Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

4 PARTIJVERGADERINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4 PARTIJVERGADERINGEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Congres van de P.v.d.A.

De derde partij vergadering, waarvoor wij thans de aandacht vragen, is het driedaagse kongres van de Partij van de Arbeid, dat kortgeleden te Rotterdam gehouden werd. Het zou niet doenlijk zijn alle op dit kongres ter sprake gebrachte onderwerpen aan te snijden, daar wij dan wel een serie artikelen er aan zouden moeten wijden. Wij zullen ons dus tot slechts enkele onderwerpen bepalen en wel allereerst tot die van het gebruik maken van atoomwapenen. Zoals men weet, zijn er in alle Europese landen, en ook in ons land personen, die er beslist tegen zijn, dat er in een eventuele oorlog gebruik van atoomwapenen zou worden gemaakt. Zij gaan daarbij zelfs zo ver te eisen, dat de landen die over deze wapenen beschikken, zoals Amerika, Engeland en ook Frankrijk de verdere aanmaak dezer wapenen onmiddellijk zouden staken en de bestaande voorraden er van op de een of andere wijze onbruikbaar zouden maken. Over Eusland spreken zij daarbij niet. Dit land mag blijkbaar volgens hen al zijn atoomwapenen houden en met de produktie er van voortgaan, doch de landen van het westelijk halfrond ^loeten ze opruimen.

Hier te lande is het de pacifistische partij, die dit voorstaat. In het verkiezingsmanifest van 1959 dezer partij staat dienaangaande te lezen, dat zij steeds meer het ver- zamelpunt wordt van allen, die inzien, dat socialisme en atoombom onverzoenlijk zijn en dat zij zich o.m. uitspreekt voor „uitdrukkelijke afwijzing van raketbasis en atoombewapening". Deze partij verschilt in dit opzicht dus zonder twijfel met de Partij van de Arbeid, welker program een dergelijke uitspraak niet bevat, terwijl zij zich ook op het laatstgehouden kongres te dezer zake duidelijk heeft uitgesproken. In de resolutie toch, welke op dit kongres in behandeling kwam, werd nadrukkelijk verklaard, dat er van eenzijdige atoombewapening geen sprake kan zijn. De heer Ruygers, lid van de Tweede Kamer voor de P.v.d.A., lichtte dit nog nader toe. Hij zei onder meer, dat het voor de P.v.d.A. onmogelijk is zich op het standpunt van eenzijdige atoombewapening te plaatsen.

Vervolgens verklaarde hij, dat het niet aanging om de kwestie van al of niet eenzijdige bewapening in de P.v.d.A. als een vrije kwestie te beschouwen. Woordelijk sprak hij in dit verband als volgt:

„Laten wij er geen misverstand over laten bestaan, dat een partij, die een derde van ons volk vertegenwoordigt, niet tegelijkertijd voor en tegen de N.A.V.O., voor en tegen eenzijdige ontwapening kan zijn en dat alles als twee gelijkwaardige politieken naar voren kan brengen".

De heer Ruygers, die tot de roomskatholieke werkgroep uit ^ de P.v.d.A. behoort en tevens een'van de drie vice-voorzitters dezer partij is, sprak dus te dezer zake wel zeer duidelijke taal. Een taal, die echter niet bij alle aanwezigen ingang bleek te vinden. Zelfs waren er drie leden van de Tweede Kamerfraktie van de P.v.d.A., namelijk de heren Schurer, Franssen en Koopman, die er tegen op kwamen. Het was hetzelfde drietal, dat bij de behandeling van de laatste defensiebegroting zijn stem had uitgebracht tegen de post, welke op atoomwapens betrekking heeft. Het ligt derhalve voor de hand, dat deze drie heren onmiddellijk begrepen, dat de woorden van de heer Ruygers op hen sloegen. Zij lieten het er dan ook niet bij zitten.

Bij monde van de heer Schurer, die vóór de oorlog als uitgesproken anti-militairist bekend stond, verklaarden zij, dat er in de P.v.d.A. altijd verschillend over dit punt is gedacht. Voorts, dat er op het vorige kongres een kommissie was ingesteld met de opdracht dit vraagstuk te bestuderen, zodat hij het kongres ernstig ontraadde de resolutie te aanvaarden, daar dit zou betekenen, dat het de kommissie onmogelijk werd gemaakt haar taak te volvoeren.

Prof. Schermerhom kon het echter met de heer Schurer niet eens zijn. Evenmin de leider der Tweede Kamerfraktie van de P.v.d.A., Mr. Burger. Deze zei onder meer, dat het ondenkbaar zou zijn, dat de P.v.d.A. aan een kabinet zou deelnemen als zij op een gewichtig punt, zoals de atoombewapening geen duidelijk standpunt zou innemen. Hij had het, zo vervolgde Mr. Burger, nog nooit meegemaakt dat drie leden van de Kamerfraktie zich zo hadden uitgelaten ten aanzien van een belangrijk politiek vraagstuk als door de heren Schurer, Franssen en Koopman was gedaan. Wij zijn, aldus vervolg­ de hij, een onderdeel van de N.A.- V.O. en kunnen derhalve geen eigen beleid voeren.

