Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

4 PARTIJVERGADERINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4 PARTIJVERGADERINGEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kort geleden hebben vier partijen, waarvan er drie tot de regeringspartijen behoren, vergaderd. Het zijn de A.R.P., de V.V.D., de P.v.d.A. en de K.V.P. Over elk dezer vergaderingen enkele opmerkingen.

Het Partijkonvent der A.R.P.

De eerstgenoemde vergadering, die der A.R.P., was geen eigenlijke partijvergadering in die zin, dat alle anti-revolutionaire kiesverenigingen daar door afgevaardigden vertegenwoordigd waren. Het was een partijkonvent, bestaande uit afgevaardigden van Kamer- en Statencentrales, het Centraal Comité, te vergelijken met het hoofdbestuur der S.G.P., voorts de leden der Tweede- en Eerste-Kamerfrakties en nog enkele andere instanties. Ook de beide A.R. ministers waren aanwezig.

Voornaamste woordvoerders op dit konvent waren de voorzitter van 'het Centraal Comité, Dr. Berghuis, die met een redevoering opende, en Dr. Bruins Slot, die een uitvoerig verslag uitbracht over het bekende parlementaire gebeuren in december 1960.

Dr. Berghuis merkte onder meer op, dat er uit staacsrechtelijk oogpunt voor minister van Aartsen geen dwingend motief was om naar aanleiding van de motie-Van Eibergen de portefeuillekwestie te stellen. Met andere woorden, genoemde minister en minister Zijlstra hadden niet behoeven af te treden nadat deze motie was aangenomen, omdat het kabinet een extra-parlementair karakter draagt. Uit politiek oogpunt bezien, was daarvoor volgens Dr. Berghuis echter wel reden. De beide genoemde ministers toch nemen in de A.R.P. een vooraanstaande politieke plaats in; zij hadden derhalve op de kandidatenlijst bij de Kamerverkiezing van 1959 een zeer hoge plaats. Daarom, zo zei Dr. Berghuis, was het niet onbegrijpelijk, dat de beide A.R. ministers verklaarden, -dat zij bij vasthouden aan de motie hun politiek gekwalificeerde funktie niet langer zouden ktmnen uitoefenen.

Vervolgens wees Dr. Berghuis er op, dat het huidige kabinet bij de A.R. vrijwel algemene instemming had, al hadden velen liever een kabinet gezien, uitsluitend rustend op, zoals hij zeide, de drie chris- teiijke partijen, waarmede sprejjer kennelijk doelde op de K.V.P., de A.R.P. en de C.H.U., de oude coalitiegenoten dus van vóór de oorlog. Duidelijk liet Dr. Berghuis in zijn rede uitkomen, dat in anti-revolutionaire kringen aan het herstel dier oude koalitie verre de voorkeur vferd gegeven. Dat blijkt wel daaruit, dat hij gewaagde van „w e z e n 1 ij k verdriet" over het feit, dat dit niet mogelijk was geweest. Vergeleken echter met de torede basis, toen dus de K.V.P. met de socialisten, A.R. en C.H. samenging, kon met de huidige kombinatie van R.K., A.R., C.H. en V.V.D. worden ingestemd, omdat in elk geval daarin de drie eerstgenoemden de richting van het regeringsbeleid in sterke mate bepalen.

Hierna merkte Dr. Berghuis op, dat het nu uitgesloten is om tegelijkertijd met een bepaald politiek beleid in haar algemeenheid instemming te betuigen en er in de praktijk voortdurend aan te rommelen. Dit betekent wel niet, aldus Dr. Berghuis, dat men de regering in de praktijk van haar beleid kritiek zou moeten besparen, maar wel, dat men bij het uitoefenen van kritiek behoort af te wegen wat die kritiek waard is in verband met het geheel. Na Dr. Berghuis kwam Dr. Bruins Slot aan het woord. Het is niet doenlijk het door hem uitgebrachte verslag breedvoerig te bespreken, daarom volstaan wij met een enkele belangrijke passage er uit, namelijk die, waarin Dr. Bruins Slot erkende, dat hij en zijn fraktie niet juist gehandeld hadden door het met hun verzet tegen het woningbeleid van minister van Aartsen op een kabinetskrisis te laten aankomen. De bewuste passage luidt als volgt:

„Monr ik reken het mijzelf nu als een beleidsfout aan, dat ik toen niet op de gedachte gekomen ben om schorsing van de beraadslagingen te vragen. De Kerstdagen stonden voor de deur en wij zouden als A.R. bewindslieden en Kamerleden bij elkaar moeten zijn gaan zitten in de Kerstweek, als de emotie wat bekoeld was, om zo samen tot een oplossing te komen. Een oplossing, die Prof. de Gaay Fortman bereikt heeft, zouden wij zelf hebhen moeten bereiken. Dan hadden wij de krisis voorkomen. Gelijk gezegd, ik erken, dat ik hierin tekort geschoten ben en ik heb dat op 4 januari in het openbaar in de Kamer gezegd".

Wij zouden dus kunnen zeggen dat Dr. Bruins Slot zowel in de Kamer als op het anti-revolutionaire partijkonvent het boetekleed heeft aangetrokken. En aangezien de vroegere grote leider der A.R.P., Dr. Kuyper, indertijd heeft gezegd, dat het boetekleed de man niet ontsiert, zal Dr. Bruins Slot denkelijk wel geen nadelige gevolgen van deze affaire voor zijn positie als f raktieleider ondervinden. Ook het kommuniqué, dat door het Centraal Comité na afloop ter beschikking van de pers werd gesteld, geeft alle grond voor de juistheid dezer onderstelling. In dit kommuniqué toch wordt onder meer het volgende vermeld:

„Na een operïhartige diskussie, die op de referaten van de heren Berghuis en Bruins Slot volgde en waaraan velen deelnamen, bleek opnieuw, dat er tussen de A.R. bewindslieden, de A.R. Tweede-Kamerfraktie en de partijleiding geen principiële of persoonlijke meningsverschillen bestaan en dat men met vertrouwen het beleid van het kabinet De Quay in de komende twee jaar tegemoet ziet. Uitdrukkelijk werd bevestigd het vertrouwen in de A.R. Tweede-Kamerfraktie. Het Partij Konvent sprak tenslotte mt, dat de partij eensgezind haar arbeid voortzet".

Tot hiertoe het kommuniqué van het Centraal Comité der A.R.P.

Wel mocht Ds. Zandt van heel die geschiedenis in zijn laatste rede voor de Algemene Vergadering opmei^ken, dat zij niet anders geweest is dan een storm in een glas water.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Banier | 8 Pagina's

4 PARTIJVERGADERINGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1961

De Banier | 8 Pagina's