te liggen.

Zo is daar op gezette tijden, telkens weer, de avondmaalstijd, en daaraan voorafgaande de voorbereiding op het te bedienen Nachtmaal. Ons gehele leven staat in het teken van de voorbereiding. Immers, de mens gaat naar zijn eeuwig huis. De wekroep weerklinkt ook langs deze weg: „Schik u, o Israël, om uw God te ontmoeten". De oude zuurdesem der zonde en ongerechtigheid dient te worden uitgebannen met schaamte, droefheid en berouw. Het moge voor allen, die de Heere vrezen, in de week van voorbereiding een vlak veld worden tussen God en hun ziel. Daartoe is vereist de aanroeping van des Heeren Heilige Geest: Kom, o HeiUge Geest, wanneer de Zoon van God wil naderen tot Zijn hof (= Zijn kerk). En dat om deze reden, dat er een waardige viering en een gezegende ontmoeting ontsta met betrekking tot het thans verheerlijkt Hoofd der kerk: Jezus Christus. Enkele momenten uit het zo wel­ bekende verhaal van de Kananese vrouw mogen ons bij de voorbereiding thuis tot leidraad strekken. Een heldin komt tot de Heiland. Bewonderen we daarin de trekking van de Vader van Jezus Christus. Ook vóór de uitstorting des Geestes is in Christus de middelmuur tussen Jood en heiden in feite doorbroken. Hoewel, de Heere Christus weet Zich allereerst gezonden voor de verloren schHQen van het huis Israels (vers 24). '

De nood dreef deze vrouw tot Jezus. Zij kermt en roept uit: „Heere, Gij Zoon Davids, ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten!" De demonen en boze geesten waren druk bezig in Jezus' dagen, door middel van allerlei ziekten en kwalen, de mensen de macht van hun overste, de duivel, te doen gevoelen. Smartelijke zaak, wanneer zichtbaar wordt, dat een mens een gewisse prooi, het volledig bezit van satan is. Bezetenheid wil immers zeggen: in bezit zijn van de zielenmoorder van het begin. Deze moeder lijdt daar diep onder. Het ongeluk van haar lieve kind is als was het van haarzelf. Zo is het toch nog bij elke rechtgeaarde vader en moeder? Beter toevlucht in deze geweldige nood dan bij de Zaligmaker is er niet te vinden. Toen niet, en nu evenmin.

Maar er zijn beletselen. De eigen discipelen van Jezus staan dez^ vrouw in haar nood tegen; ze willen dat him Meester haar eenvoudig zal wegjagen. Dat is geen gezelschap overweg. Zo'n schreeuwende vrouw, en dan nog wel een heldin. „Meester, laat haar van U, want zij roept ons na". Het prestige van de discipelen zelf staat daarbij ook nog een weinig op het spel, getuige het vroordje „ons": „zij roept ons na". Ze maakt het gehele gezelschap rondom Christus tx)t een schande. De leerlingen kwamen tot deze vraag, omdat hun Meester almaar zweeg. En zij wisten met dat zwijgen van Jezus eigenlijk geen raad.

Laat Hem toch het voor hen verlossende woord spreken: Ga weg, heldin. Ik wil niets met u te maken hebben!

Als de Heere eindelijk de lippen opent, dan krijgen ogenschijnlijk de discipelen het gelijk aan hun kant, maar de arme Kananese moeder beluistert in deze woorden een bevestiging van haar geloof sgang: hier is d e Helper in de noden, maar niet voor haar. Wat sprak Hij? „Ik ben niet gekomen dan voor de verloren schapen van het huis Israels". Christus is er voor de verlorenen. Dat zegt Hij hier o zo duidelijk. Elders sprak Hij uit: „De Zoon des men­ sen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was". In Hem gaat de oud-testamentische belofte heerlijk waarheid worden: God zoekt het verlorene, het weggedrevene; dat wil Hij redden en behouden voor immer. Deze vrouw wordt er buiten gehouden, aanvankelijk, omdat zij er buiten staat. Beangstigende gewaarwording: er is behoud, maar (nog) niet voor mij. Zal zij het nu opgeven? Zal ze nu terugkeren tot haar kind, en zeggen: de Meester is er. Die helpen kan in alle nood, maar niet voor ons?

St.Maartensdijk

Ds. J. v. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Banier | 8 Pagina's