De heer Schurer echter, die Mr. Burger herhaaldelijk in de rede viel, kwam tegen diens woorden op. Hij wees er op, dat de P.v.d.A. in de verkiezingstijd de mensen met bezwaren tegen de atoombewapening, had verteld, dat er voor hen in de P.v.d.A. plaats was. Hij had dit ook de mensen, die hem over deze kwestie schreven, zelf geschreven, en, zo zei hij op bittere toon: „de kiezers zijn er in getrapt".

Nadat nogmaals de heren Ruygers en Burger hun standpunt als het standpunt der partij hadden verdedigd, werd tot stemming over dit punt over gegaan. Het resultaat was, dat de drie opposanten een zware nederlaag leden, want het gedeelte van de resolutie, dat op de atoombewapening betrekking had, werd met 2876 tegen 147 stemmen en 52 blanco door het kongres aanvaard.

Op het kongres, dat in de vakature ontstaan door het overlijden van de heer Vermeer, het Tweede Kamerlid Suurhoff tot voorzitter der partij koos, werd voorts door Mr. Burger, leider der Tweede Kamerfraktie, een rede gehouden. Eén ding kwam in deze rede wel zeer duidelijk naar voren, namelijk, dat de Partij van de Arbeid o zo gaarne weer van de regering deel zou willen uitmaken. Dat Mr. Burger dit zo duidelijk liet blijken, heeft zijn reden. Wanneer men bedenkt, dat er op het ogenblik wetsontwerpen liggen, waartegen uit de kringen van de regeringspartijen zeer ernstige bezwaren bestaan, dan is het begrijpelijk, dat Mr. Burger daarin een prachtgelegenheid ziet om te kunnen komen tot een vernieuwde samenwerking met de K.V.P. Men denke slechts aan het wetsontwerp inzake de algemene kinderbijslagregeling. Door de K.V.P. wordt dit wetsontwerp van uitermate groot belang geacht, ja, de heer Andriessen verklaarde er zelfs van, dat het voor de K.V.P. een halszaak vormt. Zij heeft namelijk voor de verkiezingen van 1959 aan de kiezers de totstandkoming van een algemene kinderbijslagregeling in uitzicht gesteld, zodat zij zich op dit punt

De partij van Prof. Oud en ook de C.H.U. staan echter beslist afwijzend tegenover het huidige wetsontwerp. Er wordt op het ogenblik wel aan gedokterd om het voor de K.V.P. en de genoemde tegenstanders aanvaardbaar te maken, maar dat is lang geen gemakkelijke zaak. Gelukt het niet om een oplossing te vinden, welke zowel voor de r.k. als voor de V.V.D. en de C.H.U. aannemelijk is, dan is een kabinetskrisis vrijwel onvermijdelijk. Van de P.v.d.A. toch hebben de r.k. in deze geen steun te verwachten.

Deze partij zal alleen bereid zijn Rome een heel eind tegemoet te komen, wanneer de K.V.P. bereid is weer met de P.v.d.A. te gaan samenwerken. Mr. Burger heeft dit in zijn kongresrede niet onduidelijk te verstaan gegeven, toen hij zeide:

„Het wil mij voorkomen, dat de K.V.P. inplaats van te peinzen, hoe zij de kinderbijslagwet met behulp van de Partij van de Arbeid in het Staatsblad kan krijgen, zich beter kan afvragen of haar konservatieve vleugel bereid is een socialistisch alternatief te honoreren".

Volgens de laatste berichten zal het ontwerp-kinderbijslagwet nog vóór het zomerreces door de Tweede Kamer in openbare behandeling genomen worden. Door de regering zijn echter in haar ontwerp geen wijzigingen voorgesteld. De Kamer zal dus zelf de nodige wijzigingen moeten aanbrengen om het aangenomen te krijgen. Of dit zal lukken, valt niet te zeggen. Het is lang niet onmogelijk, dat dit niet het geval zal blijken te zijn met als gevolg, dat de weg gebaand wordt voor een opnieuw samengaan van Rome en rood. Het is echter ook mogelijk, dat de regering eerst de Kamer over het wetsontwerp een uitspraak laat doen. Wordt het verworpen, dan zou zij schorsing der beraadslaging kunnen vragen om daarna het wetsontwerp in te trekken en met een ander wetsontwerp te komen, waarmede de r.k., de V.V.D. en de C.H. zich zouden kunnen verenigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's

4 PARTIJVERGADERINGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's