Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord op vragen van de heren van Dis en Kodde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord op vragen van de heren van Dis en Kodde

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs hebben wij de vragen vermeld van de heren v an Dis en Kodde betreffende de benoeming van een rooms-katholiek tot inspekteur van het lager onderwijs in de inspektie Goes. Hierop is thans het antwoord van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verschenen. Wij zullen dit antwoord laten volgen na eerst nog eens de vragen te hebben weergegeven. De vragen luidden als volgt:

1. Wil de minister mededelen, of er onlangs in de inspektie Goes, omvattend Schouwen en Duiveland, Tholen, St. Philipsland, Oost- Zuid-Beveland en Oost-Zeeuws- Vlaanderen, in de plaats van een protestant een rooms-katholiek tot inspekteur van het lager onderwijs is benoemd?

2. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt, acht de minister deze benoeming dan wel billijk, wanneer in aanmerking genomen wordt, dat zich in deze inspektie 56 scholen met 212 leerkrachten (32 pet.) en 6624 leerlingen (32 pet.) voor openbaar; 60 scholen met 252 leerkrachten (38 pet.) en 7716 leerlingen (37 pet.) voor protestants-christelijk en slechts 41 scholen met 198 leerkrachten (30 pet.) en 6493 leerlingen (31 pet.) voor rooms-katholiek onderwijs bevinden?

3. Is de minister bereid mede te delen welke overwegingen hem er toe hebben bewogen in deze overwegend protestantse inspektie thans een rooms-katholiek in plaats van een protestant te benoemen?

Antwoord van de heer Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen:

1. Bij Koninklijk Besluit van 21 maart 1961 werd in een tiental vakatures bij het schooltoezicht op het lager onderwijs voorzien. Eén van deze benoemingen had betrekking op de inspektie Goes. Als Inspekteur in deze inspektie is met ingang van 1 september a.s. inderdaad een Nederlander benoemd, die katholiek is.

2. De ondergetekende kan niet inzien, waarom deze benoeming niet „billijk" zou zijn. De vragenstellers wijzen er in dit verband op, dat in de betrokken inspektie de aantallen leerlingen bij het protestantschristelijk, het openbaar en het rooms-katholiek lager onderwijs resp. 37, 32 en 31 pet. van het totaal bedragen. Hieruit blijkt, dat deze groepen (waarbij nog dient te worden aangetekend, dat de eerstgenoemde sektor in tegenstelling tot de twee andere geen eenheid vormt) elkaar in grootte niet veel ontlopen. In deze inspektie werden in 't verleden inspekteurs van verschillende overtuiging benoemd. Zo was er van 1 aug. 1924 tot 1 januari 1933 een inspekteur in funktie, die geen uitgesproken voorkeur voor openbaar of bijzonder onderwijs had. Op 1 januari 1933, toen de inspektie Terneuzen werd opgeheven en bij de inspektie Goes gevoegd, werd een rooms-katholiek tot inspekteur benoemd, die op zijn beurt in 1937 door een inspekteur van protestantsen huize werd opgevolgd.

3. De vragenstellers gaan, mede gezien de formulering van vraag 2, er blijkbaar van uit — zoals het lid der Kamer de heer van der Veen dit deed ten aanzien van de hoofdambtenaren van ondergete-

kendes departement — dat het gewenst is, dat de inspekteurs „in de levensbeschouwingen, welke zij aanhangen, en de daarmee samenhangende voorkeur voor openbaar of bijzonder onderwijs, zo goed mogelijk een weerspiegeling vormen van de verhoudingen, die in dit opzicht in de kringen van het onderwijs bestaan". De ondergetekende heeft in zijn antwoord op de vragen van de heer van der Veen op 26 april zijn standpunt ter zake reeds uiteengezet wat betreft de ambtenaren ten departemente. Ten aanzien van de benoemingen van inspekteurs neemt hij in beginsel een zelfde standpunt in, al brengt het nauwe kontakt, dat deze funktionarissen met de scholen hebben, mede, dat in het algemeen zo mogelijk rekening wordt gehouden met de richting van de scholen in de betrokken inspektie. Daar de benoemde funktionarissen voorts vrijwel allen uit het onderwijs afkomstig zijn, is de ondergetekende, anders dan bij departementale funktionarissen, in het algemeen op de hoogte van de voorkeur van de betrokkenen — althans wat betreft hun werkzaamheid als docent — voor bepaalde richtingen van het onderv^ijs. Het zal de vragenstellers bekend zijn, dat de verhouding der leerlingenaantallen bij het lager onderwijs, over het gehele land genomen, in afgeronde getallen de volgende is (gegevens 1960): openbaar 28 pet., protestants-christelijk 27 pet., rooms-katholiek 43 pet., overig bijzonder 2 pet. Wanneer, overeenkomstig de strekking van de gestelde vragen, deze verhouding zou worden gevolgd bij de benoeming van inspekteurs bij het lager onderwijs, zou dit betekenen, dat uit de verschillende sektoren van het onderwijs zouden worden benoemd de aantallen hieronder in kolom 1 aangegeven inspekteurs. In feite zijn de verhoudingen zoals in kolom 2 is aangegeven.

Uit het vorenstaande volgt, dat — indien men de bestaande verhoudingen in het lager onderwijs als uitgangspunt zou nemen — het ongetwijfeld „billijk" zou zijn een iet- , wat andere verdeling bij de inspekteursbenoemingen na te streven. Met name zouden er dan méér rooms-katholieke inspekteurs moeten worden benoemd. Wat hier overigens ook van zij, de ondergetekende is van oordeel, dat ook bij aanvaarding van het hlerbovengenoemde uitgangspunt het in ieder geval nodig is dit met soepelheid toe te passen. Voor hem blijft bij elke benoeming vooropstaan, dat de beste kandidaat moet worden aangewezen. Wanneer er tussen twee gelijkelijk geschikte kandidaten moet worden gekozen, is hij bü inspekteursbenoemingen gewoon zo veel mogelijk met de genoemde verhoudingen rekening te houden. Hij vs^ijst er echter op, dat bij deze benoemingen aan de „zit- tende" insepteurs een zekere voorrang wordt verleend bij de sollicitatie naar opengevallen plaatsen. Zo is de huidige inspekteur te Goes met ingang van september a.s. benoemd in de inspektie Apeldoorn. Op grond van de hierboven uiteengezette redenen is het niet mogelijk altijd in elke inspektie rekening te houden met het zojuist genoemde uitgangspunt. Zo zal het de vragenstellers wellicht interesseren te vernemen, dat in een inspektie, waar de verdeling der schoolbevolking is: openbaar 15 pet., protestants-christelijk 16 pet., rooms-katholiek 67 pet., overig bijzonder 2 pet., als inspekteur iemand is benoemd, die van gereformeerden huize is. De ondergetekende vertrouwt, dat de vragenstellers, wanneer zij de door hen bedoelde benoeming bezien tegen de hierboven geschetste achtergrond, met het door de ondergetekende ter zake gevoerde beleid kunnen instemmen.

P.S. Wegens gebrek aan plaatsruimte konden bovenstaande vragen en antwoorden de vorige week niet opgenomen worden. Op de benoeming van rooms-katholieken ter vervanging van protestanten bij Onderwijs is het ons voornemen nader terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1961

De Banier | 8 Pagina's

Antwoord op vragen van de heren van Dis en Kodde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1961

De Banier | 8 Pagina's